Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ploumen over de collectiviteitskorting op de zorgverzekering
Vragen van het lid Ploumen (PvdA) aan de Minister voor Medische Zorg over de collectiviteitskorting op de zorgverzekering (ingezonden 15 december 2020).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 15 januari 2021). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1222.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Medewerker Shell krijgt meer korting op zorgverzekering
dan thuiszorgmedewerker»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het gegeven dat een medewerker van een multinational zoals Shell,
een hogere collectiviteitskorting kan krijgen op de zorgverzekering in verhouding
tot bijvoorbeeld een persoon die een collectiviteit afsluit via een patiëntenvereniging?
Antwoord 2
De mogelijkheid tot het bieden van een collectiviteitskorting voor de basisverzekering
is gecreëerd zodat, rekening houdend met de kenmerken en omvang van de verschillende
collectiviteiten, het geldelijk voordeel dat met een collectiviteit behaald kan worden
via bijvoorbeeld doelmatige zorginkoop, serviceverlening, administratie en beheerslasten
ten goede komt aan de verzekeringnemer via een korting op de premie en/of aan de collectiviteit.
Onderzoek van Equalis uit 2020 (zie Kamerstuk 29 689, nr. 1069) laat zien dat voor slechts 18 procent van de collectiviteiten van de grote zorgverzekeraars
aannemelijk gemaakt kan worden dat de collectieve afspraken resulteren in een besparing
voor de basisverzekering. Dit betekent dat bij een zeer groot deel van de collectiviteiten
de collectiviteitskorting niet gelegitimeerd wordt door (zorg)inhoudelijke afspraken
en dat hier dus sprake is van kruissubsidiëring. Kruissubsidiëring vind ik zeer ongewenst.
De collectiviteitskorting wordt niet gefinancierd op basis van een besparing op de
zorguitgaven, maar via een opslag die de verzekeraar op de premie vraagt. De premie
wordt eerst verhoogd om deze verhoging vervolgens aan sommigen terug te geven alsof
het een korting is. Concreet betekent dit dat bijvoorbeeld verzekerden die verzekerd
zijn via een patiëntencollectiviteit meebetalen aan de hoge collectiviteitskortingen
voor werknemers. Dit is zeker niet de bedoeling. Daarom heb ik besloten het wetstraject
in gang te zetten om de collectiviteitskorting voor de basisverzekering af te schaffen.
Vraag 3
Bent u bereid om de collectiviteitskorting op de aanvullende zorgverkering ook stop
te zetten, net als de collectiviteitskorting op de basisverzekering, aangezien de
zorgpolis – in uw woorden – «er [is] voor iedereen, en dat vraagt om solidariteit
met elkaar»?2
Antwoord 3
We hebben in Nederland een uitgebreid en solidair basispakket. Dat vind ik van groot
belang. Ook de toegankelijkheid van aanvullende zorg neem ik serieus. Tegelijkertijd
is aanvullende zorg met een reden niet in het pakket opgenomen: voor deze voorzieningen
is bepaald dat deze voor rekening en verantwoordelijkheid van de verzekerde zelf komen.
Ook zijn de juridische sturingsmogelijkheden op de aanvullende zorgverzekeringen beperkt,
omdat het gaat om particuliere verzekeringen zonder grondslag in de Zorgverzekeringswet.
Premiestelling, waaronder een eventuele collectiviteitskorting, maar bijvoorbeeld
ook pakketsamenstelling en het acceptatiebeleid, behoren tot de eigen bevoegdheden
van de verzekeraar.
Vraag 4
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat het polisaanbod van zowel de basis- als de
aanvullende verzekeringen overzichtelijker aangeboden wordt aan alle Nederlanders?
Antwoord 4
Een overzichtelijk polisaanbod helpt de verzekerde om de best passende keuze voor
een zorgverzekering te maken. De overzichtelijkheid van het polisaanbod heeft daarom
mijn voortdurende aandacht. Collectiviteiten dragen niet bij aan een overzichtelijk
polisaanbod. Ondanks de afname van het aantal collectiviteiten van 64.000 in 2016
naar 47.000 in 2020 blijft het aanbod (zeer) groot en de gemiddelde omvang van 232
deelnemers per collectiviteit (zeer) klein.
Een verzekerde zal niet tot iedere collectiviteit toegang hebben, maar er kan wel
gesteld worden dat het groot aantal collectiviteiten niet bijdraagt aan een overzichtelijk
polisaanbod en een eenvoudig keuzeproces. De afschaffing van de collectiviteitskorting
zal vermoedelijk leiden tot een verdere daling van het aantal collectiviteiten. Hiermee
draagt deze maatregel bij aan een overzichtelijker polisaanbod.
De monitor van het polisaanbod van Equalis liet zien dat in 2020 de diversiteit van
het polisaanbod ten opzichte van 2019 toenam, terwijl het totale aanbod van polissen
afnam. Dit was goed nieuws. Tijdens het VSO «Monitor polisaanbod 2020 en het Risiciovereveningsmodel
2021» van 5 november jl. heb ik uw Kamer toegezegd de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
te vragen om na te gaan of deze positieve trend zich in 2021 heeft voortgezet. Ik
streef ernaar om de analyse van de NZa vóór de verkiezingen naar uw Kamer te sturen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.