Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda videoconferentie voor landbouw- en visserijministers op 22 februari 2021 (Kamerstuk 21501-32-1275)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1277 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 februari 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 10 februari 2021 over de geannoteerde agenda videoconferentie voor
landbouw- en visserijministers op 22 februari 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1275).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 februari 2021 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 18 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde agenda L&V raad 22 februari 2022 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1275)
De leden van de VVD-fractie constateren wederom dat zij niet kunnen beschikken over
een definitieve agenda van de Landbouw- en Visserijraad. Kan de Minister bevestigen
dat er alleen gesproken zal worden over visserijbeleid zoals opgenomen in de geannoteerde
agenda? Zo nee, wat zijn dan de andere onderwerpen die informeel aan de orde worden
gesteld en waarom zijn deze niet opgenomen in de brief? Deelt de Minister de mening
van deze leden dat het heel vervelend is dat de agenda te laat wordt gedeeld waardoor
de Kamer onvoldoende in staat wordt gesteld om voorafgaand aan de Raad met de Minister
in debat te kunnen gaan? Kan de Minister aangeven welke stappen zij het afgelopen
jaar heeft gezet om deze informatievoorziening op een hoger niveau te brengen?
Antwoord
Er is geen definitieve agenda voor de Landbouw en Visserijraad. De geannoteerde agenda
wordt al op basis van een voorlopige agenda geschreven om uw Kamer op de hoogte te
stellen. De agendapunten op de voorlopige agenda worden pas op een laat moment gepubliceerd
of vastgesteld in de coreper vergadering. De geannoteerde agenda is het afgelopen
jaar vlak daarna naar uw Kamer verzonden. Ik kan bevestigen dat er alleen gesproken
zal worden over visserijbeleid tijdens de videoconferentie. Van de lidstaten die landbouw
en visserij bij verschillende Ministeries belegd hebben, zal alleen de visserijMinister
deelnemen. Het voorzitterschap heeft het aandragen van landbouw gerelateerde agendapunten
daarom ontmoedigd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken met
betrekking tot de Landbouw- en Visserijraad 22 februari 2021 en willen de Minister
nog enkele vragen voorleggen.
I. Agenda videoconferentie
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister over de consultaties
met het Verenigd Koninkrijk. Deze leden vragen zich af hoe het nu staat met de onderhandelingen
met het Verenigd Koninkrijk over de vangstmogelijkheden voor 2021. Kan de Minister
dit toelichten? Wanneer verwacht de Minister dat er een akkoord bereikt wordt?
Antwoord
Er is op dit moment geen overeenstemming over de onderwerpen die op tafel liggen bij
de consultaties. Het VK wil over een beperkt aantal onderwerpen spreken, zoals de
vangstmogelijkheden (total allowable catch, TACs) en niet gequoteerde bestanden in
het Kanaal. De EU wil juist over meer zaken spreken in de consultaties. Bijvoorbeeld
over flexibiliteit tussen vangstgebieden en de uitzonderingen die zullen gelden op
de aanlandplicht. Als hier geen afspraken over zijn, kan er druk komen te staan op
het gelijk speelveld. Daarnaast creëert het een onduidelijke situatie voor de vissers,
die zich moeten houden aan uiteenlopende regelgeving in de verschillende wateren.
Dat is onwenselijk. Ik verwacht dat er na de Raad van 22 februari weer gesproken gaat
worden met het VK over wat er wel en niet in de consultaties behandeld zal worden.
Omdat er nog over zoveel punten gesproken moet worden, verwacht ik niet dat de consultaties
op korte termijn kunnen worden afgerond.
De leden van de CDA-fractie lezen dat België, Polen, Spanje en Frankrijk aangegeven
hebben dat de sociaal-economische aspecten meegewogen moeten worden in de onderhandelingen.
Is de Minister het hiermee eens? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ja. Dat sociaal-economische aspecten moeten worden meegewogen bij het vaststellen
van vangstmogelijkheden is een belangrijk gegeven dat in zowel het Gemeenschappelijk
Visserijbeleid (GVB) als in het meerjarenplan voor de Noordzee is opgenomen. Dat uitgangspunt onderschrijf ik.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Als eerste willen de leden van de GroenLinks-fractie ingaan op de bilaterale consultaties
met het Verenigd Koninkrijk over visserij. Tijdens deze consultaties wordt gesproken
over definitieve vangstmogelijkheden van voor Nederland belangrijke visbestanden.
Ook wordt er gesproken over verschillende technische aspecten die voortvloeien uit
de nieuwe situatie na Brexit. Kan de Minister aangeven welke visbestanden voor Nederland
prioriteit hebben? In hoeverre wordt er rekening gehouden met de duurzaamheid van
deze visbestanden? Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is met betrekking
tot de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk? Wanneer wordt een akkoord verwacht?
Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat er een praktische en doelmatige procedure met
het Verenigd Koninkrijk wordt overeengekomen waarin een duurzame visstand en vissenwelzijn
een rol spelen?
Antwoord
Voor Nederland zijn met name tong, zeebaars, tarbot, horsmakreel, griet, zeeduivel,
Noorse kreeft en roggen in de Noordzee van belang. Mijn inzet is, voor alle bestanden,
dat de vangsthoeveelheden worden vastgesteld op basis van wetenschappelijk advies
van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES). Dit instituut
geeft deze adviezen jaarlijks, waarbij duurzaamheid van groot belang is.
Voor nadere informatie over het proces van de onderhandelingen met het VK verwijs
ik naar het antwoord op de vragen van leden van de CDA-fractie hierboven.
De leden van de GroenLinks-fractie weten dat het systeem van nationale visquota afgesproken
is voor een verantwoorde en eerlijke visserij. Door overnames zijn visrechten van
veel landen echter in handen gekomen van een kleine groep mondiale visgiganten, blijkt
uit een artikel van de Groene Amsterdammer dat 10 februari 2021 verscheen.1 In veel landen spelen visschandalen waar Nederlandse bedrijven bij worden genoemd.
Het komt vaak voor dat vissers hun ruim legen in de zee als ze een school duurdere
vis tegenkomen. Hierdoor zijn de visstanden in de wereld vertekend en staan deze veel
meer onder druk dan de officiële cijfers laten zien. Deelt de Minister de zorgen van
deze leden over dit fenomeen? Kan zij dit toelichten? Ziet de Minister een kans om
tijdens de consultaties dit probleem aan de orde te stellen? Zo ja, hoe wil zij dit
doen? Hoe kan worden voorkomen dat visrechten in handen komen van een kleine groep
visgiganten? In het artikel wordt namelijk ook genoemd dat kleine vissers uit o.a.
het Verenigd Koninkrijk en Bretagne de dupe zijn van de megatrawlers die alle vis
voor hun neus wegvissen. In Namibië zitten lokale vissers zelfs thuis omdat er niets
meer te vangen is. Wat vindt de Minister hiervan? Waarom komt het vrijwel nooit tot
veroordelingen wanneer vissers worden beschuldigd van het dumpen van dode vis in de
zee? Is de Minister het met deze leden eens dat het voor de stand van de vis van belang
is dat dit soort schandalen niet meer voorkomt? Zo ja, wat wil de Minister doen om
te voorkomen dat de visstanden nog meer onder druk komen te staan door dit soort praktijken?
Antwoord
Zoals toegezegd in het notaoverleg op 27 januari 2021 (Kamerstuk 33 450, nr. 113), zal ik uw Kamer voor eind februari een schriftelijke reactie sturen op het artikel
in de Groene Amsterdammer «ze zijn hard op weg de zeeën leeg te plunderen» dat op
27 januari is gepubliceerd. Ik zal daarbij ook ingaan de artikelen die op 10 februari
2021 in de Groene Amsterdammer zijn gepubliceerd «De quota worden duur betaald» en
«Visserij Neerlands trots? Een nationale schandvlek!». De beantwoording van de vragen
van de GroenLinks-fractie over deze artikelen zal ik meenemen in mijn reactie.
Het legen van een ruim om ruimte te maken voor een duurdere soort of hogere kwaliteit
vis, wordt highgrading genoemd. Deze praktijk is reeds verboden en hier wordt toezicht
op gehouden. Dit onderwerp is geen onderdeel van de consultaties met het VK.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
Visserij
Uit recente artikelen in de Groene Amsterdammer blijkt dat er in Europa gesjoemeld
wordt met visrechten en vangstcijfers. 2 In de praktijk schijnen vissers hun vangst uit een ander gebied te halen dan ze op
papier aangeven. Op deze manier kunnen quota voor andere vangstgebieden vrijgehouden
worden. Ook blijkt dat er in de praktijk nog steeds veel vis overboord gaat, omdat
er bijna geen controle op zee is. Problematisch is dat wetenschappers bij het vaststellen
van de quota geen rekening meer houden met het overboord zetten van vis, omdat dit
niet in toegestaan en dus niet meer zou kunnen. Deelt de Minister de mening van de
leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat deze fraude zorgelijk en onacceptabel
is? Kan zij fraude met visrechten, vangstcijfers en aanlandplicht bespreken in Europa
en de uitkomsten delen met de Kamer? Is de Minister bereid te onderzoeken hoe fraude
effectiever opgespoord en aangepakt kan worden? Zo nee, waarom niet? Wat is de stand
van zaken met betrekking tot de implementatie van de aanlandplicht en hoe wordt hierop
gecontroleerd? Is de Minister bereid om in Europa bespreekbaar te maken dat wetenschappers
de quota moeten herzien door een mogelijk percentage van fraude met de aanlandplicht
mee te nemen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met deze leden eens dat fraude
met de aanlandplicht niet mag lonen? Zo ja, kunnen de quota voor 2021 naar beneden
worden bijgesteld, rekening houdend met de fraude met de aanlandplicht? Kan de Minister
aangeven wat de positie van Nederland is met betrekking tot flexibiliteit van quota
tussen gebieden en jaarflexibiliteit, ten behoeve van het meerjarenbeheer van de visbestanden?
Wat zijn de huidige voorstellen voor flexibiliteit van quota tussen gebieden en hoe
wordt het advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES)
hierin meegenomen? Hoe wordt fraude tegengegaan bij flexibiliteit van quota en bij
het meerjarenbeheer van de visbestanden, rekening houdend met de huidige problematiek
van fraude met visrechten en visvangsten?
Antwoord
Zoals toegezegd in het notaoverleg op 27 januari 2021, zal ik uw Kamer voor eind februari
een schriftelijke reactie sturen op het artikel in de Groene Amsterdammer «ze zijn
hard op weg de zeeën leeg te plunderen» dat op 27 januari is gepubliceerd. Ik zal
daarbij ook ingaan de artikelen die op 10 februari 2021 in de Groene Amsterdammer
zijn gepubliceerd «De quota worden duur betaald» en «Visserij Neerlands trots? Een
nationale schandvlek!» De beantwoording van de vragen van de Partij voor de Dieren
over deze artikelen zal ik meenemen in mijn reactie.
De aanlandplicht is volledig geïmplementeerd. Toezicht op de aanlandplicht wordt meegenomen
met de reguliere controles op zee en aan land bij het aanlanden van vis. Overtredingen
op de aanlandplicht zijn met de huidige controlemiddelen echter moeilijk te constateren
en hard te maken. Daarom wordt op Europees niveau gesproken over invoering van Remote
Electronic Monitoring en CCTV voor de controle op de aanlandplicht en werk ik samen
met de andere Noordzeelanden aan het opzetten van een pilotproject voor het testen
en zo nodig door ontwikkelen van een goed controlesysteem met behulp van digitale
technieken. Daarnaast werk ik aan de invoering van de bestuurlijke boete, voor meer
lik-op-stuk beleid, met als doel de handhaving op visserijmaatregelen effectiever
te maken en de nalevingsbereidheid van vissers te vergroten. Bij het vaststellen van
de vangstmogelijkheden wordt zoals bekend het wetenschappelijk advies van de International
Council for the Exploration of the Sea (ICES) als uitgangspunt genomen. In deze adviezen
wordt iedere jaar breed gekeken naar hoe bestanden ervoor staan. Als een bestand er
slecht voor staat – of dat nou door fraude zou zijn, of door andere factoren – wordt
dit weerspiegeld in het advies. Daarom is het niet nodig de vangsthoeveelheden vooraf
naar beneden bij te stellen om rekening te houden met fraude. Dit laat onverlet dat
aanpak van fraude belangrijk is, en fraude niet mag lonen.
Zoals uw Kamer weet sta ik open voor een eenmalige verhoogde jaarflexibiliteit vanwege
de lage benutting door COVID-19. Hierover moet echter nog wel ICES advies worden ingewonnen
door de Europese Commissie. Uiteraard hou ik uw Kamer op de hoogte over dit proces.
Wat flexibiliteit tussen gebieden betreft ben ik in principe geen voorstander van
uitbreiding van de flexibiliteit die nu geldt. Uitgangspunt hierbij is dat de flexibiliteit
laag is en niet tot overbevissing leidt. Het VK heeft bij het vaststellen van haar
tijdelijke vangstmogelijkheden unilateraal een hogere flexibiliteit ingevoerd voor
bepaalde bestanden tussen de Noordzee en het Westen van Schotland. Hierover is, voor
zover ik weet, ICES niet geconsulteerd. Uitgangspunt van de EU is om de flexibiliteit
die al jaren geldt te handhaven. Bij grote veranderingen ben ik van mening dat ICES
geconsulteerd moet worden over de impact op de betreffende visbestanden.
De vraag over hoe fraude wordt tegengegaan bij flexibiliteit van quota en meerjarenplannen,
rekening houdend met de problematiek van fraude met visrechten en visvangsten, heeft
betrekking op de artikelen die gepubliceerd zijn in de Groene Amsterdammer en zal
ik meenemen in de toegezegde reactie.
Ook lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat er nog gesproken zal worden
over de TAC voor schol, kabeljauw, haring, wijting, schelvis en koolvis in de Noordzee.
Hoe zwaarwegend is het ICES-advies bij het vaststellen van de TAC? Is het ICES-advies
voor 2021 voor 100% overgenomen? Zo nee, voor welke soorten is er van afgeweken en
wat is de voorgestelde TAC?
Antwoord
De consultaties met het VK en Noorwegen over de genoemde bestanden bevinden zich in
vergevorderd stadium. Mijn inzet bij deze consultaties is dat voor deze bestanden
het ICES advies wordt gevolgd voor 2021 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1268). Dit advies weegt dus zwaar. Ik kan op dit moment nog niet zeggen voor welke soorten
er wordt afgeweken, omdat er nog geen akkoord is. Als er een akkoord is voor deze
visbestanden zal ik uiteraard uw Kamer informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier