Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de dwang op commerciële advocatuur om gesubsidieerde rechtsbijstand te gaan verlenen
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de dwang op commerciële advocatuur om gesubsidieerde rechtsbijstand te gaan verlenen (ingezonden 25 januari 2021).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 12 februari 2021).
Vraag 1
Hoeveel waardering heeft u voor sociaal advocaten, die al jaren gedwongen worden voor
een te lage vergoeding hun belangrijke werk te doen?
Antwoord 1
Ik meen dat sociaal advocaten belangrijk werk verrichten met grote maatschappelijke
waarde. Daarom is een van de hoofddoelen van de stelselvernieuwing om betere vergoedingen
te bewerkstelligen voor advocaten en mediators die in het stelsel werkzaam zijn.
Vraag 2
Was uw uitspraak tijdens het algemeen overleg over de gesubsidieerde rechtsbijstand
op 20 januari jl. om de commerciële advocatuur te dwingen gesubsidieerde rechtsbijstand
te gaan verlenen een doordacht plan of heeft u dat ter plekke als idee opgeworpen?1
Antwoord 2
Dit is niet iets nieuws. In de contourennota van 9 november 2018 heb ik reeds aangegeven
dat de strikte waterscheiding in de advocatuur tussen sociaal advocaten en commerciële
advocatenkantoren onwenselijk is en in het verleden ook anders was. Daarbij heb ik
ook vermeld dat ik in gesprek ga met commerciële kantoren om te bezien op welke wijze
zij bij kunnen dragen aan de ontwikkeling van een meer duurzaam stelsel voor rechtsbijstand.
Het uitgangspunt daarbij was en is een grotere solidariteit binnen de beroepsgroep
en het in gezamenlijkheid invulling geven aan de toegang tot het recht van minder
bedeelden. Hoewel op enkele plaatsen initiatieven zijn ontstaan, is een echte structurele
toenadering tot nu toe uitgebleven. Dan is het niet vreemd dat ik een minder vrijblijvende
aanpak ga verkennen.
Vraag 3
Hoe duidt u de kritiek op die uitspraak van u, in het bijzonder in het licht van het
uitblijven van forse structurele investeringen in de gesubsidieerde rechtsbijstand?2
3
4
Antwoord 3
Uit mijn antwoord op vraag 2 blijkt dat ik vooral voor ogen heb dat de gehele advocatuur
een bijdrage levert aan het stelsel. Ik wil met een minder vrijblijvende aanpak commerciële
advocatenkantoren op de bestaande sociale advocatuur een aanvullende bijdrage laten
leveren ten behoeve van een meer solidair stelsel. In mijn antwoord op vraag 4 ga
ik nader in op wat die bijdrage kan behelzen.
Vraag 4
Waarom denkt u zelf dat de commerciële advocatuur tot nu toe niet in de gesubsidieerde
rechtsbijstand inspringt en wat heeft u daar de afgelopen jaren aan gedaan?
Antwoord 4
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2, zijn er al de nodige initiatieven
ontstaan waarbij de commerciële advocatuur een bijdrage levert aan het stelsel. Zoals
het samenwerkingsverband tussen Houthoff en Meesters aan de Maas waarbij stagiaires
van Houthoff een bijdrage leveren aan de rechtsbijstand die wordt verleend door de
toegevoegde advocaten van Meesters aan de Maas.
Daarnaast gaat de Raad voor Rechtsbijstand (Raad) met de innovatievoorziening van
zesmaal € 1 mln. – waarvan € 2 mln. al is uitgetrokken voor de jonge aanwasregeling
– innovatieve ideeën voor de samenwerking tussen commerciële kantoren en sociale advocatuur
stimuleren. De Raad werkt hierbij samen met de NOvA, VSAN, commerciële kantoren, universiteiten
en hbo’s.
De NOvA heeft oud-deken Walter Hendriks als kwartiermaker aangesteld die het komende
jaar samen met commerciële kantoren de reeds ontstane initiatieven verder gaat uitbouwen
en intensiveren.
Graag zou ik dergelijke initiatieven – die nu te sporadisch en op louter vrijwillige
basis plaatsvinden – een steviger fundament willen geven ten behoeve van een meer
solidair stelsel. De bijdrage vanuit de commerciële advocatenkantoren kan op meerdere
manieren worden geleverd. Ik denk bijvoorbeeld aan een bijdrage in de infrastructuur
van kantoren zoals het delen van kennis over bedrijfsvoering, het ter beschikking
stellen van expertise, kennisdeling (o.a. door stages) of de inzet van innovatieve
(ICT) systemen. Ook sluit ik niet uit dat een bijdrage in financiële vorm geleverd
kan worden via bijvoorbeeld het oprichten van een fonds. Daarbij wil ik ook kijken
hoe het in de landen om ons heen is georganiseerd. In België bijvoorbeeld is deelname
aan de gesubsidieerde rechtsbijstand een verplicht onderdeel van de beroepsopleiding.
Dit zou in een behoefte kunnen voorzien, aangezien advocaat-stagiaires van commerciële
kantoren zo procedeerervaring kunnen opdoen en het meer solidariteit creëert binnen
de beroepsgroep.
Vraag 5
Hoe zou dwang of stimulans dat probleem oplossen?
Antwoord 5
Het probleem dat ik zie is dat de bijdrage vanuit de commerciële advocatuur aan het
stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand momenteel te vrijwillig en sporadisch wordt
vormgegeven. Met een minder vrijblijvende aanpak wil ik bewerkstelligen dat commerciële
advocaten meer dan nu het geval is hun steentje gaan bijdragen ten behoeve van de
rechtshulp aan minder draagkrachtige en vaak ook kwetsbare rechtzoekenden.
Vraag 6
In hoeverre denkt u überhaupt dat de expertise van de commerciële advocatuur aansluit
op de behoeften van rechtszoekenden die aanspraak kunnen maken op de gesubsidieerde
rechtsbijstand?
Antwoord 6
Ik wil niets afdoen aan het goede en belangrijke werk dat sociaal advocaten verrichten.
Ik onderken dat het verlenen van rechtsbijstand aan de doelgroep van de Wet op de
rechtsbijstand om andere kwaliteiten en vaardigheden vraagt dan advisering in een
fusietraject of omtrent een merkenrechtelijk geschil. Dat neemt niet weg dat commerciële
advocatenkantoren een waardevolle aanvulling kunnen leveren op de bestaande sociale
advocatuur. Dit kan bijvoorbeeld door best practices en innovaties vanuit de commerciële
praktijk te delen. Uit de enquête van de Raad voor Rechtsbijstand onder sociaal advocaten
is ook gebleken dat sociaal advocaten bepaalde digitale kennissystemen niet gebruiken,
onder meer vanwege hoge kosten. Door het ter beschikking stellen van dergelijke systemen
door commerciële kantoren kan dit bijdragen aan de kwaliteit van de dienstverlening
door sociaal advocaten. Desalniettemin voorziet ook het inzetten van stagiaires van
commerciële kantoren in een wederzijdse behoefte, zoals blijkt uit het voorbeeld van
Houthoff en Meesters aan de Maas genoemd in het antwoord op vraag 4.
Vraag 7
Weet u eigenlijk na al die jaren wel wat het werk van sociaal advocaten inhoudt?
Antwoord 7
Ik meen dat ik me de afgelopen jaren een goed beeld heb kunnen vormen van het werk
van sociaal advocaten.
Vraag 8
Deelt u de mening dat de krimpende groep sociaal advocaten die al ervaring hebben
met gesubsidieerde rechtsbijstand beter in staat zijn om rechtszoekenden die recht
hebben op gesubsidieerde rechtsbijstand bij te staan dan commerciële advocaten die
deze ervaringen missen? Op welke wijze wordt de kwaliteit van de geleverde gesubsidieerde
rechtsbijstand hier beter van?
Antwoord 8
Ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 2 en 6.
Vraag 9
Wie wordt er nu uiteindelijk beter van dit plan, is dat de rechtszoekende (die mogelijk
te maken krijgt met minder kwaliteit en specialisatie), is dat de sociaal advocaat
(waarvoor nog minder zaken overblijven en de vergoeding onverminderd laag blijft)
of is dat de commercieel advocaat (die hier kennelijk ook niet op zit te wachten)?
Antwoord 9
Mijns inziens alle drie, maar bovenal de rechtzoekende.
Vraag 10
Moet de conclusie niet zijn dat helemaal niemand hier beter van wordt? Bent u bereid
dit plan diep weg te stoppen en hier niet meer mee aan de slag te gaan?
Antwoord 10
Neen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.