Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuzu over het bericht 'Eerst Assads strijder, nu asiel in Nederland'
Vragen van het lid Kuzu (DENK) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Eerst Assads strijder, nu asiel in Nederland» (ingezonden 18 december 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 1 februari
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1253.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht waar het onderzoek wordt gepresenteerd over de aanwezigheid
en dreiging van sympathisanten en misdadigers van het Assad-regime in Nederland met
de titel «Eerst Assads strijder, nu asiel in Nederland»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de grote zorgen over de aanwezigheid en dreiging van sympathisanten en misdadigers
van het Assad-regime in Nederland? Zo ja, welke stappen bent u bereid te zetten om
dit probleem aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De mogelijkheid dat er sympathisanten en misdadigers van het Assad-regime in Nederland
rondlopen is zorgelijk. Het uitsluiten van bescherming en uitzetten of vervolgen van
plegers van internationale misdrijven, waaronder oorlogsmisdrijven, die zich in Nederland
bevinden, heeft een continue hoge prioriteit in zowel de strafrecht- als de asielketen.
Nederland mag geen vluchthaven zijn voor personen die zich schuldig hebben gemaakt
aan deze ernstige misdrijven. Het 1F-beleid is er dan ook op gericht plegers van oorlogs-
en andere internationale misdrijven te identificeren en deze groep rechtmatig verblijf
in Nederland te onthouden. Er is intensieve samenwerking tussen de asiel- en de strafrechtketen
om, waar mogelijk, personen met een 1F-status strafrechtelijk te vervolgen. Hierover
wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd met de Rapportagebrief Internationale
Misdrijven.
Dit kabinet hecht grote waarde aan de strijd tegen straffeloosheid voor internationale
misdrijven. Het opsporen en vervolgen van deze misdrijven is een uiterst complexe
zaak en vergt vaak uitgebreid onderzoek. Zowel bewijsvoering als bewijsvergaring voor
deze misdrijven is lastiger dan voor commune delicten. Om deze ingewikkelde taak het
hoofd te bieden, is de vaste formatie van het Team Internationale Misdrijven van de
politie onlangs nog uitgebreid van 32 naar 43 FTE.2 Hiermee wordt structureel voorzien in de benodigde specialistische- en opsporingsbevoegde
capaciteit die de aanpak van deze zeer ernstige misdrijven vergt.
Voor een gedetailleerde uiteenzetting van de verschillende stappen die de Nederlandse
overheid neemt verwijs ik u naar de meest recente rapportagebrief internationale misdrijven.3
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de constatering van het NRC, dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst
drie handlangers van het Syrische regime een verblijfsvergunning heeft verleend en
dat enkele Syriërs vanuit Nederland nog contacten onderhouden met het regime van Assad?
Antwoord 3
Ik kan niet ingaan op deze individuele zaken of personen. In het algemeen kan ik u
over 1F-onderzoeken mededelen dat dit altijd een individuele beoordeling betreft en
uitgebreid juridisch onderzoek inhoudt. Niemand wordt door de IND op basis van één
eigenschap, één melding, of één foto aangewezen als oorlogsmisdadiger. Alleen op basis
van grondige analyse van achtergrond en context en de aannemelijkheid van ernstige
vermoedens dat iemand persoonlijke misdrijven heeft gepleegd of gefaciliteerd, kan
de IND oordelen dat een persoon dient te worden uitgesloten van de bescherming van
het Vluchtelingenverdrag.
Vraag 4 en 5
Was u op de hoogte van de aanwezigheid van sympathisanten en misdadigers van het Assad-regime
in Nederland? Zo ja, waarom is er niet tot vervolging overgegaan? Zo nee, welke gevolgen
heeft dat voorde verblijfsvergunningen die reeds zijn verleend?
Bent u bereid de handlangers van het Syrische regime te vervolgen en te berechten
binnen de kaders van de rechtstaat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 5
Zoals reeds aangegeven kan ik niet ingaan op individuele zaken. Wel kan ik u in algemene
zin mededelen dat alle meldingen en signalen die wijzen op mogelijke internationale
misdrijven zoals omschreven in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, serieus worden
genomen en indien daar voldoende aanleiding toe bestaat ook nader worden onderzocht.
Zoals bij de beantwoording van vraag drie is aangegeven houdt een 1F-onderzoek altijd
een individuele beoordeling en zorgvuldig juridisch onderzoek in. Dat geldt uiteraard
ook voor 1F-onderzoeken naar personen die reeds een verblijfsvergunning hebben. Volledigheidshalve
kan ik u mededelen dat zich tussen de Syrische asielzoekers die 1F tegengeworpen hebben
gekregen ook personen bevinden die oorlogsmisdrijven hebben gepleegd terwijl zij onderdeel
uitmaakten van het leger of het Assad-regime.
Voordat tot vervolging kan worden overgegaan moet eerst een strafrechtelijk onderzoek
plaatsvinden. Zowel het OM als de politie heeft daarom gespecialiseerde teams die
zich uitsluitend bezighouden met de opsporing en vervolging van deze misdrijven. Zij
zullen strafrechtelijk onderzoek instellen op basis van de Wet Internationale Misdrijven
in geval er mensen zich in Nederland bevinden, er een concrete verdenking bestaat
dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan internationale misdrijven en er voldoende
reëel perspectief op succesvolle opsporing en vervolging bestaat.
Niet elke aanwijzing is echter voldoende om ook te kunnen spreken van een strafrechtelijke
verdenking die de start van een strafrechtelijk onderzoek rechtvaardigt. Dit vergt,
net als andere meldingen die bij het Team Internationale Misdrijven worden gedaan,
nader onderzoek naar ondersteunend bewijs, veelal in de vorm van getuigenverklaringen.
Mede om die reden zijn opsporingsonderzoeken naar internationale misdrijven (genocide,
oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid, foltering, gedwongen verdwijning,
agressie) in de regel complex en zeer tijdrovend.
Vraag 6 en 7
Aan de hand van welke criteria zijn de mensen beoordeeld waarvan de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid afgelopen zomer heeft laten weten 12.570 dossiers van Syrische
vluchtelingen opnieuw te hebben beoordeeld op een «ernstige vermoeden van internationale
misdrijven» en waaruit bij slechts één persoon voldoende aanwijzingen gevonden zijn
om de verblijfsvergunningen in te trekken?
Bent u bereid een onderzoek te starten naar de aard en omvang van aanwezigheid van
sympathisanten en misdadigers van het Assad-regime in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6 en 7
De herbeoordeling zoals bedoeld in de brief van 30 juni 2020 betrof een projectmatige
herbeoordeling van álle dossiers die aan de volgende criteria voldeden:
– mannen met de Syrische nationaliteit;
– die een asielaanvraag hebben gedaan in de periode januari 2011 tot januari 2016; en
– die op het moment van de asielaanvraag tussen de 17 en 35 jaar oud waren.
Bij de herbeoordeling is gekeken naar signalen die wijzen op betrokkenheid bij misdrijven
zoals omschreven in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Ik verwijs voor verdere
informatie over deze herbeoordeling naar de Kamerbrief van 30 juni 2020.
Omdat er recent al een grootschalige herbeoordeling van Syrische asielzoekers aan
de hand van bovenstaande criteria heeft plaatsgevonden zie ik momenteel geen aanleiding
om een nieuw onderzoek te starten.
Vraag 8 en 9
Bent u ervan op de hoogte dat de aanwezigheid van misdadigers/sympathisanten van het
Assad regime tot onrust bij de Syrische gemeenschap in Nederland leidt, gezien deskundigen
schatten dat er in Nederland enkele tientallen Syriërs verblijven die door het regime
zijn ingezet om demonstranten in elkaar te slaan, burgers te martelen of te vermoorden?
Bent u bereid het gesprek aan te gaan met maatschappelijke organisaties die beschikken
over de juiste kennis en expertise, om dit probleem te verhelpen? Zo ja, kent u deze
maatschappelijke organisaties?
Antwoord 8 en 9
Ik begrijp dat de mogelijke aanwezigheid van misdadigers/sympathisanten van het Assad
regime in Nederland tot onrust bij de Syrische gemeenschap kan leiden. Dit is dan
ook de voornaamste reden voor het Nederlandse 1F beleid. Het doel is om slachtoffers
van internationale misdrijven bescherming te bieden en om te voorkomen dat de daders
straffeloos in Nederland kunnen verblijven. Zie ook mijn antwoord op vraag 2. In deze
procedures wordt reeds gebruik gemaakt van de kennis van verschillende organisaties
en experts.
Ook voor de strafrechtelijke aanpak van internationale misdrijven kunnen non-gouvernementele
organisaties een belangrijke rol spelen omdat zij vaak over een goede informatiepositie
beschikken. Zoals in de rapportagebrief internationale misdrijven 2018 is aangegeven
wordt door het OM en de politie nauw samengewerkt met dit soort organisaties omdat
zij vaak direct toegang hebben tot documenten en getuigen die waardevol bewijs kunnen
leveren voor een strafrechtelijk onderzoek.4
Vraag 10
Bent u bekend met het VN-Vluchtelingenverdrag, dat Syriërs de mogelijkheid geeft om
asiel aan te vragen in Nederland en daarmee als erkende vluchteling het recht hebben
op veiligheid en bescherming van de Nederlandse regering?
Antwoord 10
Ja.
Vraag 11
Bent u bekend met de verdwijning van de Syrische activist, klokkenluider en vluchteling
Mazen Al-Humada, die getuigde over zijn mishandeling binnen de martelkamers van het
regime van Assad?
Antwoord 11
Ja.
Vraag 12 en 13
Hoe verhoudt de verdwijning van Mazen Al-Humada zich tot het recht om veiligheid en
bescherming te krijgen door de Nederlandse regering?
Deelt u de mening dat de Nederlandse regering zich onvoldoende heeft ingezet om Syrische
vluchtelingen, zoals Mazen Al-Humada, te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12 en 13
Zoals u weet kan ik niet ingaan op individuele zaken. In het algemeen kan ik u mededelen
dat het kabinet zich inzet om een ieder die bedreigd wordt, bescherming te bieden.
Vraag 14
Bent u bereid een zorgvuldig onderzoek in te stellen naar de verdwijning van Mazen
Al-Humada en hem zo mogelijk een veilige terugkeer naar Nederland te bieden? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, hoe bent u van plan dit onderzoek concreet uit te voeren?
Antwoord 14
Ook hier geldt dat ik niet kan ingaan op individuele zaken. Bovendien is het al dan
niet starten van (strafrechtelijke) onderzoeken een bevoegdheid die uitdrukkelijk
aan het OM toebehoort. Aan dergelijke beslissingen kunnen verschillende factoren en
beginselen ten grondslag liggen.
Vraag 15
Deelt u de mening dat enkel de morele steun van de Nederlandse regering ontoereikend
is om de veiligheid en bescherming te bieden waar Syrische vluchtelingen het recht
op hebben?
Antwoord 15
Momenteel krijgen Syrische vluchtelingen in de regel een verblijfvergunning in Nederland,
met uitzonderingen van personen waarvan een ernstig vermoeden bestaat dat zij zich
schuldig hebben gemaakt aan internationale misdrijven als oorlogsmisdrijven of terrorisme.
Syrische statushouders hebben recht op en toegang tot alle benodigde voorzieningen
om een bestaan op te bouwen en te integreren in de Nederlandse samenleving.
Ik deel dus niet uw mening dat er enkel sprake is van morele steun door de Nederlandse
regering.
Vraag 16
Bent u bereid extra middelen in te zetten om de veiligheid en bescherming van Syrische
vluchtelingen die worden geïntimideerd en/of bedreigd vanuit het regime van president
Assad te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Zoals reeds benoemd in mijn antwoord op vraag 15 hebben Syrische vluchtelingen toegang
tot alle benodigde voorzieningen waaronder ook de politie. Net als gewone Nederlanders
kunnen zij aangifte doen en de bescherming inroepen van de politie wanneer dat nodig
is. Ik zie momenteel dan ook geen reden om extra middelen in te zetten om de veiligheid
en bescherming van Syrische vluchtelingen te verbeteren.
Vraag 17
Bent u bereid een disciplinaire aanpak te hanteren, waarbij de Nederlandse regering
hard optreedt tegen de invloed van de Syrische inlichtingendiensten in Nederland,
verdachten van deelname aan misdaden van het Assad-regime hier vervolgd worden conform
het internationaal recht en ten slotte passende en sensitieve hulp en zorg te bieden
aan Syrische vluchtelingen?
Antwoord 17
In de eerste plaats heeft het kabinet begin 2018 een aanpak ontwikkeld voor het tegengaan
van doelbewuste, stelselmatige en vaak heimelijke activiteiten van statelijke actoren
(of actoren die aan statelijke actoren zijn te relateren) in Nederland. Dit omdat
het kabinet ongewenste buitenlandse inmenging volstrekt onwenselijk acht, omdat statelijke
actoren hiermee kunnen komen aan het fundament van de Nederlandse democratische rechtsorde
en de open samenleving. Voor een effectieve aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging
zetten we allereerst in op het continu versterken van onze informatiepositie, onder
ander door onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarnaast zetten we in op samenwerking
met onze internationale partners, met name binnen Europa. Onze nationale aanpak tot
slot bestaat uit het aanspreken van landen die zich schuldig maken aan ongewenste
inmenging in Nederland, het verhogen van de weerbaarheid van de kwetsbare groepen
in Nederland die hier doelwit van zijn en het gecoördineerd optreden en verstoren
bij actuele of dreigende incidenten, waarbij we een mix van bestuurlijke en strafrechtelijke
maatregelen inzetten.
Zoals in het antwoord op vragen 4 en 5 is aangegeven zal er, op het moment dat er
mensen zich in Nederland bevinden en er een concrete verdenking bestaat dat zij zich
schuldig hebben gemaakt aan internationale misdrijven, en wanneer er voldoende reëel
perspectief op succesvolle opsporing en vervolging bestaat, strafrechtelijk onderzoek
worden ingesteld.
Vraag 18
Bent u bereid aanklagers ook gebruik te laten maken van de bevoegdheid om schendingen
van het internationaal strafrecht hier in Nederland te vervolgen, zoals in Duitsland,
waar op grond van hetuniversal jurisdiction misdadigers van het Assad-regime vervolgd worden?
Antwoord 18
Nederland maakt reeds gebruik van de mogelijkheid om internationale misdrijven te
vervolgen op basis van universal jurisdiction. Universele rechtsmacht betreft rechtsmacht die uitsluitend is gebaseerd op de aard
en ernst van het misdrijf, ongeacht of er een direct aanknopingspunt is met de rechtsorde
van de Staat die die rechtsmacht claimt, zoals de plaats van het misdrijf of de nationaliteit
van de verdachte of het slachtoffer. In Nederland hebben wij voor internationale misdrijven
zogenaamde secundaire universele rechtsmacht. Dit houdt in dat het enige aanknopingspunt
dat nodig is om rechtsmacht uit te oefenen de aanwezigheid van de verdachte op Nederlands
grondgebied is. Voor voorbeelden van zaken waarin op basis van universele rechtsmacht
in Nederland vervolging is ingesteld verwijs ik u naar de meest recente rapportagebrief
internationale misdrijven.5
Vraag 19
Deelt u de mening dat de Nederlandse regering zich niet langer meer kan verschuilen
achter het argument dat de diplomatieke banden met president Assad verbroken zijn
en zou moeten handelen naar de juridische mogelijkheden die er wel zijn teneinde vluchtelingen
te beschermen?
Antwoord 19
Zoals in de Rapportagebrieven internationale misdrijven jaarlijks aan uw Kamer duidelijk
wordt gemaakt, kent Nederland een uitgebreide ketenaanpak gericht op de aanpak van
internationale misdrijven. Verschillende overheidsorganisaties werken op nationaal
en internationaal gebied nauw samen met hun partners (zowel overheidspartners als
non-gouvernementele partners) aan de bewerkstelliging van hun gezamenlijke doel: straffeloosheid
tegengaan en voorkomen dat zij die zich schuldig hebben gemaakt aan deze verschrikkelijke
misdrijven een veilige haven vinden.
Vraag 20
Wilt u zo vriendelijk zijn om bovenstaande vragen elk afzonderlijk en uitvoerig te
beantwoorden?
Antwoord 20
Gelet op de samenhang tussen sommige vragen heb ik deze gezamenlijk beantwoord. Wel
heb ik elke vraag zo uitvoerig mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.