Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Initiatiefnota van het lid Von Martels “Weidse blik op de weidevogels” (Kamerstuk 35616-2)
2021D01148 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan het lid Von Martels
over zijn initiatiefnota «Weidse blik op de weidevogels» (Kamerstuk 35 616, nr. 2).
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
12
II
Antwoord / Reactie van de initiatiefnemer
13
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige
initiatiefnota «Weidse blik op weidevogels». Deze leden juichen het toe dat gebruik
wordt gemaakt van het recht op initiatief. Zij zijn het eens met de initiatiefnemer
dat Nederland een speciale verantwoordelijkheid heeft betreffende de bescherming van
de weidevogels. Zij maken zich ook zorgen om de snelle achteruitgang van onze weidevogelpopulatie
en hebben nog enkele vragen over de initiatiefnota.
Aanleiding
De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemer de drie grootste factoren
identificeert die bijdragen aan de forse vermindering van de weidevogelpopulatie.
Een daarvan is de ontwikkeling van de landbouw waardoor het (grasland)beheer fors
is veranderd. De initiatiefnota richt zich daarna alleen op boeren die geïnteresseerd
zijn in het concept om (een deel van) het landschap weidevogelvriendelijk in te richten,
maar niet over de juiste middelen beschikken om dit in de praktijk na te streven.
Kan de initiatiefnemer duidelijk maken wat de rol is van de gehele landbouw op de
weidevogelpopulatie en welke aspecten specifiek een grote impact hebben, uitgesplitst
naar deelsector? Wat is de reden dat is gekozen voor de denkrichting dat alleen landbouwers
welwillend staan tegenover weidevogelbeheer en welke rol ziet de initiatiefnemer voor
de rest van de landbouwsector? Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat de
gehele landbouwsector zijn beste beentje voor moet zetten om de weidevogels te helpen?
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de initiatiefnemer dat het cruciaal
is om boeren tegemoet te komen wanneer zij kennis willen opdoen over goed weidevogelbeheer.
Hoe kijkt de initiatiefnemer naar onafhankelijke advisering op het boerenerf omtrent
deze onderwerpen? Deze leden zijn het er tevens mee eens dat boeren een eerlijke prijs
moeten verdienen voor de inspanningen die worden geleverd. Naast financiële compensatie
in de vorm van subsidiëring zijn nog meer mogelijkheden om de financiële compensatie
te verhogen, zoals een eerlijke prijs voor hun product. Hoe passen true pricing en een vleesheffing hierbij?
Is de initiatiefnemer het met de leden van de D66-fractie eens dat het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) een belangrijke pijler kan vormen in de hervormingen die de initiatiefnemer
voor zich ziet? Is de initiatiefnemer het er tevens mee eens dat hectarepremies beter
besteed kunnen worden aan dit soort weidevogelbeheerinitiatieven dan als een prijs
op het aantal hectare land wat een boer bezit?
Predatie
Welke predatoren vormen een grote bedreiging voor de weidevogels en specifiek voor
de weidevogels op de Rode Lijst? Wat is de reden dat de populatie van deze predatoren
stijgt?
Rode Lijst-status
Is de initiatiefnemer het met de leden van de D66-fractie eens dat de genoemde weidevogels
op de Rode Lijst niet bejaagbaar moeten zijn? Welke rol speelt de Rode Lijst in het
jachtbeleid van Nederland? Moet het volgens de initiatiefnemer mogelijk zijn om op
diersoorten te jagen die op de Rode Lijst staan van bedreigde diersoorten? Welke Nederlandse
diersoorten staan op de Rode Lijst? Hoeveel dieren van deze soorten zijn nog aanwezig
in Nederland uitgesplitst naar diersoort? Welke diersoorten hiervan zijn bejaagbaar
in Nederland? Hoe kijkt de initiatiefnemer hiernaar?
De leden van de D66-fractie lezen dat het natuurbeleid per provincie sterk uiteen
kan lopen, wat de effectiviteit niet altijd ten goede komt. Hoe kijkt de initiatiefnemer
naar de decentralisatie van het natuurbeleid en de uitwerking hiervan?
Voorstellen
1. Bestaande weidevogelgebieden optimaliseren en geschikt leefgebied creëren
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de initiatiefnemer dat bestaande weidevogelgebieden
geoptimaliseerd mogen worden. Kan de initiatiefnemer reflecteren op de rol van de
intensieve landbouw van de afgelopen 50 jaar op weidevogels, aangezien gesteld wordt
dat extensief landgebruik weidevogels ten goede komt? Structureel minder bemesten
is volgens de initiatiefnemer nodig om kruidenrijk grasland terug te brengen. Hoe
wordt gekeken naar het mestoverschot en de derogatie? Wat is de rol van derogatie
in het bemesten van grasland en het effect op weidevogels? Welke gebieden moeten als
eerste worden vernat om een zo groot mogelijk positief effect te creëren voor de weidevogels?
2. Het stimuleren en bieden van ondersteuning aan boeren voor de inrichting van een
weidevogelvriendelijk boerenlandschap dat passend is binnen de bedrijfsvoering
De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemer van mening is dat wij niet
van boeren mogen verwachten dat zij zomaar delen van hun grond beschikbaar stellen
voor weidevogelbeheer, zeker niet wanneer daar binnen de bedrijfsvoering geen ruimte
voor is. Is de afname van het aantal weidevogels nog niet zó problematisch volgens
de initiatiefnemer dat de Nederlandse gemeenschap dit inmiddels wel zou mogen verwachten
van boeren die het grootste gedeelte van het landschap van Nederland in eigen beheer
hebben, aangezien door allen wordt genoten van de biodiversiteit en ecologisch gezien
weidevogels ook een belangrijke schakel vormen in het hele systeem? In de zin daarna
staat juist aangegeven dat een van de uitgangspunten om de vermindering van de weidevogelpopulatie
tegen te gaan is dat de bedrijfsvoering in ieder geval ruimte moet bieden aan de natuur.
Wat wordt verstaan onder «moet ruimte bieden aan de natuur»? Om hoeveel natuur gaat
het hier?
Hoe past drijfmest in een weidevogelbestendig mestbeleid? De leden van de D66-fractie
zijn blij te lezen dat de initiatiefnemer het streven van het Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit voor een weidevogelbestendig mestbeleid ondersteunt. De
nadruk is hierop komen te liggen dankzij een breed gedragen motie van het lid De Groot
c.s. (Kamerstuk 26 407, nr. 121). Is de initiatiefnemer van mening dat voldoende in werking is gezet om deze motie
tot uitvoering te brengen? Hoe past kringlooplandbouw binnen de genoemde voorstellen
in deze initiatiefnota, aangezien de motie onderstreept dat een gezonde bodem een
belangrijk onderdeel vormt in de transitie naar kringlooplandbouw? Zijn de genoemde
maatregelen goed te implementeren door boeren? Denkt de initiatiefnemer dat boeren
die over willen stappen op een duurzame manier van produceren de voorstellen willen
omarmen?1 Heeft de initiatiefnemer ook ondernemers gesproken over deze methodes?
De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemer van mening is dat er mogelijkheden
zouden moeten zijn om op langere termijn te investeren in weidevogelbeheer, zoals
het creëren van langere beheercontracten. Is de initiatiefnemer tevens van mening
dat de Minister daarom de rol van marktmeester op zich dient te nemen? Wat is de rol
van de overheid in het voorliggende punt? Hoeveel hectare grondafwaardering ziet de
initiatiefnemer als nodig om de weidevogels te beschermen? Met wie zou het als voorbeeld
genoemde dertigjarige contract afgesloten moeten worden en op welke manier kunnen
zulke contracten gestimuleerd worden? Is de initiatiefnemer van mening dat dit punt
meegenomen dient te worden in de stikstofproblematiek en dat het noodzakelijk is dat
het aantal veehouderijdieren verder afneemt?
Een van de voorstellen is ook dat grondeigenaren samenwerken om zo groot mogelijk
aaneengesloten weidevogelvriendelijke gebieden te vormen. Welke positieve effecten
zouden aaneengesloten natuurgebieden kunnen hebben op het weidevogelbeleid? Kan de
initiatiefnemer reflecteren op de rol van zijn eigen fractie in het niet aaneensluiten
van natuurgebieden en het effect op de biodiversiteit en tevens weidevogels in Nederland
en Europa? De leden van de D66-fractie zijn wel van mening dat het aaneensluiten van
weidevogelvriendelijke gebieden een goed voorstel is. Hoe past de Wageningen Universiteit
visie «Een natuurlijkere toekomst voor Nederland in 2120» binnen de voorgestelde visie?2 Hoe past de initiatiefnota bij het eindadvies van het Adviescollege Stikstofproblematiek?
Kan de initiatiefnemer dit per redeneerlijn van het adviescollege uitspitsen (punt
1 t/m 8) en per samenhangende oplossingsrichting (de 5 M’s)? Welke rol kan een «Agrarische
kaart van Nederland» hebben in het weidevogelbeleid?
Wat wordt verstaan onder natuurinclusieve landbouw? Wat is de rol van kringlooplandbouw
in het voorliggende voorstel? Wat verstaat de initiatiefnemer onder slecht onderhoud
door Staatsbosbeheer en kunnen hiervan voorbeelden gegeven worden? Welke oplossingen
zijn geboden door Staatsbosbeheer waar de initiatiefnemer het niet mee eens is? Wat
was de reden dat Staatsbosbeheer heeft gekozen om struiken en bomen te plaatsen in
de Rohelsterpolder? Welke balans ziet de initiatiefnemer graag in het natuurbeleid
als het gaat om weidevogels en andere soorten van biodiversiteit? Welke rol ziet hij
in het bepalen van het natuurbeleid voor de Kamer? De leden van de D66-fractie lezen
dat de initiatiefnemer het goed zou vinden wanneer naast een goede samenwerking van
de collectieven met terreinbeherende organisaties ook de samenwerking gezocht wordt
met de waterschappen. Welke andere samenwerkingen zijn volgens de initiatiefnemer
nodig?
3. Meer focus op predatorenbeheer om predatiedruk af te nemen
Wat is de reden dat in Noordwest-Overijssel predatoren groot succes hebben? Wat is
het effect van de landbouw op het aantal predatoren? Welke predatoren zijn voornamelijk
succesvol in Noordwest-Overijsel? Hoeveel vossen zijn in 2017, 2018, 2019 en 2020
gedood door de jacht in Drenthe? Wat is de reden dat Drenthe veel vossen heeft? Welke
andere mogelijkheden van goed predatorbeheer, afgezien van jagen, ziet de initiatiefnemer?
Wat is de reden dat de vos en steenmarter zulke succesvolle predatoren zijn in Nederland?
Wat is de reden dat deze diersoorten in te groten getale voor de vogelstand aanwezig
zijn? Worden deze onderliggende problemen opgelost met het verruimen van de jacht?
Hoeveel vossen en steenmarters worden per jaar afgeschoten? Hoe kijkt de initiatiefnemer
naar voorbeelden van andere predatoren en diersoorten waarbij de jacht in het verleden
heeft gezorgd voor het bijna verdwijnen van die diersoorten en waarbij goed natuurbeheer
ervoor heeft gezorgd dat deze zich nu weer weten te handhaven in de Nederlandse natuur?
Ziet de initiatiefnemer ook risico’s aan het toevoegen van de steenmarter aan de nationale
vrijstellingslijst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan dit worden toegelicht?
De leden van de D66-fractie hebben verder vernomen dat uit recent onderzoek blijkt
dat afschot van bijvoorbeeld vossen een beperkt effect heeft op het beschermen van
weidevogels en hun legsel.3 Alternatieven zoals afrastering van gebieden heeft een groter effect. Wat is de reden
dat de initiatiefnemer toch zo de nadruk legt op het bejagen van predatoren in plaats
van het beschermen van het legsel tegen predatoren door middel van diervriendelijkere
methoden? Verder is ook bekend dat wanneer de ene predator wordt ingedamd door bijvoorbeeld
de jacht, dit ruimte biedt aan andere predatoren zoals de rat en hermelijn. Kan de
initiatiefnemer hierop reflecteren? Daarnaast is ook in Nederland aangetoond dat het
wegvangen en doden van predatoren niet leidt tot een hoger broedsucces.4 Wat is dan de reden dat het voorstel toch vraagt om een verruiming van de jacht?
Welke effecten denkt de initiatiefnemer met het verruimen van de jacht te bewerkstelligen
die niet met andere methoden kunnen worden bereikt?
Is de initiatiefnemer het met de leden van de D66-fractie eens dat de jacht een rol
kan spelen in het beschermen van weidevogels, maar dat de nadruk dient te liggen op
alternatieve beschermingsmethoden? Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat
het versterken van het ecologisch systeem, en daarbij dus de natuur, belangrijker
is om de weidevogel te beschermen dan het verruimen van de jacht? Zo nee, waarom niet
en welke redenen kunnen worden gegeven om aan te tonen dat het verruimen van de jacht
dusdanig noodzakelijk is om de weidevogel te beschermen die niet met andere methoden
opgevangen kunnen worden? Zo ja, waarom wordt het voorstel om de jacht te verruimen
dan toch gedaan?
Wat is de reden dat de fractie van de initiatiefnemer tegen het voorstel heeft gestemd
voor het introduceren van een chipplicht voor katten terwijl de initiatiefnemer tevens
concludeert dat (zwerf)katten een grote bedreiging vormen voor weidevogels? Hoe kijkt
de initiatiefnemer naar het afschieten van katten?
Zoönose
De leden van de D66-fractie hebben ten slotte nog enkele vragen met betrekking tot
de vogelgriep. Deze leden missen dit onderwerp in de initiatiefnota, ondanks het feit
dat de vogelgriep ook een aandeel heeft in het verminderen van de populatie weidevogels
in Nederland. Zo zijn afgelopen maanden tienduizenden wilde vogels in Nederland ziek
geworden en overleden naar aanleiding van het virus. Ziet de initiatiefnemer de vogelgriep
ook als bedreiging voor soorten als de kieviet, grutto en scholekster? Op welke wijze
denkt de initiatiefnemer dat de kans op verspreiding van vogelgriep in de toekomst
kan worden voorkomen? Welke stappen moeten volgens de initiatiefnemer worden gezet
om te voorkomen dat de vogelgriep op grote schaal wordt verspreid in Nederland? Heeft
de initiatiefnemer kennisgenomen van het actieplan van deze leden met als doel de
kans op zoönose in de toekomst te beperken? Zo ja, is de initiatiefnemer het met hen
eens dat we in Nederland veel minder pluimvee moeten houden zodat de kans op hoogpathogene
vogelgriep zo veel als mogelijk wordt voorkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de
initiatiefnota «Weidse blik op de weidevogels». Deze leden zijn zich er van bewust
dat het schrijven van een initiatiefnota veel tijd kost en danken de initiatiefnemer
en zijn medewerkers voor dit initiatief om de weidevogelproblematiek nogmaals op de
agenda te zetten. Zij vinden de bescherming van weidevogels net als de initiatiefnemer
erg belangrijk en hebben daar in 2016 ook al met een initiatiefnota aandacht voor
gevraagd. Het gaat slecht met de weidevogels in Nederland en zij zijn het dan ook
met de initiatiefnemer eens dat er actie moet worden ondernomen. Zij gaan graag op
enkele onderdelen van de initiatiefnota nader in.
Als eerste willen de leden van de GroenLinks-fractie ingaan op het onderwerp predatiebeheer.
De initiatiefnemer doet een aantal concrete voorstellen die op landelijk niveau ingrijpen.
Zo stelt de initiatiefnemer voor om de steenmarter op de landelijke vrijstellingslijst
te plaatsen en de landelijke vrijstelling van de vos uit te breiden naar de gehele
dag en nacht. Weidevogelexperts geven daarentegen aan dat predatiebeheer juist op
gebiedsniveau beter vorm moet krijgen. Waarom heeft de initiatiefnemer gekozen voor
voorstellen die op landelijk niveau ingrijpen? Deze leden zijn van mening dat het
voor weidevogelbescherming belangrijk is om op gebiedsniveau te bekijken welke predatoren
er aanwezig zijn, met hoeveel zij zijn en wat hun rol is in de predatie van weidevogels.
Op deze manier kan predatiebeheer per gebied zo goed mogelijk worden vormgegeven.
Kan de initiatiefnemer toelichten of hij het hiermee eens is? Ziet de initiatiefnemer
het belang van predatiebeheer op gebiedsniveau in? Waarom worden er in de initiatiefnota
geen voorstellen gedaan om dit inzicht op gebiedsniveau aan te pakken? Ziet de initiatiefnemer
mogelijkheden hiertoe? Hoe kijkt de initiatiefnemer aan tegen het percentage geaccepteerde
predatiedruk in een gebied in relatie tot weidevogelbescherming? Kan de initiatiefnemer
toelichten of hij het een goed idee vindt om op gebiedsniveau vast te stellen wat
de geaccepteerde predatiedruk is en naar welk natuurlijk evenwicht er wordt gestreefd?
Predatie speelt een rol in de weidevogelproblematiek, maar de leden van de GroenLinks-fractie
zijn van mening dat jacht een laatste middel is dat daarbij moet worden ingezet. Beheerjacht
mag volgens deze leden uitsluitend bij ernstige bedreiging van de volksgezondheid,
veiligheid of biodiversiteit en als elk ander diervriendelijk alternatief niet werkt.
Immers, ook predatoren horen thuis in de natuur. Kan de initiatiefnemer toelichten
op basis van welke wetenschappelijke inzichten het noodzakelijk wordt geacht voor
het slagen van weidevogelbescherming om landelijk de afschotmogelijkheden van de vos
en steenmarter te verruimen? Waarom zijn de huidige beheermogelijkheden en uitzonderingen
op de Wet natuurbescherming niet afdoende? Kan de initiatiefnemer uitsluiten dat de
voorgestelde maatregelen meer ruimte bieden voor afschot van vossen en steenmarters
dan voor de bescherming van weidevogels noodzakelijk is? Kan de initiatiefnemer toelichten
of hij een mogelijkheid ziet in het verjagen in plaats van bejagen van de predatoren
van weidevogels? Is de initiatiefnemer bekend met het Aanvalsplan Grutto?5 Kan de initiatiefnemer toelichten in hoeverre dit plan overeenkomt met zijn voorstellen
en in hoeverre de initiatiefnemer dit plan omarmt?
Verder willen de leden van de GroenLinks-fractie ingaan op de paragraaf over het stimuleren
en ondersteunen van boeren. Deze leden vinden het heel goed dat er ook aandacht is
voor het verdienmodel van de boer en de extra moeite die boeren doen voor de bescherming
van weidevogels. De initiatiefnemer gaat hierbij echter vooral uit van de bestaande
bedrijfsvoering, terwijl in de toekomstige bedrijfsvoering boeren ook buiten het Agrarisch
Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) grote stappen kunnen zetten in hun bedrijfsvoering,
namelijk met betrekking tot biodiversiteitsbehoud en -ontwikkeling. Is de initiatiefnemer
het met deze leden eens dat hierbij juist ook naar de toekomstige bedrijfsvoering
moet worden gekeken? Welke mogelijkheden ziet de initiatiefnemer hier voor? Is de
initiatiefnemer het ermee eens dat weidevogelbeheer toegepast moet worden door gemotiveerde
boeren in een daarvoor geschikte omgeving voor weidevogels? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, op welke manier kan dit worden vormgegeven? Is de initiatiefnemer het ermee eens
dat hiervoor gebiedsspecifieke inventarisatie van het probleem noodzakelijk is? Door
ruilverkaveling krijgen boeren die aan weidevogelbeheer willen doen maar niet over
geschikte grond bezitten, de mogelijkheid om hun land met andere boeren te ruilen
voor land dat wél geschikt is voor weidevogelbeheer. Volgens deze leden zou dit dus
kunnen helpen bij het weidevogelprobleem. Hoe kijkt de initiatiefnemer aan tegen het
toepassen van ruilverkaveling voor weidevogelbeheer?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Inleiding
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid
Von Martels getiteld «Weidse blik op de weidevogels». Deze leden hebben de initiatiefnota
met interesse gelezen en hebben nog enkele vragen en opmerkingen aangaande het stuk.
Allereerst wensen zij de initiatiefnemer te complimenteren met de gepleegde inspanning
ter bevordering van (het beheer) van de weidevogelstand. Zij delen het enthousiasme
voor dit onderwerp, ook al verschillen zij op dit terrein dikwijls van mening met
de initiatiefnemer als het gaat om de te kiezen route.
De leden van de SP-fractie onderschrijven de urgentie die de initiatiefnemer signaleert
aangaande de weidevogelstand. Er is wat dit betreft sprake van een structurele achteruitgang
en het valt te prijzen dat de initiatiefnemer hiervoor oplossingen aandraagt. Terecht
merkt de initiatiefnemer op dat er steeds minder ruimte is voor de ontwikkeling van
de weidevogels. Deze zorgwekkende trend dient snel te worden gekeerd. Deze leden zijn
blij om te constateren dat de initiatiefnemer de rol van de landbouwintensiveringen
benoemt als belemmerende factor voor de ontwikkeling van de weidevogelstand. Vanuit
de landbouw zijn er vele initiatieven ontplooid om agrarisch land vogelvriendelijker
en natuurinclusiever in te richten en deze verdienen ook wat deze leden betreft alle
steun.
Aanleiding
De initiatiefnemer constateert dat intensiever grondgebruik en de verlaagde grondwaterstand
debet zijn aan de grote verandering die op het boerenland heeft plaatsgevonden. De
leden van de SP-fractie onderschrijven die stelling van harte en delen de mening dat
boeren gesteund moeten worden bij hun inspanningen om de natuurlijke omgeving te verrijken.
Hier hoort wat hen betreft ook financiële compensatie bij. Een hoger budget voor ANLb
zou dan ook terecht zijn. Zij vragen de initiatiefnemer waar dit budget volgens hem
vandaan dient te komen en zijn tevens benieuwd in hoeverre hiervoor overheveling van
GLB-budgetten wordt beoogd. Voorts zijn zij benieuwd of de initiatiefnemer bereid
is om op grote schaal te gaan werken aan het verhogen van de grondwaterstand, ook
buiten weidevogelkerngebieden.
Voorstellen
De leden van de SP-fractie constateren dat de initiatiefnemer veel belangstelling
toont voor de rol die predatie vervult. Hiermee bagatelliseert de initiatiefnemer
volgens deze leden de impact van intensief (agrarisch) grondgebruik en de inzet van
landbouwgif als voorname oorzaken van de dramatische ontwikkeling van de vogelstand.
Wat hen betreft mag predatiedruk geen reden zijn om bestaande regels met betrekking
tot jacht op beschermde predatoren te verruimen, integendeel zelfs. Hoe kijkt de initiatiefnemer
hiertegen aan en zijn er buiten de genoemde vos en steenmarter nog meer diersoorten
waarvoor de initiatiefnemer vrijstellingen tot jacht of verruiming daarvan wenselijk
acht? Dienen verwilderde katten bijvoorbeeld ook te worden toegevoegd aan de vrijstellingslijst
volgens de initiatiefnemer?
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstelt om extra budget
vrij te maken voor het ANLb om het aantal uitgevoerde beheermaatregelen op te hogen.
Tevens schrijft de initiatiefnemer dat hiervoor een minimale toename van 13 miljoen
euro benodigd is. Deze leden vragen welke dekking de initiatiefnemer voor deze middelen
in gedachten heeft en of er volgens de initiatiefnemer tevens een maximum aan het
voorgestelde budget dient te worden gekoppeld.
Los van de oplossingen die de initiatienemer voorstelt ten aanzien van predatie zien
de leden van de SP-fractie veel wenselijke en sympathieke voorstellen ter bevordering
van de weidevogelstand terug in de initiatiefnota. Deze leden kijken ernaar uit om
hier verder over van gedachten te wisselen bij een opvolgend notaoverleg.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie willen de initiatiefnemer bedanken voor het opstellen
van deze initiatiefnota. Deze leden delen de zorgen van de initiatiefnemer over de
terugloop van de weidevogels en waarderen zijn inzet voor deze bijzondere groep vogels
zeer. Zij delen de opvatting van de initiatiefnemer dat Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid
heeft in het beschermen van deze diersoorten. Zij hebben nog enkele vragen over de
voorstellen die gedaan worden in deze initiatiefnota.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de initiatiefnemer de volgende voorstellen
in deze initiatiefnota doet:
I. Bestaande weidevogelgebieden optimaliseren en faciliteren.
II. Het stimuleren en ondersteuning bieden aan boeren voor de inrichting van een weidevogelvriendelijk
boerenlandschap dat passend is binnen de bedrijfsvoering.
III. Meer focus op predatorenbeheer om predatiedruk af te nemen.
Deelt de initiatiefnemer de opvatting van deze leden dat deze factoren niet alleen
samenhangen maar van elkaar afhankelijk zijn? Voldoende goede habitats zorgen voor
een weerbare populatie die predatie beter aankan, en de boeren zijn hierin onmisbaar.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de initiatiefnemer op het gebied van
habitatkwaliteit en ondersteuning van boeren enkele voorstellen doet. Deze leden onderschrijven
de oproep tot het ondersteunen van boeren bij de inzet voor meer geschikt leefgebied.
Zij zijn van mening dat de in de initiatiefnota genoemde natuurinclusieve landbouw
een hoofdrol zal moeten spelen in het creëren van voldoende kwalitatief goede habitats
voor weidevogels. Zij willen benadrukken dat soorten alleen floreren wanneer het volledige
ecosysteem in balans is. In dat licht hebben zij enkele vragen aan de initiatiefnemer.
Hoe staat hij tegenover het gebruik van bestrijdingsmiddelen, die grotendeels medeverantwoordelijk
zijn voor de terugloop van insecten en voedsel voor weidevogels? Welke maatregelen
stelt hij in dat licht voor?
De leden van de ChristenUnie-fractie delen in dit onderwerp de oproep van de initiatiefnemer
om boeren de mogelijkheid te bieden om voor meerdere jaren te investeren in hun grond
door middel van langjarige pachtcontracten. De afname van weidevogels is ook deels
toe te schrijven aan de afname van de totale hoeveelheid blijvend grasland en de sterke
toename van tijdelijk grasland dat minimaal een keer per vijf jaar geploegd, opnieuw
ingezaaid of doorgezaaid wordt, aangezien tijdelijk grasland niet of veel minder geschikt
is als broedgebied voor weidevogels, omdat deze overwegend bestaat uit monoculturen
van Engels raaigras. Hoe ziet de initiatiefnemer deze ontwikkeling en welke voorstellen
heeft hij om het creëren van meer blijvend, kruidenrijk grasland te stimuleren?
Daarnaast lezen de leden van de fractie van de ChristenUnie dat de initiatiefnemer
enkele voorstellen tot predatiebeheer doet. Deze leden lezen dat de initiatiefnemer
pleit voor minder regeldruk voor jager bij vossenjacht. Zij achten dit contraproductief,
omdat vossenjacht het meest effectief is in het voorjaar (vele malen meer dan in het
najaar en de winter, aangezien met elke vos die dan wordt gedood, de overlevingskansen
van een andere vos worden vergroot) en bestrijding geconcentreerd zou moeten worden
in voor weidevogels kansrijke gebieden. Zij delen de zorgen over katten, maar zien
de voorgestelde maatregelen als onrealistisch; katten verliezen regelmatig hun halsbandje.
Zij achtten het op grote schaal steriliseren van zwerfkatten de meest effectieve en
diervriendelijke oplossing.
De leden van de ChristenUnie-fractie willen benadrukken dat de predatiedruk af zal
nemen als voldoende maatregelen worden genomen op het gebied van voedsel en habitat.
Zo zullen natte graslanden minder vossen aantrekken, omdat vossen worden aangetrokken
door grote muizenpopulaties en (slecht beschermde) nesten van weidevogels leegroven
als bijvoedsel. Daarnaast kennen weidevogels veel predatoren die zelf ook beschermde
soorten zijn, zoals de in de initiatiefnota genoemde steenmarter. Het is volgens deze
leden onwenselijk om bij een verstoord ecosysteem een soort te redden door een andere
beschermde soort nog verder in de problemen te brengen. Een gezonde populatie kan
natuurlijke predatie aan, en dat zou volgens deze leden het einddoel moeten zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie danken de initiatiefnemer voor de initiatiefnota
«Weidse blik op weidevogels». Deze leden zijn van mening dat het huidige beleid met
betrekking tot weidevogels en biodiversiteit in Nederland tekortschiet en gericht
is op symptoombestrijding. Zij zijn het eens met de initiatiefnemer dat Nederland
een speciale verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot het beschermen van weidevogels.
Zij missen echter een accurate analyse van de oorzaken van de achteruitgang van weidevogels
en voorstellen om deze achteruitgang systematisch te stoppen. Zij hebben hier nog
enkele vragen bij.
Oorzaken van de afname van weidevogels
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie delen de analyse van de initiatiefnemer
dat de afname van weidevogels komt door afname van voldoende en kwalitatief goede
habitats. Deze afname van habitats komt doordat het boerenlandschap ingrijpend is
veranderd door jarenlange intensieve landbouw, intensiever grondgebruik en een verlaagde
grondwaterstand. Deze leden stellen dat de gevolgen van de intensivering van de landbouw
niet alleen merkbaar zijn voor weidevogels; ook alle andere planten- en diersoorten
zijn dramatisch afgenomen. De biodiversiteit neemt nog steeds af in het agrarische
gebied. Beaamt de initiatiefnemer dat de biodiversiteit achteruit gaat in het agrarisch
landschap en dat deze afname primair veroorzaakt wordt door de intensieve landbouw?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie missen in de voorliggende nota enkele
oorzaken van de achteruitgang van het aantal weidevogels, zoals het gebruik van landbouwgif
en de stikstofcrisis. De initiatiefnemer stelt dat «gebrek aan voedsel een grote oorzaak
van de afname van de weidevogelpopulatie is». De initiatiefnemer stelt hierbij dat
de oorzaken hiervan ontwatering en mestinjecties zijn. Hierbij blijft echter onvermeld
dat ook het overmatig gebruik van landbouwgif in de laatste decennia de insectenpopulatie
heeft gedecimeerd. Onderzoek heeft aangetoond dat landbouwgif een belangrijke rol
speelt bij de teruggang van alle soorten vliegende insecten.6 Beaamt de initiatiefnemer dat om het voedsel van de weidevogels toe te laten nemen,
het gebruik van landbouwgif moet worden gereduceerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is
de initiatiefnemer het ermee eens om dit in de nota aan te passen?
Daarnaast heeft de grote uitstoot van stikstof door met name de veehouderij tot een
ernstige verschraling van de biodiversiteit geleid. Door het falende stikstofbeleid
van de overheid is de natuur en zijn habitats en voedsel voor weidevogels er uiterst
slecht aan toe. Bovendien draagt de intensieve landbouw met gebruik van landbouwgif
bij aan het veranderen van gevarieerde kruiden- en bloemrijke graslanden naar monoculturen
zonder akkerranden waar vogels noch insecten kunnen overleven. Beaamt de initiatiefnemer
dat de stikstofcrisis tot gevolg heeft dat er minder habitats en voedsel van goede
kwaliteit voor weidevogels aanwezig zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, beaamt de initiatiefnemer
dat de stikstofuitstoot door de veehouderij rondom weidevogelkerngebieden drastisch
gereduceerd zou moeten worden?
Afname van weidevogels komt niet door predatiedruk
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de initiatiefnemer stelt
dat predatiedruk, na onvoldoende leefgebied, de grootste factor is die bijdraagt aan
de afname van weidevogelpopulaties. Deze leden bestrijden deze stellingname. Zij benadrukken
dat predatiedruk een volstrekt natuurlijk fenomeen is, en dat deze natuurlijke predatie
de populatie weidevogels niet in gevaar brengt, zolang de weidevogels over voldoende
foerageer-, nest- en vluchtmogelijkheden beschikken.
De initiatiefnemer stelt voor om de predatiedruk vooral te verlagen door het actief
bejagen van predatoren, zoals de vos en de steenmarter en stelt hierbij dat actief
predatorenbeheer onderdeel is van het Aanvalsplan Grutto. De initiatiefnemer laat
daarbij echter één essentieel onderdeel onbenoemd, namelijk dat in het Aanvalsplan
afschot van predatoren (actief predatorenbeheer) slechts ingezet kan worden als allerlaatste
redmiddel, nadat het leefgebied voldoende kwaliteit en voedsel heeft, met onder andere
een hoog waterpeil, openheid en rust, en nadat predatoren zijn geweerd door bijvoorbeeld
schrikdraad. Is de initiatiefnemer het ermee eens dat het Aanvalsplan Grutto predatorenbeheer
pas noemt als allerlaatste middel, nadat alle overige middelen – zoals het stoppen
met het kunstmatig verlagen van het waterpeil, het verbinden en uitbreiden van de
weidevogelgebieden, het bieden van voldoende nest- en foerageermogelijkheden, het
verlagen van het aantal koeien per hectare weiland – zijn uitgevoerd en niet tot de
gewenste stijging van het aantal weidevogels hebben geleid?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen actief bejagen van predatoren
en het voorstel om de steenmarter op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen
en om de landelijke vrijstelling van de vos uit te breiden naar de gehele dag én nacht
af. Deze leden merken op dat de hoofdoorzaak van de achteruitgang van de weidevogels
gelegen is in de intensieve landbouw en veehouderij, die er decennialang voor hebben
gezorgd dat het landschap onbewoonbaar is geworden voor weidevogels.7 Nu worden de vos en de steenmarter onterecht als de zondebok aangewezen. Het afschieten
van deze soorten zal dan ook niet het probleem oplossen. Ook de Dierenbescherming
stelt dat het doodschieten van bijvoorbeeld de vos niet leidt tot hogere overleving
van weidevogels.8
Europese Vogel- en Habitatrichtlijn
De initiatiefnemer stelt dat de Europese Vogelrichtlijn leidend is voor de bescherming
van vogels in Nederland en dat het weidevogelbeheer valt onder de Wet natuurbescherming
(2020), waarbij veel verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het Rijk zijn overgedragen
aan de provincies. Volgens de initiatiefnemer is het natuur- en landschapsbeleid een
kerntaak van provincies, maar omdat het weidevogelbeleid sterk varieert per provincie,
meent de initiatiefnemer dat er een leidende rol voor het Rijk is weggelegd. De leden
van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat het Rijk resultaatverplichting heeft
en eindverantwoordelijk is voor de resultaten van het Nederlandse natuurbeleid. Beaamt
de initiatiefnemer dat het Rijk een resultaatverplichting heeft met betrekking tot
het behalen van de doelen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn? Welke stimulerende
en coherente wet- en regelgeving zou het Rijk moeten opstellen om de negatieve gevolgen
van de intensieve landbouw op weidevogels te verminderen? Is het verbieden van het
injecteren van mest een voorbeeld van coherente wet- en regelgeving? Ook noemt de
initiatiefnemer dat natuurinclusieve landbouw door het Rijk en de provincies bevorderd
zou moeten worden. In het Aanvalsplan Grutto wordt gesteld dat de veedichtheid in
de weidevogelkansgebieden omlaag moet van gemiddeld 2,5 volwassen rund per hectare
naar 1. Is reductie van de veestapel volgens de initiatiefnemer onderdeel van natuurinclusieve
landbouw ter bevordering van de biodiversiteit? Zo nee, waarom niet? Hoe moet het
Rijk deze vorm van landbouw stimuleren volgens de initiatiefnemer? Beaamt de initiatiefnemer
dat extensieve weidegang en een reductie van de veestapel essentieel is voor het herstel
van de weidevogel? Zo nee, waarom niet?
De initiatiefnemer stelt onder andere voor om bestaande weidevogelkerngebieden te
optimaliseren. Deze kerngebieden zouden echter geen natuurbescherming moeten krijgen
maar agrarische grond moeten blijven, waarop weidevogelbeheer via een kwalitatieve
verplichting wordt vastgelegd. Kan de initiatiefnemer aangeven wat het verschil is
tussen de bestaande wettelijke eisen en deze kwalitatieve verplichting? Kan de initiatiefnemer
ook aangeven welke rol het Rijk zou moeten hebben voor weidevogels die buiten deze
kerngebieden broeden? Zo ziet de initiatiefnemer het vogelgestuurd en verlaat maaien,
gestimuleerd via ANLb-subsidie, als oplossing. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie
merken op dat vanuit de Wet natuurbescherming de verplichting al bestaat om vogelsturend
te maaien. Immers, maaien en bemesten op een wijze waarop nesten of eieren worden
vernield of jonge vogels sneuvelen is een overtreding van de Wet natuurbescherming.
Beaamt de initiatiefnemer dat maaien al vogelvriendelijk zou moeten zijn? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, waarom zouden boeren financieel gesteund moeten worden om zich
aan de wet te houden? Bovendien blijkt uit onderzoek dat oplossingen zoals later maaien
of nestbescherming niet afdoende zijn om weidevogels stabiel voort te laten bestaan,
omdat de ecologische randvoorwaarden op gangbaar boerenland in Nederland zo slecht
zijn.9 Ook blijkt uit onderzoek van Klein et al. dat er niet of nauwelijks natuur is gerealiseerd
op het platteland ondanks de ANLb. Beaamt de initiatiefnemer dat vogelgestuurd en
later maaien slechts een onderdeel is van de oplossing? Beaamt de initiatiefnemer
dat een kwalitatief goede habitat met voldoende voedsel ecologische randvoorwaarden
zijn? Kan de initiatiefnemer aangeven waarom hij, ondanks de resultaten van bovengenoemde
studie dat natuurbeleid heeft gehaald, meent dat ANLb subsidies effectief zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
«Weidse blik op de weidevogels». Weidevogels en boeren zijn geen tegenpolen, maar
horen bij elkaar. Deze leden kunnen de voorgestelde beslispunten op hoofdlijnen onderschrijven.
Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het beleid van provincies met betrekking tot
weidevogelbeheer sterk uiteenloopt, wat de effectiviteit niet ten goede zou komen.
Kan de initiatiefnemer dit nader duiden? Kan hij inzicht geven in de nationaal en
provinciaal beschikbare budgetten voor weidevogelbeheer en de ontwikkeling daarvan
in de afgelopen jaren?
De leden van de SGP-fractie delen de mening van de initiatiefnemer dat onder meer
mestinjectie negatieve gevolgen heeft voor de weidevogels. Deze leden horen graag
hoe de initiatiefnemer de regels voor bemesting aan zou willen passen om weidevogels
te stimuleren.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de nieuwe ecoregelingen in het GLB wellicht
mogelijkheden bieden voor meer weidevogelbeheer. Deze leden horen graag hoe de initiatiefnemer
hier tegenaan kijkt.
II Antwoord / Reactie van de initiatiefnemer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.