Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Gerven en Leijten over het bericht 'Ontwikkelaar corona-sneltest ontwijkt op grote schaal belastingen'
Vragen van de leden Van Gerven en Leijten (beiden SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Ontwikkelaar corona-sneltest ontwijkt op grote schaal belastingen» (ingezonden 8 oktober 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 februari
            2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 636.
         
Vraag 1 en 2
            
Wat is uw reactie op het bericht «Ontwikkelaar corona-sneltest ontwijkt op grote schaal
               belastingen» en het onderliggende rapport van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen
               (SOMO)?1
               2
Onderschrijft u de onderzoeksresultaten van dit rapport? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1 en 2
            
Het rapport van SOMO vermeldt dat het bedrijf Qiagen op een onwettige manier aanspraak
               op belastingvoordelen zou hebben gemaakt en Nederlandse vennootschapsbelasting zou
               hebben ontweken. Dit terwijl het bedrijf ondertussen subsidies en toelages zou krijgen
               van overheden, onder andere voor de ontwikkeling van sneltesten om het coronavirus
               aan te tonen.
            
De Dienst Testen heeft geen overeenkomsten gesloten met of orders geplaatst bij Qiagen
               die betrekking hebben op sneltesten. De afgelopen maanden zijn vanuit het Ministerie
               van VWS diverse aanbestedingen rondom corona sneltesten gedaan. Bij deze aanbestedingen
               heeft geen gunning aan dit bedrijf plaatsgevonden.
            
Het rapport vermeldt tevens een betrokkenheid van het Dutch Venture Initiative (DVI).
               DVI is een zogenaamd «fund of fund» voor private-equity risicokapitaal en wordt gefinancierd
               door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat via Oost NL en het Europese Investeringsfonds
               (EIF), als verstrekker van risicokapitaal ten behoeve van het mkb in de EU. DVI is
               bedoeld om snelgroeiende innovatieve bedrijven betere toegang tot investeringskapitaal
               te geven en andere private investeerders aan te trekken.
            
DVI is opgericht door PPM Oost (thans Oost NL) en EIF, in de vorm van een SICAR (Société
               d’investissement en capital à risque), naar Luxemburgs recht. DVI investeert in fondsen
               welke investeren in innovatieve snelgroeiende mkb bedrijven met behoefte aan risicokapitaal.
               De investeringen vinden plaats conform de wettelijke regelgeving in de EU en Luxemburg.
               Het aangestelde fondsbeheer en de controlerende autoriteiten zien toe op de marktconforme
               investeringsgedragingen.
            
DVI heeft (indirect) via Gilde Healthcare geïnvesteerd in STAT-Dx, dit bedrijf is
               daarna in een later stadium overgenomen van Gilde Healthcare door Qiagen. In het antwoord
               op vraag 3 en 4 wordt hier nader op ingegaan.
            
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan het
               kabinet niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige en
               daarom niet reageren op deze elementen uit het SOMO-rapport. Op basis van de bevindingen
               beveelt het rapport van SOMO aan transfer pricing mismatches aan te pakken en transparantie
               op belastinggebied te verbeteren. Een reactie op deze aanbevelingen vindt u in het
               antwoord op vraag 9.
            
Vraag 3
            
Wat zijn de concrete bedragen die het Nederlandse Dutch Venture Initiative (DVI) aan
               publieke investering heeft gedaan in het Spaanse bedrijf STAT-Dx, dat sindsdien is
               overgenomen door Qiagen en cruciaal was voor de ontwikkeling van de COVID-19 testkits
               die Qiagen nu verkoopt?
            
Antwoord 3
            
Het is niet mogelijk om informatie te verstrekken over individuele fondstransacties
               anders dan bekend gemaakt door het betrokken investeringsfonds zelf. In dit geval
               kunt u informatie vinden over de STAT-Dx onderneming en de acquisitie door Qiagen
               op de website van Gilde Healthcare https://gildehealthcare.com/portfolio/stat-dx.
            
Vraag 4
            
Waarom stak het DVI geld in een Spaans bedrijf dat vervolgens weer werd overgenomen?
               Zo functioneert het toch vooral als een geldmachine?
            
Antwoord 4
            
Informatie over het investeringsbeleid van de DVI fondsen is publiek beschikbaar via
               https://www.eif.org/what_we_do/resources/dvi/ voor DVI I en via https://www.eif.organ/what_we_do/resources/dvi-II/index.htm voor DVI II
            
Vraag 5
            
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid de transparantie moet verbeteren rondom
               publieke investeringen in de ontwikkeling van vaccins, medicijnen en diagnostische
               tests? Kunt u uw antwoord toelichten?
            
Antwoord 5
            
De Nederlandse overheid is transparant in de publieke investeringen in de ontwikkelingen
               van vaccins, medicijnen en diagnostische tests. Deze gelden lopen veelal via programma’s
               van bijvoorbeeld ZonMw programma, NWO en Health Holland. Deze organisaties zijn transparant
               over de projecten waaraan geld wordt toegekend.
            
Vraag 6
            
Deelt u de mening dat overheidsinvesteringen in diagnostische tests, medicijnen en
               vaccins gepaard moeten gaan met voorwaarden die het publieke belang dienen, zoals
               voorwaarden met betrekking tot betaalbaarheid, toegankelijkheid en het delen van kennis
               en technologie in datapools (zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) COVID-19
               Technology Access Pool dat door de Nederlandse overheid wordt ondersteund)?
            
Antwoord 6
            
Het kabinet deelt deze mening. Recent heeft de Staatssecretaris van EZK, mede namens
               de Minister voor Medische Zorg, een brief over dit thema aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk
               29 477, nr. 662). De maatschappelijke effecten bij publieke financiering van bedrijven hebben nadrukkelijk
               de aandacht en worden waar mogelijk versterkt. Verder blijft het van belang dat we
               ons inzetten voor realisering van de principes voor Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren.
            
Vraag 7 en 13
            
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat producent Qiagen sinds 2010 miljoenen
               euro’s aan belasting heeft ontweken en tegelijkertijd subsidies en toelages ontving
               voor onderzoek en het ontwikkelen van producten? Zo nee, waarom niet?
            
Kunt u toezeggen dat u geen publiek geld meer gaat investeren in bedrijven die belasting
               ontwijken?
            
Antwoord 7 en 13.
            
Op grond van artikel 67 AWR kan het kabinet niet ingaan op de fiscale positie van
               een individuele belastingplichtige.
            
Sinds het uitbreken van de coronapandemie werken veel kleinere en grotere bedrijven
               in de Life Sciences sector aan de productie en ontwikkeling van bestaande en nieuwe
               coronatesten. Innovatieve bedrijven met kennis op dit gebied hebben we hard nodig
               en omvangrijke publieke investeringen om de pandemie het hoofd te kunnen bieden zijn
               daarbij te rechtvaardigen.
            
Dit neemt niet weg dat de aanpak van belastingontwijking een speerpunt is van dit
               kabinet. Het internationaal georiënteerde belastingstelsel, passend bij onze open
               economie, is namelijk onbedoeld aantrekkelijk geworden voor structuren waarmee belasting
               wordt ontweken. De afgelopen jaren heeft het kabinet verschillende maatregelen tegen
               belastingontwijking genomen die reeds in werking zijn getreden of binnen afzienbare
               tijd in werking zullen treden.
            
Het kabinet wil de strijd tegen belastingontwijking en -ontduiking voortvarend voortzetten.
               Om te voorkomen dat Nederland nog langer wordt gebruikt als toegangspoort naar laagbelastende
               jurisdicties en om het risico van belastingontwijking door het verschuiven van de
               (Nederlandse) belastinggrondslag naar laagbelastende jurisdicties te verkleinen, is
               vanaf het begin van dit jaar een conditionele bronbelasting op renten en royalty’s
               in werking getreden. Daarnaast heeft het kabinet aangekondigd per 2024 aanvullende
               maatregelen te nemen tegen dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties.3 Daarnaast draagt dit kabinet bij aan een evenwichtigere belastingheffing van multinationals.
               De aanbevelingen van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals (de Adviescommissie)4 bevatten in dat kader een aantal belangrijke aanknopingspunten voor een robuuster
               stelsel van belastingheffing van multinationals. Het kabinet heeft daarom meteen in
               het Belastingplan 2021 een belangrijke maatregel van de Adviescommissie omgezet in
               wetgeving. Met deze maatregel wordt – kort gezegd – de verliesverrekening beperkt
               in de vennootschapsbelasting. De tweede maatregel die het kabinet treft naar aanleiding
               van het advies van de Adviescommissie betreft een aanpassing in de gevolgen van de
               toepassing van het zogenoemde «arm’s-lengthbeginsel». In het antwoord op vraag 9 zal
               nader worden ingegaan op deze maatregel.
            
Bovendien steunt Nederland internationale initiatieven om tot een verdere gecoördineerde
               aanpak van belastingontwijking te komen. Zo draagt Nederland actief bij om tot internationale
               oplossingen te komen op het gebied van de winstbelasting. In dat kader werkt Nederland
               in het zogeheten «inclusive framework» (IF) constructief en met een positieve grondhouding
               mee aan het zoeken van oplossingen voor een meer evenwichtige belastingheffing van
               multinationals.
            
Vraag 8
            
Wat vindt u ervan dat we voor de ontwikkeling van zoiets cruciaals als de sneltest
               afhankelijk zijn van een bedrijf dat op dusdanig agressieve wijze Nederlandse belasting
               ontwijkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
            
Antwoord 8
            
Op grond van artikel 67 AWR kan het kabinet niet ingaan op de fiscale positie van
               een individuele belastingplichtige.
            
De Dienst Testen heeft geen overeenkomsten gesloten met of orders geplaatst bij Qiagen
               die betrekking hebben op sneltesten. De afgelopen maanden zijn vanuit het Ministerie
               van VWS diverse aanbestedingen rondom corona sneltesten gedaan. Bij deze aanbestedingen
               heeft geen gunning aan dit bedrijf plaatsgevonden.
            
Vraag 9
            
Bent u bereid om de belasting die bedrijven betalen openbaar te maken en de transfer
               pricing aan banden te leggen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 9
            
Om een goede belastingheffing te bevorderen moet een belastingplichtige erop kunnen
               vertrouwen dat de door hem verstrekte, veelal privacygevoelige en vertrouwelijke,
               gegevens en inlichtingen bij de Belastingdienst in goede handen zijn. Daarom bestaat
               de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR. Relevant hierbij is dat de geheimhoudingsplicht
               niet geldt voor bedrijven zelf. Multinationals kunnen hun belastinggegevens openbaar
               maken. Steeds meer bedrijven maken van deze mogelijkheid gebruik, bijvoorbeeld door
               het toepassen van de Global Reporting Initiative (GRI) standaard. Het toepassen van
               de GRI-standaard is geheel vrijwillig. Deelnemende organisaties die de GRI-standaard
               toepassen, rapporteren informatie die zeer vergelijkbaar is met de informatie die
               is opgenomen in de OESO country-by-country (CbC) rapport. Daarnaast geldt op dit moment
               voor multinationale ondernemingen met een geconsolideerde opbrengst vanaf € 750 miljoen
               een aanvullende documentatieverplichting: de CbC-rapportage. Deze ondernemingen moeten
               jaarlijks een landenrapport aanleveren bij de belastingdienst in het land waarvan
               zij fiscaal inwoner zijn, met daarin onder andere informatie over de winsten en de
               betaalde belastingen in de verschillende belastingjurisdicties. Deze landenrapporten
               worden vervolgens uitgewisseld tussen de belastingdiensten van de verschillende staten.
               Er bestaat in de EU discussie over de wenselijkheid om deze bedrijven te verplichten
               tot het publiceren van deze landenrapporten, openbare CbC genoemd. Het kabinet is
               voorstander van openbare CbC rapportage. Een unilaterale maatregel op dit punt zou
               echter de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven kunnen benadelen. Het kabinet
               zet zich daarom in om in internationaal verband tot afspraken te komen om dit te bereiken.
               Daarnaast is het kabinet bereid om, conform de motie Snels5, onderzoek te doen naar een verplichting voor grote bedrijven de commerciële winsten
               in Nederland te rapporteren.
            
Bij transfer pricing gaat het om het vaststellen van zakelijke verrekenprijzen voor
               transacties tussen gelieerde maatschappijen. Voor transacties tussen twee gelieerde
               maatschappijen geldt dat op grond van het zakelijkheidsbeginsel (het arm’s-lengthbeginsel)
               deze dienen plaats te vinden tegen voorwaarden zoals die ook tussen ongelieerde partijen
               bij vergelijkbare transacties worden gehanteerd. Dit houdt in dat ook voor transacties
               binnen een concern een zakelijke prijs in rekening dient te worden gebracht. Het centrale
               beginsel is hierbij het zogenoemde «arm’s-lengthbeginsel». Het arm’s-lengthbeginsel
               houdt in dat afzonderlijke vennootschappen die binnen een concern met elkaar transacties
               aangaan, daar ook zakelijke prijzen voor betalen. Dit is met name relevant in internationale
               situaties. De ene groepsvennootschap die een bepaalde dienst of product koopt kan
               de zakelijke kosten aftrekken, terwijl bij de andere groepsvennootschap (die een bepaalde
               dienst levert of product verkoopt) de corresponderende bate in aanmerking wordt genomen.
               Op deze wijze behalen groepsvennootschappen een zakelijke winst, die in het land waar
               die vennootschappen hun activiteiten verrichten in de belastingheffing wordt betrokken.
               De verrekenprijsregels beogen daarmee dus te voorkomen dat belastingplichtigen naar
               willekeur winsten tussen landen kunnen verschuiven. De meeste landen volgen bij de
               uitleg van de verrekenprijsregels de OESO-richtlijnen, maar er bestaan desondanks
               verschillen in de interpretatie en toepassing van het arm’s-lengthbeginsel. Omdat
               het arm’s-lengtbeginsel verschillend of niet toegepast wordt, kunnen in internationale
               situaties verschillen («mismatches») ontstaan. Om deze mismatches weg te nemen zal
               het kabinet – in het voorjaar – een afzonderlijk wetsvoorstel aan uw Kamer aanbieden.
               Met deze maatregel wordt – in lijn met de aanbevelingen van de Adviescommissie – deze
               vorm van belastingontwijking voorkomen en loopt Nederland internationaal meer in de
               pas.
            
Vraag 10
            
Heeft het vestigen van het hoofdkantoor van Qiagen in Nederland fiscale redenen gehad?
Antwoord 10
            
Een bedrijf kan om verschillende redenen besluiten zich in een land te vestigen. Het
               vestigingsklimaat van een land is daarbij van belang. Het vestigingsklimaat bestaat
               uit verschillende elementen, waaronder de beschikbaarheid van personeel, een goed
               opgeleide beroepsbevolking, een goede en betrouwbare fysieke en digitale infrastructuur,
               efficiënte en voorspelbare regelgeving, en het belastingstelsel. Het kabinet heeft
               geen inzage in de beweegredenen van een individueel bedrijf om zich in Nederland te
               vestigen.
            
Vraag 11
            
Is er een ruling afgegeven aan Qiagen? Zo ja, kunt u de details hiervan openbaar maken?
Antwoord 11
            
Op grond van artikel 67 AWR kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele
               belastingplichtige.
            
Vraag 12
            
Heeft Qiagen een beroep gedaan op de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)-regeling
               of andere vormen van coronasteun? Zo ja, kunt u de details hiervan openbaar maken?
            
Antwoord 12
            
Als een bedrijf voldoet aan de voorwaarden dan kan het NOW aanvragen. Voor informatie
               over de NOW-aanvragen verwijzen wij naar de reeds gepubliceerde NOW-registers6. Naast de NOW-regeling zijn er tal van andere vormen van coronasteun, waarmee het
               kabinet grote en kleine ondernemingen helpt. Wij kunnen niet uitsluiten dat van één
               van deze vormen van steun gebruik gemaakt is.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.