Schriftelijke vragen : Het bericht ‘Nieuw anti-misdaadteam wekt wrevel bij de politie’ naar aanleiding van de uitgesproken behoefte van de minister tijdens het notaoverleg over politie van 3 februari jl. om hier nader schriftelijk op in te gaan.
Vragen van het lid Yesilgöz-Zegerius (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Nieuw anti-misdaadteam wekt wrevel bij de politie» naar aanleiding van de uitgesproken behoefte van de Minister tijdens het notaoverleg over politie van 3 februari jl. om hier nader schriftelijk op in te gaan. (ingezonden 11 februari 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met bovenstaand artikel?1
Vraag 2
Op basis van welke probleemanalyse is besloten het Multidisciplinair Interventie Team
(MIT) op te richten? Kunt u tevens een toelichting geven op hoe men tot deze analyse
is gekomen?
Vraag 3
Welke knelpunten werden daarbij geïdentificeerd in de bestaande bestrijding van ondermijnende
criminaliteit? Op welke wijze is voorzien dat het MIT op deze knelpunten acteert?
Vraag 4
Welke alternatieven zijn overwogen naast de huidige keuze voor het MIT om operationele
samenwerking van verschillende diensten in te richten om ondermijnende criminaliteit
aan te pakken? Is bijvoorbeeld overwogen de extra financiële middelen in te zetten
ten behoeve van bestaande teams met de taakstelling bestrijding van de ondermijnende
criminaliteit, zoals de Dienst Landelijke Recherche? Wat waren de voor- en nadelen
van deze alternatieven? Waarom is ervoor gekozen verder te gaan met het MIT?
Vraag 5
Wat is de concrete taakstelling voor het MIT en in hoeverre verschilt deze van de
reeds bestaande diensten?
Vraag 6
Wat zijn de concrete, meetbare doelstellingen van het MIT en hoe worden deze gemonitord?
Op welke wijze wordt hierover gerapporteerd richting de betrokken partners en de Tweede
Kamer?
Vraag 7
Hoe verhoudt het MIT zich qua bevoegdheden en doelstelling tot andere teams zoals
de Dienst Landelijke Recherche in de opsporing van ondermijnende criminaliteit? Welke
afspraken zijn gemaakt over de taakverdeling tussen verschillende diensten? Hoe verhouden
verschillende teams zich qua hiërarchie tot elkaar bij het opsporen van ondermijnende
criminaliteit? Hoe verhoudt het MIT zich tot de politie, het Openbaar Ministerie,
de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst, de douane, de Belastingdienst en de Koninklijke
Marechaussee qua bevoegdheden? Is daarbij de wettelijke grondslag voor informatiedeling
tussen deze verschillende organisaties voor het MIT geborgd?
Vraag 8
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het inrichten van het MIT? Hoeveel personeelsleden
hebben zij tot nu toe geworven? Uit welke organisaties zijn deze afkomstig? Wat kan
het MIT deze personeelsleden bieden met betrekking tot primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden
en hoe verhoudt dit zich tot bijvoorbeeld de cao die geldt voor de Dienst Landelijke
Recherche en de salarisschalen die daar worden geboden voor dezelfde functies? Deelt
u de mening dat het onwenselijk is als intern oneerlijke concurrentie ontstaat als
het MIT op basis van veel betere primaire arbeidsvoorwaarden personeel kan werven
uit aanpalende diensten? Wordt er met de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden
ook rekening gehouden met de uiteindelijke ophanging van het MIT? Is al duidelijkheid
onder welk organisatieonderdeel het MIT zal gaan landen en houdt u daarbij nu al rekening
met de arbeidsvoorwaarden?
Vraag 9
Hoeveel vacatures moeten nog worden vervuld bij het MIT? Kan dit worden opgesplitst
per organisatie en expertise? Zijn er afspraken gemaakt met andere diensten waarvan
personeel wordt geworven die door het oprichten van het MIT het risico lopen op onderbezetting
door het oprichten van het MIT? Wordt daarnaast ook rekening gehouden met het effect
van het verlies van de expertise bij de diensten op de reeds lopende operaties? Wordt
erkend dat sommige functies niet eenvoudig opnieuw te vullen zijn en een lange inwerkperiode
vergen waardoor er lacunes kunnen ontstaan en we de bestrijding juist niet versterken?
Welke afspraken staan hierover op papier en kunt u deze met de Kamer delen?
Vraag 10
Wat is de begroting die hierbij hoort?
Vraag 11
Hoeveel zaken zijn er tot nu toe succesvol gestart en afgerond door het MIT? Hoeveel
door het MIT opgestarte zaken lopen er nu? Vindt deze operationele inzet plaats vanuit
het MIT of vanuit de staande organisaties? Indien deze inzet plaatsvindt vanuit de
staande organisaties, welk effect heeft dit dan op de inzet op de zaken binnen deze
organisaties? Oftewel, lopen er nu landelijk meer zaken door de komst van het MIT
of wordt bestaande capaciteit ingezet onder de vlag van het MIT?
Vraag 12
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als het oprichten van het MIT ten koste gaat
van goed functionerende diensten zoals de Dienst Landelijke Recherche en dat dit kan
betekenen dat onze aanpak van ondermijning wordt ondermijnd? Zo ja, wat doet u om
te voorkomen dat het MIT parasiteert op andere diensten en hoe borgt u dat het MIT
daadwerkelijk een toevoeging vormt op de taakstellingen van deze diensten? Zo nee,
waarom niet?
Vraag 13
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Vraag 14
Bent u bereid, gezien de door verschillende betrokkenen gesignaleerde risico’s, om
geen onomkeerbare stappen te nemen met betrekking tot de uitrol van het MIT totdat
de antwoorden in de Kamer zijn behandeld? Zo nee, waarom niet? Wat zou een, tijdelijke,
stop van de ontwikkelingen in de weg staan? Kunt u een onderbouwde toelichting geven?
Indieners
-
Gericht aan
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
Dilan Yeşilgöz-Zegerius, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.