Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Brenk over het bericht 'Pensioenen AVH toch naar PGB, ondanks tweede rechtszaak'
Vragen van het lid Van Brenk (50PLUS) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Pensioenen AVH toch naar PGB, ondanks tweede rechtszaak» (ingezonden 5 januari 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 4 februari
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Pensioenen AVH toch naar PGB, ondanks tweede rechtszaak»?1
Antwoord 1
Ja, dat ben ik.
Vraag 2
Wat is in het algemeen uw oordeel over de wijze waarop er is omgegaan met de rechten
van de deelnemers bij de voorgenomen collectieve waardeoverdracht van pensioenfonds
voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel (AVH) aan Pensioenfonds PGB?
Antwoord 2
In algemene zin vind ik het als medewetgever van belang dat bij zo’n belangrijk besluit
als collectieve waardeoverdracht (CWO), in verband met de voorgenomen liquidatie,
zowel de overdragende als de ontvangende pensioenuitvoerder de geldende wettelijke
waarborgen in acht nemen. Die waarborgen zijn er immers niet voor niets; zij hebben
tot doel de belangen van alle groepen betrokkenen te beschermen. Tot die waarborgen
behoren tenminste de wettelijke eisen uit de Pensioenwet inzake medezeggenschap door
een verantwoordingsorgaan (VO) en zorgvuldige besluitvorming. Ik begrijp dat de Ondernemingskamer
in het geval van AVH op 23 december 2020 heeft geoordeeld dat het bestuur in redelijkheid
heeft besloten tot de CWO, ondanks het negatieve advies van het VO.2
Vraag 3
Deelt u de mening dat de medezeggenschap in deze kwestie zeer gebrekkig is verlopen
en dat hierdoor het vertrouwen van deelnemers ernstig wordt beschadigd? Indien nee,
waarop niet?
Antwoord 3
Ik vind het jammer dat er een geschil is ontstaan tussen het bestuur en het VO van
AVH over de naleving van de regels voor medezeggenschap inzake deze CWO. En dat het
VO zich genoodzaakt zag dit geschil aan de rechter voor te leggen. Liever had ik gezien
dat de gang naar de rechter niet nodig was geweest. Maar geschillen kunnen ontstaan
en daarvoor is de route naar de rechter beschikbaar.
Vraag 4
Klopt het dat de Onderneming skamer in november nog heeft geoordeeld dat het pensioenfonds
AVH de overeenkomst met PGB voor een collectieve waardeoverdracht moest «intrekken
en ontbinden»?
Antwoord 4
Ja, althans de Ondernemingskamer sprak op 5 november 2020 uit dat het pensioenfonds
AVH niet in redelijkheid heeft besloten tot het aangaan van de overeenkomst van CWO
met PGB.3 En dat het bestuur van AVH haar besluit daarom diende in te trekken en de gevolgen
ongedaan diende te maken.
Vraag 5
Vindt u het acceptabel dat het oordeel «intrekken en ontbinden» er in de praktijk
toe heeft geleid dat er «onder stoom en kokend water» een nieuwe overeenkomst is afgesloten
welke direct per 1 januari van dit jaar ingaat?
Antwoord 5
Het bestuur van elk pensioenfonds heeft de verantwoordelijkheid zorg te dragen voor
evenwichtige besluitvorming over de pensioenaanspraken en -rechten van alle groepen
deelnemers en pensioengerechtigden. Een belangrijke in acht te nemen wettelijk eis
is dat het bestuur van een pensioenfonds in geval van een voorgenomen CWO het advies
van het VO op een zodanig tijdstip aanvraagt dat het advies van het VO nog van wezenlijke
invloed kan zijn op het besluit tot CWO. De rechter toetst of het bestuur in redelijkheid
heeft besloten. Ondanks het negatieve advies van het VO zag de rechter in de tweede
zaak kennelijk geen aanleiding de CWO te verbieden.
Vraag 6
Deelt u de mening dat inspraak en medezeggenschap volkomen tandeloos zijn als een
afwijzing van een overeenkomst, gesteund door een snoeihard oordeel van de Ondernemingskamer,
niet eens leidt tot enige vertraging van het proces? Indien nee, waarom niet?
Antwoord 6
Inspraak en medezeggenschap kunnen niet functioneren als een bestuur van een pensioenfonds
nalaat om überhaupt het VO zoals wettelijk voorgeschreven om advies te vragen, als
het bestuur het advies zo laat aanvraagt dat het van geen wezenlijke invloed meer
kan zijn op het te nemen besluit of als het bestuur een negatief advies ongemotiveerd
terzijde legt. In tweede instantie bleek dit niet het geval. Het bestuur van een pensioenfonds
mag afwijken van een negatief advies van een VO, zoals in dit geval ook is gebeurd.
Het bestuur mag daarbij voortvarend optreden en moet uiteraard wel motiveren waarom
het afwijkt. Op grond van artikel 217 van de Pensioenwet heeft een VO altijd nog het
recht om beroep in te stellen bij de Ondernemingskamer tegen dit besluit, zoals in
dit geval ook is gebeurd.
Vraag 7
Deelt u de mening dat deze collectieve waardeoverdracht, na afwijzing door het verantwoordingsorgaan
«er toch nog in een noodvaart doorheen is gejast»? Indien nee, waarom niet?
Antwoord 7
Als medewetgever ben ik systeemverantwoordelijk. Ik vind het daarom belangrijk dat
de wettelijke waarborgen belangen beschermen. Deelnemers met aanspraken op een uitkering,
uit hoofde van een uitkeringsregeling met een indexatie-ambitie, zoals hier het geval
is, hebben per definitie te beschermen belangen. Als een pensioenfonds die aanspraken
collectief meent te moeten overdragen aan een andere pensioenuitvoerder, moet die
overdracht plaatsvinden met inachtneming van de spelregels die van toepassing zijn.
Aan die wettelijke spelregels moet een overdragende pensioenuitvoerder zich uiteraard
houden. Vindt een VO dat de medezeggenschap geen recht is gedaan, staat de gang open
naar de Ondernemingskamer, die de besluitvorming toetst op redelijkheid. Dit systeem
van wettelijke waarborgen, aangevuld met rechterlijke toetsing, moet afdoende bescherming
kunnen bieden aan deelnemers en pensioengerechtigden met te beschermen belangen. In
dit geval hebben de wettelijke waarborgen gefunctioneerd en heeft de rechter tot tweemaal
aan toe de werking van deze waarborgen getoetst.
Vraag 8
In welke situaties is het toegestaan dat het bestuur van een pensioenfonds de advocaat
van het verantwoordingsorgaan ontslaat? Deelt u de mening dat er in deze zaak geen
enkele rechtsgrond was voor het bestuur om de advocaat van het verantwoordingsorgaan
te ontslaan?
Antwoord 8
In de Pensioenwet is geregeld dat kosten voor het voeren van rechtszaken door het
VO ten laste komen van het pensioenfonds indien deze kosten noodzakelijk zijn voor
de vervulling van de taak van het VO en het pensioenfonds vooraf op de hoogte is gesteld
van de te maken kosten. Ik constateer dat er een geschil is ontstaan tussen het bestuur
en het VO over de inschakeling van juridische bijstand door een advocaat. Een dergelijk
geschil kan zich voordoen en kan aan de rechter worden voorgelegd. In de procedure
die het pensioenfonds voerde tegen de advocaat van het VO oordeelde de rechter dat
het bestuur zeer terughoudend dient te zijn met het weigeren van die bijstand en de
daaraan verbonden kosten. Het VO moet aanzienlijke financiële ruimte krijgen om te
kunnen adviseren over bijvoorbeeld een CWO in verband met een liquidatie, mede op
basis van bijstand van deskundigen.4
Vraag 9
Deelt u de conclusie dat de medezeggenschap bij deze collectieve waardeoverdracht
naar de geest van de wet inzake medezeggenschap, niet goed verdedigbaar meer is? Indien
nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het systeem van beschermende normen en toetsing door de rechter heeft wat mij betreft
gewerkt. Er was een meningsverschil tussen het VO en het bestuur van AVH. De rechter
heeft twee keer getoetst of het bestuur correct, dat wil zeggen met inachtneming van
de wettelijke waarborgen, heeft besloten over de CWO. Het VO van AVH mocht negatief
adviseren evenzeer als het bestuur mocht besluiten tot CWO, zelfs in afwijking van
de negatieve adviezen mits gemotiveerd.
Vraag 10
Kunnen deze vragen uiterlijk een dag voorafgaand aan het algemeen overleg pensioenonderwerpen
(van 21 januari) worden beantwoord?
Antwoord 10
Mijn antwoorden zijn zo snel mogelijk gegeven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.