Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over het melden van telen op zand en/of löss grond door boeren
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het melden van telen op zand en of löss grond door boeren. (ingezonden 9 februari 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 12 februari
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de maatregel dat boeren die mais willen telen op zand- en/of lössgrond
dit uiterlijk op 15 februari moeten melden?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoeveel meldingen, hoeveel percelen en hoeveel hectares inmiddels
zijn aangemeld?
Antwoord 2
Tot en met 11 februari 2021 om 9u ’s ochtends zijn er 12.216 meldingen ontvangen.
Het betreft 45.553 percelen waarvan de totale oppervlakte 115.937 hectare is.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel mais de afgelopen vijf jaar (graag een overzicht per jaar)
geteeld is op zand- en/of lössgronden?
Antwoord 3
In onderstaande tabel is de oppervlakte van het areaal waarop in de afgelopen vijf
jaar maïs is geteeld op zand- en lössgronden opgenomen.
Totale oppervlakte areaal maïs op zand- en lössgronden
2015
172.606
2016
160.828
2017
158.354
2018
159.133
2019
150.248
2020
152.887
Vraag 4
Heeft u onderzoek gedaan naar de extra kosten en of administratieve lasten die de
ondernemer maakt voor deze maatregel? Zo ja, kunt u de uitkomsten met de Kamer delen?
Zo nee waarom niet?
Antwoord 4
In de nota van toelichting van het Besluit van 29 december 2020 tot wijziging van
het Besluit gebruik meststoffen ter uitvoering van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn
dat op 6 januari jl. in het Staatsblad is gepubliceerd (nummer 2021–2) is in paragraaf
3 Effecten bedrijfsleven en overheid ingegaan op de bedrijfseffecten van de maatregel van de aanpassing in de uitrijdperiode
op bouwland voorafgaand aan de teelt van maïs. De berekening van de administratieve
last als gevolg van de voorafgaande melding van de teelt van maïs is toegelicht. Aan
de berekening ligt de gecombineerde opgave van 2019 ten grondslag van landbouwers
die in die jaren maïs hebben geteeld op zand- en lössgronden. Voor de melding wordt
gerekend met 2,5 minuut voor het aanmelden op Mijn RVO, een kwartier voor het verzamelen
van gegevens en 1,2 minuut voor het doorvoeren van het perceelnummer. Daarbij wordt
gerekend met een tarief per persoon per uur van € 37 overeenkomstig de standaard die
voor kostenberekening van landbouwers wordt toegepast. Daarmee komt de totale regeldruk
op € 249.428,-. De reacties in de consultatie zijn aanleiding geweest om in het ontwerpbesluit
de melding van een perceel te kunnen wijzigen, omdat het bijvoorbeeld voorkomt dat
na 15 februari percelen worden geruild. Het is niet mogelijk in te schatten hoeveel
percelen dit betreft, daarom kan de regeldruk van de wijziging van de melding niet
worden berekend. In de paragraaf Overige bedrijfseffecten van de nota van toelichting is de aanpassing van de uitrijdperiode van drijfmest
en vloeibaar zuiveringsslib voorafgaand aan de teelt van maïs voor een landbouwer
kan leiden tot mogelijke aanvullende afzetkosten voor mest. De omvang van deze kosten
is niet te duiden omdat dit per bedrijf kan verschillen.
Vraag 5
Bent u bekend met signalen uit de praktijk dat deze maatregel de uitruil van gronden
tussen akkerbouw en veeteelt bemoeilijkt en er daardoor minder mogelijkheden zijn
voor het verbouwen van «eigen krachtvoer»? Zo nee, bent u bereid om met een aantal
boeren die hier in de praktijk tegenaan lopen in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, ik heb dergelijke signalen ontvangen.
In mijn brief van 18 mei 2020 (Kamerstuk 33 037, nr. 368) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn
2018–2021 (hierna: zesde actieprogramma) gedurende het resterende deel van de looptijd
van dit actieprogramma. Ik heb toen aangegeven dat nog enkele maatregelen zullen worden
doorgevoerd rondom de teelt van maïs op zand- en lössgronden waarbij het principe
van precisiebemesting uitgangspunt is, ook ter beperking van emissies. Voortschrijdend
inzicht als gevolg van wetenschappelijke inzichten en de rechtvaardiging van investeringen
voor de toepassing van rijenbemesting in maïs op zand- en lössgronden per 1 januari
2021 heeft er destijds toe geleid dat ik heb besloten deze maatregel op een andere,
eenvoudigere en minstens even effectieve manier verder uit te werken. Daarom heb ik
toen besloten de uitrijdperiode voorafgaand aan de teelt van maïs op zand- en lössgrond
in te korten. Deze invulling maakt deel uit van een pakket aan maatregelen, zoals
ik in deze brief heb toegelicht.
Van 18 mei 2020 tot en met 15 juni 2020 heeft consultatie van het betreffende ontwerpbesluit
plaatsgevonden waarop eenieder in de gelegenheid is gesteld om hier desgewenst op
te reageren. Van 31 augustus 2020 tot en met 4 november 2020 is het ontwerpbesluit
in het kader van de voorhang aan uw Kamer voorgelegd (Kamerstuk 33 037, nr. 372). Van 6 januari jl. tot en met 3 februari jl. is het Besluit in het kader van de
nahang aan uw Kamer voorgelegd (Kamerstuk 33 037, nr. 382).
Ik ben altijd bereid het gesprek te voeren met boeren over hun ervaringen in de praktijk.
Vraag 6
Deelt u de mening dat door de verplichting van het aanmelden van percelen die gebruikt
worden voor de maisteelt voor 15 februari de flexibiliteit van het bouwplan en het
werk van de boer wordt aangetast? Zo nee, waarom niet en kunt u toelichten hoe boeren
kunnen anticiperen als bijvoorbeeld de weersomstandigheden zo zijn dat aanmelding
van de percelen nog ongewis is?
Antwoord 6
Nee, ik deel uw mening niet. De reacties die gedurende de consultatie op het ontwerpbesluit
zijn gegeven, hebben ertoe geleid dat in het ontwerpbesluit is voorzien in de mogelijkheid
dat percelen die aangemeld zijn voor de teelt van maïs ook weer afgemeld kunnen worden.
Vraag 7
Bent u bekend met het feit dat mais in hetzelfde seizoen soms gezaaid wordt na het
mislukken van een ander gewas op dat perceel, zoals bieten die bevroren zijn en/of
aardappelen die het niet redden, om uiteindelijk geoogst te kunnen worden en bent
u van mening dat dit onder de huidige regels wel of niet is toegestaan? Waarom wel
of waarom niet? Zo niet, bent u bereid dit mogelijk te maken? Zo ja, hoe? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 7
Ja, ik ben hiermee bekend. Zoals in de beantwoording op vraag 6 is aangegeven is erin
voorzien dat de melding die gedaan is waarbij een perceel is aangemeld voor de maïsteelt
weer kan worden gewijzigd.
Vraag 8
Heeft u kennis genomen van de neveneffecten die door deze maatregel zullen ontstaan
en kunt u een reactie geven op de volgende situaties:
– Boeren zullen uit voorzorg meerdere percelen aanmelden voor de maisteelt, waarbij
de percelen die hiervoor niet gebruikt worden op een later tijdstip bemest zullen
worden waarbij een achterstand ontstaat in het bemestingsplan of, als later bemesten
niet kan, waarbij gekozen wordt voor het toedienen van kunstmest en kunt u toelichten
wat in deze situatie de milieuwinst is van deze maatregel in combinatie met het neveneffect?
– Het niet aanmelden van percelen voor maisteelt waardoor er alsnog grasland gescheurd
moet worden en kunt u toelichten wat in dit geval de milieuwinst is?
Antwoord 8
Ja, ik heb kennis genomen van de neveneffecten. Ten aanzien van de eerste situatie
deel ik uw mening niet dat er een achterstand ontstaat. Aangemelde percelen kunnen
worden afgemeld waardoor landbouwers vanaf de datum dat de wijziging wordt doorgegeven
alsnog kunnen bemesten. Ten aanzien van de tweede situatie geldt dat maïs niet geteeld
mag worden indien het perceel niet is gemeld. Dit geldt ook voor percelen die op dit
moment grasland zijn. De situatie waarin grasland wordt gescheurd om toch te kunnen
voldoen aan het gewenste areaal maïs, omdat sommige percelen niet zijn aangemeld zal
zich dus in de praktijk ook niet of nauwelijks voordoen.
Vraag 9
Bent u bekend met mineralenmanagement waarbij boeren continu bezig zijn met de benutting
van mineralen en het halen van milieuwinst en is het u bekend dat veel boeren hier,
al dan niet in collectief verband, via de melkfabriek of voerleverancier mee bezig
zijn en wat vindt u van deze initiatieven? Ziet u ook een steeds grotere bewustwording
van de keuze en het gebruik van vanggewassen en optimale benutting van mineralen?
Zo nee, kunt u dat onderbouwen?
Antwoord 9
Ja, ik ben bekend met dergelijke bestaande initiatieven, zoals de Kringloopwijzer,
en de systemen die bijvoorbeeld in de pilot Slim Bemesten of op Koeien & Kansen-bedrijven
worden ontwikkeld. De voorlopers in de sector, die dit soort managementinstrumenten
ontwikkelen en gebruiken, kan ik alleen maar toejuichen.
Via diverse kanalen is mij opgevallen dat sectorpartijen steeds bewuster en slimmer
met de teelt van een vanggewas omgaan. Zo zijn in korte tijd de vroegrijpe maïsrassen
sterk verbeterd. Ik heb dan ook de verwachting dat het vanggewas in de loop van de
tijd nog effectiever zal bijdragen in de benutting van mineralen.
Vraag 10
Deelt u de mening dat deze maatregel de meerderheid van de boeren treft en de motivatie
van het boeren aantast, terwijl deze maatregel bedoeld is voor de kleine minderheid?
Zo nee, kunt u dat toelichten? Zo ja, welke alternatieven heeft u onderzocht om de
excessen aan te kunnen pakken?
Antwoord 10
Deze maatregel volgt uit de uitvoering van het zesde actieprogramma. In de beantwoording
op vraag 5 ben ik ingegaan op de achtergrond van deze maatregel. Met deze maatregel
is precisiebemesting het uitgangspunt gebleven. Recent is de Nitraatrapportage (Kamerstuk
33 037, nr. 378) aan uw Kamer aangeboden over de periode 2016–2019. Deze rapportage laat zien dat
op meer dan de helft van de landbouwbedrijven in de zand- en lössregio de nitraatconcentratie
te hoog is. Ik deel uw mening dan ook niet dat dit een kleine minderheid betreft.
Vraag 11
Bent u bereid deze maatregel te heroverwegen en boeren de ruimte te geven om flexibel
in te kunnen spelen op de verschillende omstandigheden die een boer niet altijd in
de hand heeft, zoals bijvoorbeeld de weersomstandigheden (op dit moment een stevige
vorstperiode terwijl andere jaren half februari gestart kan worden met het bemesten)?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
In de beantwoording op vraag 5 heb ik de achtergrond bij deze maatregel toegelicht.
Ook heb ik aangegeven dat het Besluit waar deze maatregel deel van uitmaakt is vastgesteld.
De inwerkingtreding bij koninklijk besluit door publicatie in het Staatsblad zal op
zeer korte termijn plaatsvinden.
Vraag 12
Kunt u de HUF-toets met de Kamer delen, dit is de toets die de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA) uitvoert op de handhaafbaarheid, uitvoering en fraudebestendigheid?
Zo nee, is deze toets wel uitgevoerd? Kunt u, indien deze toets niet is uitgevoerd,
aangeven waarom deze niet is uitgevoerd en kunt u de precieze randvoorwaarden delen
wanneer deze toets wel of niet wordt uitgevoerd?
Antwoord 12
Ja, op 9 februari 2021 heb ik de HUF-toets met uw Kamer gedeeld.
Vraag 13
Herinnert u zich uw toezegging dat u de HUF-toets over de drempels in de ruggenteelt
met de Kamer zou delen, gedaan tijdens het debat over de NVWA op 2 februari 2021 waarin
de Kamer kritisch was over het takenpakket van de NVWA, en kunt u aangeven wanneer
deze gedeeld wordt?
Antwoord 13
Ik verwijs naar de beantwoording op vraag 12.
Vraag 14
Kunt u uitgebreid reflecteren op de maatregel rond het melden van telen en de maatregel
zoals het aanbrengen van drempels in de ruggenteelt waarbij u rekenschap geeft van
het vakmanschap van de boer, de administratieve lasten, de uitvoerbaarheid voor de
boer, de handhaafbaarheid van de maatregel, de professionaliteit van de boer, het
mineralenmanagement in relatie tot de milieuwinst en kunt u deze reflectie onderbouwen
met de uitkomsten van een breed praktijkonderzoek in diverse delen van het land?
Antwoord 14
Op 22 december 2017 (Kamerstuk 33 037, nr. 250) heb ik uw Kamer het zesde actieprogramma toegezonden en dit programma is gelijktijdig
conform artikel 5 van de Nitraatrichtlijn bij de Europese Commissie ingediend waarmee
invulling is gegeven aan het mestbeleid voor de periode 2018 tot en met 2021. De invulling
van dit actieprogramma vormde ook de grondslag voor de derogatie. Doel van het actieprogramma
is de verontreiniging veroorzaakt of teweeggebracht uit agrarische bronnen te verminderen
en te voorkomen. Aan de maatregelen in dit actieprogramma lagen de milieuresultaten
ten grondslag. Dit heeft ertoe geleid dat het maatregelenpakket zich onder andere
richtte op waterkwaliteitsproblemen op regionaal en lokaal niveau, samenhangend met
de mate en de aard van het gebruik van stikstof en fosfaat in de landbouw. Dit actieprogramma
is dan ook meer dan de voorgaande actieprogramma’s gericht geweest op specifieke gebieden
en grondsoorten, zoals de zand- en lössregio, teelten, zoals maïs, en landbouwpraktijken.
Naast het stimuleren van de goede landbouwpraktijk was het als gevolg van de milieuresultaten
onvermijdelijk dat verplichtende maatregelen zijn ingevoerd.
Bij de totstandkoming van het actieprogramma heeft veelvuldig overleg met diverse
sectorpartijen plaatsgevonden. In de beantwoording op vraag 5 heb ik toegelicht op
welke wijze uitvoering aan het zesde actieprogramma is gegeven in de resterende looptijd.
Vraag 15
Herinnert u zich eerdere Kamervragen van het lid Lodders (VVD) over het illegaal uitrijden
van mest en het niet opvolgen van meldingen en waarom is er niet gekozen voor het
verbeteren van de handhaving, terwijl uit deze Kamervragen blijkt dat aan diverse
meldingen van het illegaal uitrijden van mest geen opvolging tot handhaving is gegeven
en kunt u toelichten waarom u de keuze maakt voor een extra maatregel in plaats van
het handhaven van de bestaande regels?1
2
3
Antwoord 15
Ja, deze eerdere vragen van het lid Lodders over het illegaal uitrijden van mest herinner
ik mij. Meldingen hierover neem ik zeer serieus en ik heb daarbij in de beantwoording
tevens aangegeven dat er sluitend bewijs moet zijn (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2020–2021, nr. 345). De NVWA verstaat onder het illegaal uitrijden van mest het uitrijden buiten de
toegestane periodes of ten tijde van sneeuw en vorst. Indien dit het geval is, worden
passende maatregelen genomen.
Door de handhavende diensten wordt veel inzet gepleegd in het kader van de Versterkte
Handhavingsstrategie, waaronder ook gebiedsgericht. Over de voortgang in de uitvoering
van deze strategie heb ik uw Kamer en de Europese Commissie bij regelmaat op de hoogte
gesteld (meest recentelijk Kamerstuk 33 037, nr. 373).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.