Brief Presidium : Brief van het Presidium over de evaluatie van de Parlementaire ondervragingscommissie ongewenst beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB)
35 228 Parlementaire ondervraging ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen
Nr. 35 BRIEF VAN HET PRESIDIUM
            
Aan de Leden
Den Haag, 26 januari 2021
Het Presidium biedt u hierbij de openbare versie van het evaluatieverslag aan van
                  de Parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen
                  (POCOB).
               
Dit evaluatieverslag kan worden gebruikt voor de evaluatie van het instrument parlementaire
                  ondervraging en het bijbehorende protocol.
               
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Arib
BIJLAGE Evaluatie van de Parlementaire ondervragingscommissie ongewenst beïnvloeding
                     uit onvrije landen (POCOB)
                  
1 Inleiding
Op 25 juni 2020 heeft de Parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding
                     uit onvrije landen haar verslag (On)zichtbare invloed aangeboden aan de Tweede Kamer
                     (POCOB).1 Tijdens de procedurevergadering van de commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
                     op 29 juni 2020 is besloten om de Minister van SZW te verzoeken om een reactie te
                     geven op het verslag. Daarnaast heeft de commissie SZW verzocht om een plenair debat
                     met de regering over het verslag van de POCOB. De Minister heeft vervolgens laten
                     weten dat de kabinetsreactie in het najaar wordt verwacht.
                  
Het instrument parlementaire ondervraging, vastgelegd in het Tijdelijk protocol parlementaire
                     ondervraging, is met deze ondervraging voor de tweede keer ingezet door de Tweede
                     Kamer. Aangezien de parlementaire ondervraging een relatief nieuwe instrument is van
                     de Kamer is het van belang om de inzet en uitvoering van de parlementaire ondervraging
                     te evalueren. De leden en de staf van de commissie hebben de inzet en uitvoering van
                     de parlementaire ondervraging dan ook geëvalueerd. Deze evaluatie heeft in eerste
                     instantie als doel om ervaringen te delen met, en aanbevelingen te doen aan, toekomstige
                     ondervragingscommissies (en onderzoeks- of enquêtecommissies). Daarnaast kan deze
                     evaluatie worden gebruikt voor de evaluatie van het nieuwe instrument parlementaire
                     ondervraging en het bijbehorend protocol. Deze is voorzien in 2021.2
Deze evaluatie blikt terug op het hele proces vanaf de opdracht op 2 juli 2019 aan
                     de ondervragingscommissie tot en met de afronding/verslag op 25 juni 2020. Ook wordt
                     ingegaan op de parlementaire ondervraging als instrument. De verantwoording van de
                     parlementaire ondervraging is opgenomen in hoofdstuk 4 van het verslag van de commissie.3
Aanbevelingen
De Parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen
                           doet de volgende aanbevelingen aan het Presidium:
                        
− Geef een scherpe onderzoeksopdracht mee aan de commissie door een heldere en beperkte
                                 hoofdvraag waarbij de commissie voldoende ruimte krijgt om zelf invulling te geven
                                 aan de uitwerking van de onderzoeksopdracht.
                              
− Zorg ervoor dat (een aantal) leden uit de voorbereidingsgroep deel uitmaken van de
                                 uiteindelijke ondervragingscommissie, i.v.m. kennisoverdracht en de toelichting op
                                 de totstandkoming van het onderzoeksvoorstel.
                              
− Zorg voor een brede afvaardiging van de Kamer in de commissie (bij controversiële
                                 onderwerpen).
                              
− Maak potentiële leden bewust van de tijdsinvestering die met een parlementaire ondervraging
                                 gepaard gaat en daarmee de druk op hun agenda’s.
                              
− Laat de ondervragingscommissie uit niet-woordvoerders bestaan.
− Zorg voor voldoende ondersteuning en middelen uit de ambtelijke Kamerorganisatie.
− Bezie bij de evaluatie van het parlementaire ondervragingsinstrument of de drie weken
                                 termijn die gehanteerd wordt bij vorderingen moet worden heroverwogen.
                              
− Bezie bij de evaluatie van het parlementaire ondervragingsinstrument of de richtlijn
                                 van de doorlooptijd tussen de vier en twaalf weken moet worden heroverwogen.
                              
De ondervragingscommissie raadt toekomstige ondervragingscommissies aan om:
− Samenwerkingsafspraken te maken en kernwaarden vast te stellen.
− Een meerdaagse verhoor- en mediatraining te volgen.
− Zich bewust te zijn van de tijdsinvestering die met een ondervraging gemoeid gaat
                                 van voorbereiding tot en met de afronding in een verslag en zich daaraan te committeren.
                              
− Te werken in inhoudelijke verschillende teams om de tijdsinvestering te beperken.
2 Opdracht van de ondervragingscommissie
De hoofdvraag van het onderzoek luidde: Welke ongewenste beïnvloeding vindt er plaats
                        van maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland, zoals moskeeën, uit
                        onvrije landen en hoe kan deze invloed worden doorbroken?
                     
Deze hoofdvraag bestond uit zeven onderzoeksvragen.4 De commissie is van mening dat met name de hoofdvraag, scherper geformuleerd had
                        moeten worden, omdat daar teveel subjectieve termen in stonden die tot discussie konden
                        leiden. Wat wordt exact bedoeld met maatschappelijke en religieuze organisaties? Wat
                        zijn onvrije landen? Wat verstaat men onder ongewenste beïnvloeding? Bij de beantwoording
                        van de hoofdvraag heeft de commissie zich tijdens het onderzoek dan ook gericht op
                        de vraag of en zo ja, welke beïnvloeding plaatsvindt. Ook heeft de commissie geïnventariseerd
                        welke maatregelen genomen zouden kunnen worden om -naar het oordeel van de getuige
                        of deskundige- ongewenste beïnvloeding tegen te gaan.
                     
De verwachting heerste dat de parlementaire ondervragingscommissie, anders dan gebruikelijk
                     bij enquêtecommissies, conclusies en aanbevelingen zou doen. Dit stond echter niet
                     in de onderzoeksopdracht. Het is aan de politiek, om mede op basis van het verslag
                     te duiden wat als ongewenste beïnvloeding wordt gezien en welke maatregelen (aanvullend)
                     genomen kunnen worden om die invloed te doorbreken.
                  
3 Samenstelling ondervragingscommissie
Het was zeer behulpzaam dat een aantal leden uit de voorbereidingsgroep deel uitmaakten
                     van de ondervragingscommissie, zodat zij konden teruggrijpen op hoe de vraagstelling
                     tot stand was gekomen. De ondervragingscommissie doet dan ook de suggestie dat standaard
                     (een aantal) leden uit de voorbereidingsgroep deel uitmaken van de uiteindelijke ondervragingscommissie.
                  
De ondervragingscommissie bestond uit negen fracties, een unicum, waarbij een goede
                     balans van oppositie en coalitie en leden met meer en minder anciënniteit was. De
                     commissie acht een brede vertegenwoordiging binnen een commissie bij zo’n controversieel
                     onderwerp ook belangrijk, omdat het werk voor de gehele Tweede Kamer wordt gedaan.
                  
Er maakten enkele woordvoerders deel uit van de ondervragingscommissie. De ondervragingscommissie
                     benadrukt daarom het belang van het maken van samenwerkingswerkafspraken waar op terug
                     kan worden gegrepen. Het gaat daarbij onder andere om afspraken over de woordvoering
                     over het onderzoek, mediaoptredens, contacten met fractiegenoten over het onderzoek,
                     geheimhouding en besluitvorming in de procedurevergadering. Ook wordt geadviseerd
                     met elkaar kernwaarden vast te stellen, bijvoorbeeld in de verhoortraining, die dienen
                     als leidraad voor de samenwerking, profilering van de commissie en de communicatiestrategie.
                     Hoewel een ondervragingscommissie met niet-woordvoerders wel meer inhoudelijke voorbereiding vraagt, is de ondervragingscommissie van
                     mening dat een parlementaire ondervragingscommissie uit niet-woordvoerders zou moeten
                     bestaan. Er is dan geen betrokkenheid/bekendheid met het onderwerp geweest in de afgelopen jaren en dat zorgt voor
                     onafhankelijkheid; er is sprake van «betrokken distantie».
                  
4 Voorbereidingsfase
Expertmeetings/informatieve voorgesprekken
Er zijn veel informatieve voorgesprekken en briefings gevoerd, wat in beginsel niet
                     standaard is voor het instrument parlementaire ondervraging. Een korte inhoudelijke
                     voorbereiding en snel overgaan tot ondervragen ligt daarbij meer in de rede. De ondervragingscommissie
                     heeft, mede gezien de brede hoofdvraag, de expertmeetings en informatieve gesprekken
                     echter wel als noodzakelijk en informatief ervaren. Het hielp bij het maken van keuzes
                     over onderwerpen, kennis van begrippen, wie wel of niet te verhoren, hoe eventuele
                     getuigen/deskundigen zich mogelijk gedragen etc.
                  
De ondervragingscommissie heeft geen officiële voorgesprekken gehouden met getuigen,
                     wat extra tijd zou vergen. Dat is gebruikelijker bij een volwaardige enquête, indien
                     dat zinvol wordt geacht ter voorbereiding op de inhoud van de definitieve vragenlijsten.
                     De ondervragingscommissie heeft dit niet als belemmerend ervaren.
                  
Voorbereiding verhoren/tijdsinvestering
Verhoren vergt een andere houding dan een reguliere hoorzitting en daarom heeft de
                     ondervragingscommissie ter voorbereiding op de verhoren een verhoortraining van meerdere
                     dagen gevolgd, aan het begin en vlak voor de verhoren. Dit heeft de ondervragingscommissie
                     als zeer waardevol ervaren.
                  
Naast de verhoortraining is een goede inhoudelijke voorbereiding cruciaal. Dat kost
                        tijd en vraagt commitment van leden. De tijdsinvestering die een parlementaire ondervraging
                        vraagt van leden – van voorbereiding, verhoren tot en met de afronding in een verslag-
                        wordt veelal onderschat.
                     
Om de tijdsinvestering van de leden te beperken is gewerkt in teams (van drie leden),
                        die ieder een casus inhoudelijk voorbereidde, in samenwerking met de staf.
                     
Sommige (vorderings)informatie kwam pas laat beschikbaar, wat soms lastig werken was.
De voorzitter heeft zich een maand voor de verhoren helemaal vrijgespeeld en kon zich
                     volledig richten op de openbare verhoren. Dat gold niet voor alle leden. De ondervragingscommissie
                     beveelt aan dat de voorzitter minstens een maand voor de verhoren vrijgemaakt wordt
                     en dat idealiter leden ook vrijgespeeld worden in aanloop naar de openbare verhoren,
                     minimaal twee weken.
                  
Ook de staf was niet volledig vrijgemaakt voor het project en was beperkt van omvang.
                     Er is veel meer beroep gedaan op de staf dan vooraf voorzien, mede vanwege het vorderen
                     van stukken en de daarmee samenhangende gevoerde rechtszaken. Ook daar zou moeten
                     gelden dat in aanloop naar de verhoren alle stafmedewerkers volledig vrijgespeeld
                     zijn. De ondervragingscommissie beveelt de Kamerorganisatie dan ook aan om de haalbaarheid
                     van ondersteuning kritisch te beoordelen als er een beroep op de Kamerorganisatie
                     wordt gedaan, zeker wanneer er meerdere onderzoeken lopen.
                  
5 Vorderingen en rechtszaken
In het onderzoeksvoorstel was geen rekening gehouden met het vorderen van stukken.
                        In oktober 2019 besloot de commissie op basis van haar werkzaamheden tot dan toe dat
                        het noodzakelijk was om ter voorbereiding op de openbare verhoren schriftelijke inlichtingen
                        en documenten te vorderen bij een aantal private en publieke instellingen.
                     
Daarvoor moest eerst het presidium en de Kamer geïnformeerd worden en daarna moest
                        nog een termijn van drie weken in acht worden genomen, conform het Tijdelijk protocol,
                        voordat daadwerkelijk over kon worden gegaan tot het vorderen van stukken.
                     
Gelet op de termijn van drie weken kon de ondervragingscommissie pas drie weken nadat
                     de Kamer was geïnformeerd overgaan tot het vorderen van stukken. Dat termijn vertraagde
                     het proces aanzienlijk, terwijl het instrument parlementaire ondervraging te boek
                     staat als «flitsenquête». De ondervragingscommissie beveelt aan om bij de evaluatie
                     van het parlementaire ondervragingsinstrument te bezien of de drie weken termijn niet
                     moet worden heroverwogen.
                  
De daaropvolgende rechtszaken en het beroep op de parlementair advocaat, waren ook
                        onvoorzien. De ondervragingscommissie achtte de inzet van alle rechtsmiddelen die
                        hen tot de beschikking stond, echter noodzakelijk toen zij via de «normale» weg werd
                        tegengewerkt.
                     
Deze juridische trajecten waren mede van belang om het instrument parlementaire ondervraging
                        en de daarbij behorende bevoegdheden te beschermen.
                     
De vorderingen en rechtszaken hebben de ondervragingscommissie veel tijd en energie
                     gekost.
                  
Het vorderen van schriftelijke inlichtingen en documenten heeft uiteindelijk tot relevante
                     extra info geleid. Het heeft echter wel de gang van zaken gefrustreerd omdat informatie
                     laat, deels dan wel niet is verkregen. Sommige informatie is pas na de verhoren gedeeld
                     met de commissie. In hoofdstuk 4.6 en 4.7 van het eindrapport staat het proces rondom
                     de vorderingen en de informatieverstrekking uitvoerig beschreven.5
6 Verhoren
De ondervragingscommissie is van oordeel dat de verhoren goed georganiseerd waren.
De commissie heeft bij de organisatie rekening gehouden met het onderzoeksvoorstel
                        om maximaal drie personen per dag te horen in maximaal vijf dagen. De verhoren vonden
                        plaats op maandag, woensdag en donderdag. Dinsdagen werden vrij gehouden ter voorbereiding
                        op de komende verhoren en evt. hoofdelijke stemmingen. De vrijdag werd vrij gehouden
                        om rekening te houden met het vrijdaggebed van de moslimgemeenschap. De eerste verhoorweek
                        had tot doel een algemeen beeld te geven van beïnvloeding van maatschappelijke en
                        religieuze organisaties in Nederland. In de tweede verhoorweek stonden drie casussen
                        centraal om dit beeld nader in te kleuren: Stichting As-Soennah, Stichting alFitrah
                        en de Islamitische Stichting Nederland (ISN), de Nederlandse dependance van het Turkse
                        Directoraat voor Godsdienstzaken, beter bekend als Diyanet.6 In 18 verhoren zijn in totaal 19 personen gehoord. In een geval zijn twee personen
                        tegelijk verhoord. Dat was een bewuste keuze van de commissie. Sommige mensen werden
                        gehoord als deskundigen en anderen als getuige. Dat maakt de verhoren ook verschillend
                        qua vorm. De parlementaire ondervraging zit tussen een uitgebreide hoorzitting en
                        enquête in en er werd dan ook steeds gezocht naar een goede balans.
                     
De ondervragingscommissie zelf was opgedeeld in teams, waarbij steeds twee leden het
                     voortouw hadden bij een verhoor. Dat werd per blok verdeeld. De derde persoon kon
                     eventueel vergeten vragen/doorvraagvragen doorspelen via de voorzitter aan het duo of zelf nog een vraag stellen op het
                     eind van een blok. Dat werkte naar tevredenheid.
                  
Voor de verhoren is bewust gekozen om gebruik te maken van de enquêtezaal. Er was
                     ook voldoende ruimte in de zaal voor gasten en de pers. Ook kon het live worden gevolgd
                     via de livestream en debat direct en deels via televisie(politiek 24). Dat verstevigt
                     de transparantie van de commissie. Ook was er dagelijks een introductiefilmpje (Instagram)
                     en aan het eind van de dag een persbriefing, waarin de voorzitter kort terugblikte
                     op de verhoordag en eventuele vragen van de pers kon beantwoorden. Dat heeft naar
                     het beeld van de ondervragingscommissie goed gewerkt.
                  
7 Afronding/verslag
De ondervragingscommissie heeft ervoor gekozen om een verslag op te leveren waarin
                        de bevindingen uitgebreid zijn uitgewerkt. Dat is niet noodzakelijk bij dit instrument.
                        Een verslag van de werkzaamheden had kunnen volstaan, maar gezien de complexiteit
                        en politieke gevoeligheid van het onderwerp is ervoor gekozen de bevindingen uit de
                        verhoren, inclusief citaten, op te nemen in het verslag, zodat iedere mening tot zijn
                        recht kwam.
                     
Het hielp om te komen tot het beantwoorden van de onderzoeksvragen, de kern (samenvatting)
                        en een lijst van mogelijke maatregelen die genoemd zijn door de getuigen en deskundigen.
                        Echter, het was efficiënter geweest om eerst tot de kern te komen en van daaruit te
                        gaan schrijven.
                     
De commissie heeft er bewust niet voor gekozen aanbevelingen te doen aan de Kamer,
                        conform de opdracht van de Kamer.
                     
Dat is, zoals in paragraaf 2 aangegeven, aan de politieke partijen. De samenvatting
                        en de nadere uitwerking in het verdere verslag, biedt daar aanknopingspunten en handvatten
                        voor.
                     
Hoewel alle leden voldoende ruimte hebben gekregen voor hun inbreng, heeft een commissielid
                     voor de afronding van het verslag de commissie verlaten.
                  
8 Planning
De oorspronkelijke planning is uiteindelijk overschreden. De ondervragingscommissie
                     is circa tien maanden bezig geweest met de voorbereiding tot en met het eindverslag.
                     Belangrijke oorzaken daarvoor waren de problemen in het verkrijgen van informatie
                     en de daaropvolgende vorderingen en rechtszaken, de complexiteit en breedte van het
                     onderwerp, de vele voorgesprekken, het uitgebreide verslag en deels de invloed van
                     de coronacrisis, al was er toen wel meer ruimte in agenda’s van leden.
                  
De ondervragingscommissie beveelt aan dat duidelijk aan potentiële leden wordt gecommuniceerd
                     welke tijdsinvestering een parlementaire ondervraging vraagt. Zodat zij zich ervan
                     bewust zijn hoeveel tijd er zit in de voorbereiding en afronding, naast de openbare
                     verhoren zelf. Ondanks dat dit bij deze commissie is gedaan middels een briefing van
                     de voorzitter van de vorige ondervragingscommissie en de startnotitie blijkt achteraf toch
                     dat leden het hebben onderschat.
                  
De ondervragingscommissie vindt de, in het verslag van de tijdelijke commissie evaluatie
                     Wet op de parlementaire enquête7 genoemde doorlooptijd (tussen de vier en twaalf weken), niet realistisch en niet
                     haalbaar. Zij beveelt aan om deze toelichtende tekst te heroverwegen.
                  
9 Parlementaire ondervraging als instrument
De ondervragingscommissie is, gezien de hoofvraag, van mening dat de parlementaire
                        ondervraging wellicht niet het geëigende instrument was voor dit vraagstuk. Het instrument
                        is geschikter voor onderwerpen waar diepgravende research vooraf niet, of in veel
                        mindere mate noodzakelijk is en de hoofdvraag geen «fenomeen» betreft.
                     
Wellicht was een parlementaire enquête meer geëigend geweest, om het onderwerp breder
                        op te pakken. De vraag is wel of dit daadwerkelijk meer informatie had opgeleverd,
                        omdat de medewerking van een deel van de betrokken partijen beperkt was. Bovendien
                        zou een enquête veel meer tijd hebben gekost.
                     
De relatief korte tijd tussen ondervragingen en het verslag hielden nu de aandacht
                        op het onderwerp vast. Bovendien geeft de parlementaire ondervraging een goed beeld
                        van de informatievergaring en positie van de Tweede Kamer. Meer dan bij een reguliere
                        hoorzitting, rondetafelgesprek of debat.
                     
De ondervragingscommissie is van mening dat de parlementaire ondervraging als onderzoeksinstrument
                        een verrijking is voor de gereedschapskist van het parlement. De ondervragingen zijn
                        echte blikvangers en hebben, zeker bij deze ondervragingscommissie, het maatschappelijk
                        debat losgemaakt over dit onderwerp.
                     
De ondervragingscommissie beveelt toekomstige voorbereidingsgroepen aan om een heldere
                        en beperkte onderzoeksopdracht te formuleren, waarbij geen of één specifieke casus
                        centraal staat.
                     
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 K. Arib, Voorzitter van de Tweede Kamer
