Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen gesteld van de leden Groothuizen, Van Dam en Buitenweg over de rechtsstaat in Polen en de gevolgen voor Nederland
Vragen van de leden Groothuizen (D66), Van Dam (CDA) en Buitenweg (GroenLinks) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de rechtsstaat in Polen en de gevolgen voor Nederland (ingezonden 10 december 2020).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken), mede namens de Ministers voor Basis-
en Voortgezet Onderwijs en Media, van Justitie en Veiligheid, en voor Rechtsbescherming,
en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 17 februari 2021). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1220.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Pools mediabedrijf overgenomen door oliebedrijf in
staatshanden»1 en «Vrije pers in Oost-Europa krijgt nieuwe klap met overname door staatsbedrijf»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de situatie van de media in Polen voor wat betreft pluraliteit en
de mogelijkheid voor journalisten om vrij en veilig hun werk te doen? Deelt u de zorgen
die in bovengenoemde berichten worden geuit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
Polen kent nog altijd vrije media met publieke en commerciële omroepen, en geschreven
pers. Wel is er sprake van een sterk gepolariseerd medialandschap en deze tegenstellingen
zijn de afgelopen jaren alleen maar versterkt. Met mediawetten heeft de regeringscoalitie
meer invloed gekregen op publieke media terwijl commerciële media meestal meer oppositiegezind
zijn. In het landenhoofdstuk over Polen in het Rechtsstaatrapport concludeert de Europese
Commissie dat er een gebrek is aan wettelijke waarborgen die de politieke invloed
op de mediakanalen in Polen beperken. Dergelijke waarborgen hebben betrekking op de
regels inzake belangenconflicten tussen de eigenaren van de media en de regerende
partijen, partijgebonden groepen of politici.
Vraag 3
Op welke wijze monitoren Nederland en de Europese Unie (EU) de toestand van de media
in Polen? Heeft de Europese Commissie voldoende middelen om problemen aan te pakken?
Zo ja, welke? Welke rol kan het rechtsstaatmechanisme daarbij spelen?
Antwoord 3
Eén van de vier pijlers van het jaarlijkse Rechtsstaatrapport dat vorig jaar voor
het eerst verscheen en waarin alle lidstaten, en dus ook Polen, langs de rechtsstatelijke
meetlat worden gelegd, ziet op pluriformiteit en vrijheid van de media. De structurele
dialoog hierover in de Raad biedt de mogelijkheid om eventuele ongewenste ontwikkelingen
ook op dit terrein te bespreken. Daarnaast is er de zogenaamde Monitor voor mediapluriformiteit,
die sinds 2013/2014 op regelmatige basis door het Centrum voor pluralisme van de media
en mediavrijheid wordt bijgehouden en wordt medegefinancierd door de Europese Unie.
De nieuwe rechtsstaatconditionaliteit binnen de EU-begroting ziet op kernaspecten
van rechtsstatelijkheid die in de verordening worden geëxpliciteerd, waaronder de
onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Mediavrijheid valt daar niet onder. Bovendien
moet er in dit instrument een relatie zijn met de financiële belangen van de EU. Daarom
is dit niet het geschikte instrument om de situatie van de media in Polen te adresseren.
Vraag 4
Bent u bekend met incidenten, zoals rechtszaken tegen journalisten of het weigeren
van journalisten bij persconferenties van de overheid? Zo ja, hoe beoordeelt u deze
incidenten?
Antwoord 4
In Polen worden regelmatig zaken aangespannen tegen personen en organisaties op basis
van laster. Deze zaken worden geïnitieerd door zowel de regering als oppositiegezinden.
In dat verband zijn er ook zaken bekend van vervolging van mediabedrijven of journalisten,
specifiek voor laster op basis van artikel 212 van de Poolse strafwet. De internationale
journalistenvereniging Reporters without Borders heeft hier zorgen over geuit. Op
laster staat een maximale gevangenisstraf van een jaar. Alhoewel rechters in deze
zaken voornamelijk oordelen dat rectificatie moet plaatvinden en/of een kleine boete
moet worden voldaan, kan de dreiging van vervolging leiden tot zelfcensuur.
Vraag 5
Welke (juridische) instrumenten heeft de EU als het gaat om de inrichting van het
Poolse medialandschap? Kunt u daarbij ook ingaan op de mogelijkheden die Europese
mededingingsregels bieden, bijvoorbeeld op het gebied van markconcentratie? Zijn deze
beschikbare juridische middelen afdoende? Zo ja, op welke wijze worden deze ingezet?
Zo nee, welke hiaten ziet u en hoe kan daarin worden voorzien?
Antwoord 5
De EU heeft niet veel rechtstreekse bevoegdheden waar het gaat om media. In de Audiovisuele
Mediadienstenrichtlijn is de regelgeving met betrekking tot onafhankelijkheid van
nationale mediatoezichthouders versterkt. De EU waakt verder via de Media Pluralisme
Monitor over de pluriformiteit van de sector. Mediapluriformiteit is ook één van de
vier pijlers in het nieuwe jaarlijkse Rechtsstaatrapport dat vorig jaar september
voor het eerst is gepubliceerd. Daarnaast stimuleert de EU de Europese mediasector
door middel van financiële programma’s en ondersteuningsprogramma’s voor onder meer
digitalisering, zoals blijkt uit het recentelijk gepubliceerde mededeling van de Europese
Commissie Europe’s media in the Digital Decade. In de European Regulators Group for Audiovisual Media Services (ERGA) werken nationale
mediatoezichthouders samen aan onafhankelijke en effectieve naleving van Europese
regelgeving. ERGA heeft in het verleden verklaringen uitgebracht over de situatie
in verschillende lidstaten, waaronder ook Polen. Ten aanzien van de Europese mededingingsregels
geldt ten slotte dat deze specifiek zijn gericht op bescherming van de eerlijke concurrentie,
en niet op andere publieke belangen zoals journalistieke vrijheid.
Vraag 6
Klopt het dat er Poolse mediabedrijven zijn die zijn gevestigd in Nederland? Op welke
wijze assisteert u deze bedrijven bij de problemen die zij ondervinden in Polen?
Antwoord 6
Er zijn in Nederland enkele aanbieders gevestigd die op de Poolse markt gerichte kanalen
verzorgen en daarvoor een toestemming van het Commissariaat voor de Media hebben verkregen.
Daarbij gaat het om Discovery Networks Benelux B.V. en ViacomCBS Networks International
Benelux (voormalig Viacom International Media Networks Benelux) die zich op meer landen
in de EU richten met gespecialiseerde kanalen. Buiten dergelijke pan-Europese mediabedrijven
is het kabinet niet bekend met in Nederland gevestigde Poolse mediabedrijven.
Vraag 7
Hoeveel asielaanvragen van Poolse burgers zijn er in 2020 in Nederland ingediend?
Zijn daar asielaanvragen bij die verband houden met de zorgelijke ontwikkelingen over
de rechtsstaat? Welke trend ziet u daarbij?
Antwoord 7
In 2020 zijn in totaal 10 aanvragen door vreemdelingen met de Poolse nationaliteit
ingediend3. Allereerst is het goed te melden dat de IND niet gestructureerd registreert op het
asielmotief in zijn informatiesysteem INDIGO en derhalve hierover geen informatie
kan worden gegeneerd uit het informatiesysteem. Voorts kan het kabinet gelet op het
zeer beperkte aantal aanvragen niet ingaan op de aard van de zaken omdat die informatie
te herleiden zal zijn tot de individuele aanvragen. Ook is het niet mogelijk om daarbij
van een specifieke trend te spreken, aangezien het aantal zaken daarvoor te beperkt
is.
Vraag 8
Hoe wordt momenteel omgegaan met asielaanvragen van Poolse burgers? Kunt u daarbij
ingaan op de betekenis van het Aznar-protocol? Hoe weegt u de door de Europese Commissie
gestarte inbreukprocedures bij het beoordelen van de vraag of er sprake is van de
uitzonderingssituaties die dit protocol noemt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
Aanvragen van vreemdelingen uit een EU-lidstaat worden in de regel behandeld in een
snelle procedure, aangeduid als spoor 2. De EU-zaken worden behandeld conform het
protocol 24 VWEU (Aznar-protocol) inzake asiel voor onderdanen van lidstaten van de
Europese Unie. Ingevolge dit protocol beschouwen de EU-lidstaten elkaar als veilige
landen van oorsprong. Dat betekent dat aanvragen van EU onderdanen in beginsel niet-ontvankelijk
worden verklaard. Ik verwijs hiervoor ook naar de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State, waarin is vastgesteld4 dat uit het Protocol volgt dat een lidstaat een asielaanvraag van een burger van
de Unie uitsluitend inhoudelijk kan behandelen indien een van de daarin genoemde gevallen
zich voordoet. Een dergelijk geval is het op gang brengen van de procedure genoemd
in artikel 7(1) VEU. Tegen Polen is door de Europese Commissie op 20 december 2017
een dergelijke procedure ingeleid wegens de ernstige zorgen omtrent de onafhankelijkheid
van de Poolse rechterlijke macht, maar dit biedt op zichzelf geen aanleiding om vreemdelingen
uit dat land internationale bescherming te bieden. Het protocol verplicht immers niet
om de aanvraag ontvankelijk te verklaren indien één van de in het Protocol genoemde
gevallen zich voordoet, maar biedt enkel de mogelijkheid daartoe. De lidstaten hebben
derhalve de ruimte een asielaanvraag ook na aanvang van een artikel 7-procedure niet-ontvankelijk
te verklaren. Enkel in uitzonderlijke gevallen kan een lopende artikel 7-procedure
aanleiding geven om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Aan de
hand van de in die zaak naar voren gebrachte omstandigheden wordt door de IND beoordeeld
of sprake is van een dergelijk uitzonderlijk geval. Indien uit de in de zaak naar
voren gebrachte feiten en omstandigheden blijkt dat de zaak zich niet leent voor afdoening
in spoor 2, dan kan de asielaanvraag verder worden behandeld in spoor 4.
Vraag 9
Beschikt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over voldoende relevante informatie
over de situatie in Polen om deze asielaanvragen en eventueel het bestaan van uitzonderingsgronden
onder het Aznar-protocol goed te kunnen beoordelen? Zo nee, hoe kunt u daarin voorzien?
Antwoord 9
Allereerst benadruk ik in algemene zin dat de verklaringen van de vreemdeling de basis
vormen voor de beoordeling. Het is niet in alle gevallen noodzakelijk om landeninformatie
te gebruiken voor een goede beoordeling. De IND beschikt over voldoende relevante
informatie om asielaanvragen van Poolse vreemdelingen te beoordelen. Zo zijn er recente
rapporten beschikbaar van bronnen als de Mensenrechtencommissaris van de Raad van
Europa en het State Department van de Verenigde Staten. Voorts is ook op de site van de Europese Commissie en het
Hof van Justitie informatie te vinden over de inbreukprocedures die zijn gestart door
de Europese Commissie.
Vraag 10
Tegen welke problemen kunnen Poolse burgers die problemen hebben als gevolg van de
rechtsstatelijke problemen in Polen aanlopen, indien zij gebruik maken van het vrij
verkeer van Unieburgers om in Nederland te verblijven? Hoe kunt u deze problemen oplossen?
Antwoord 10
Als Unieburgers hebben Poolse staatsburgers en hun familieleden het recht vrij door
de Unie te reizen en in andere lidstaten zoals Nederland te verblijven. Dit recht
mag in beginsel niet worden beperkt. Het kabinet is er niet mee bekend dat Poolse
burgers momenteel problemen ondervinden bij het uitoefenen van hun recht op vrij verkeer
in Nederland.
Vraag 11
Hoeveel Poolse verdachten en veroordeelden zitten momenteel in Nederland vast als
gevolg van het opschorten van overleveringen door de Amsterdamse rechtshulp? Hoe denkt
u hiermee om te gaan, indien de opschorting langer gaat duren of overlevering (helemaal)
stil komen te liggen?
Antwoord 11
Het Europees Hof van Justitie heeft in zijn uitspraak van 17 december 2020 in de zaken
C-354/20 en C-412/20 PPU geoordeeld dat door Polen uitgevaardigde EAB’s niet automatisch
mogen worden geweigerd. De rechtbank Amsterdam zal zodoende met inachtneming van deze
uitspraak in elk individueel geval een uitspraak moeten doen over de overlevering.
Er bevinden zich in Nederland geen personen meer in overleveringsdetentie uitsluitend
vanwege de omstandigheid dat de overleveringen naar Polen zijn opgeschort in afwachting
van de uitspraak van het Hof van Justitie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.