Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Meenen over eventuele aangescherpte coronamaatregelen op voorgezet speciaal onderwijs
Vragen van het lid Van Meenen (D66) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over eventuele aangescherpte coronamaatregelen op voorgezet speciaal onderwijs (ingezonden 23 oktober 2020).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 17 december
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat op het voorgezet speciaal onderwijs (vso) veel leerlingen
rondlopen tussen de 18 en 23 jaar oud? Zo ja, hoeveel leerlingen zijn dit precies
volgens de meest recente cijfers, waarbij zakkers, examenafhakers en zittenblijvers
worden meegenomen?
Antwoord 1
In het vso zijn weinig leerlingen tussen de 18 en 23 jaar oud. Uit onderstaande tabel
van DUO blijkt dat de aantallen (inclusief leerlingen die zakken, leerlingen die ervoor
kiezen geen examen te doen en leerlingen die zijn blijven zitten) klein zijn.
leeftijd
Aantal 2019
Percentage 2019
Aantal 2020
Percentage 2020
18 of <18
36.969
97,93
36.921
98,07
19
600
1,59
542
1,44
20
73
0,19
84
0,22
21
52
0,14
32
0,08
22
29
0,08
41
0,11
23 en >23
27
0,07
28
0,07
Vraag 2
Herkent u het signaal dat in het vso momenteel de klassen overvol zitten; namelijk
18 tot 20 leerlingen per klas in plaats van 8 tot 12 leerlingen?
Antwoord 2
Nee, dat signaal herken ik niet. Er is geen sprake van een uitzonderlijke groei van
het vso. In het vso wordt uitgegaan van een groepsgrootte van 7 leerlingen. Scholen
ontvangen daar ook middelen voor via de lumpsum. Als scholen groepen groter maken
en de beschikbare middelen anders besteden, dan is dat een eigen keuze.
Vraag 3
Bent u op de hoogte dat lokalen en gangen te klein en smal zijn in het vso, waardoor
het momenteel niet mogelijk is om 1,5 meter afstand te houden?
Antwoord 3
Leerlingen op het vso hoeven geen 1,5 meter afstand tot elkaar te houden. Dit geldt
ook voor leerlingen die 18 jaar of ouder zijn. Leerlingen en onderwijspersoneel houden
wel 1,5 meter afstand tot elkaar. Ik heb verschillende signalen gehad dat het in het
vso lastig is om de 1,5 meter afstand tussen leerling en onderwijspersoneel realiseren.
Vaak heeft dit te maken met de fysieke verzorging en/of intensieve ondersteuning en
nabijheid die leerlingen in het vso nodig hebben. Daarom wordt er in het protocol
van het vso ook aangegeven dat de afstand van 1,5 meter zoveel mogelijk moet worden
aangehouden. Mij is niet bekend dat de gangen en lokalen in het vso kleiner en smaller
zijn dan in het regulier vo. Ook daar zullen net als in het vso verschillen tussen
scholen zijn. In het vso hebben bijvoorbeeld mytylscholen juist extra brede gangen
en grotere lokalen vanwege de leerlingen die rolstoelgebonden zijn.
Vraag 4 en 5
Wat betekent dit voor de veiligheid van leerlingen en leerkrachten?
Bent u van mening dat de coronamaatregelen aangescherpt moeten worden in het vso,
zodat het welzijn en de veiligheid van leerlingen en leerkrachten wordt gewaarborgd?
Zo ja, welke actie gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 5
Continuïteit in het fysiek onderwijs is juist voor leerlingen in het vso essentieel.
Daarom heeft het Kabinet besloten dat de overgang naar onderwijs op afstand vanaf
16 december tot en met 17 januari niet geldt voor leerlingen in een kwetsbare positie
en leerlingen die praktijkgerichte lessen volgen. Omdat het merendeel van de vso-leerlingen
onder één of beide uitzonderingen valt, betekent dit dat voor hen fysiek onderwijs
noodzakelijk blijft. Ook ben ik niet van mening dat de veiligheid van leerlingen en
leerkrachten in het geding is als iedereen zich binnen de scholen aan de regels van
het RIVM houdt. In de situaties waar geen 1,5 meter afstand kan worden bewaard wordt
dringend geadviseerd om gebruik te maken van een mondneusmasker. Bij een deel van
de leerlingen in het vso is het dragen van een mondneusmasker niet realistisch, ook
niet wanneer de 1,5 meter afstand niet gehanteerd kan worden. Hierbij moet gedacht
worden aan leerlingen die vanwege hun beperking en/of zorgbehoefte sterk afhankelijk
zijn van nabijheid en/of gelaatsuitdrukkingen. Het is aan het bevoegd gezag in het
vso om in overleg met de commissie van begeleiding en de ouders/verzorgers te bespreken
in welke situaties het dragen van een mondneusmasker voor hun kind niet haalbaar is.
Beleidsmatige keuzes worden door het bevoegd gezag met de medezeggenschapsraad afgestemd.
Vraag 6
Ziet u kansen in de oplossing om «half om half» onderwijs aan te bieden?
Antwoord 6
Uit de derde COVID-19-monitor van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat alle leerlingen
blij zijn weer naar school te kunnen. Op school zien zij hun vrienden en hun klasgenoten
weer. Het is namelijk niet voor alle leerlingen op het vso vanzelfsprekend dat zij
veel vriendjes in de buurt hebben wonen. Daarnaast geven leerlingen aan de vaste structuur
van het lesprogramma te hebben gemist. Ook merkten sommige leerlingen op dat het op
school gemakkelijker is om hulp bij het schoolwerk te krijgen dan via online onderwijs.
Ik zet daarom vooralsnog niet in op het bieden van «half om half» onderwijs in het
vso
Vraag 7
Is momenteel het hybride onderwijs op orde bij vso scholen? Zo nee, hoe gaat scholen
helpen dit wel op orde te krijgen?
Antwoord 7
Uit de derde COVID-19-monitor van de Inspectie van het Onderwijs blijkt ook dat bijna
alle scholen weer het reguliere onderwijsprogramma geven, zowel wat betreft de cognitieve
als de sociale en emotionele onderwijsinhoud. Sommige scholen kiezen er voor de lessen
op een aangepaste manier door te laten gaan, bijvoorbeeld met kleinere groepen bij
de praktijkvakken om een veilige afstand te kunnen waarborgen.
Een enkele leerling krijgt (gedeeltelijk) afstandsonderwijs. In de uitzonderlijke
gevallen dat leerlingen helemaal geen onderwijs kregen, was er volgens de scholen
geen relatie met COVID-19. Vaak betrof het dan leerlingen die al in een traject zaten
met de jeugdhulpverlening. Bij deze leerlingen was de leerplichtambtenaar betrokken.
Vraag 8
Heeft u signalen ontvangen dat veel vso leerlingen een achterstand hebben opgelopen,
bijvoorbeeld omdat het lastig is voor scholen om aan beschikbare subsidie met eigen
inzicht invulling te geven door de aanwezigheid van bureaucratie?
Antwoord 8
Ik heb signalen ontvangen over achterstanden van leerlingen. Ik heb geen signalen
dat dit in het vso op grotere schaal speelt dat in het vo. Ik heb ook geen signalen
ontvangen dat het voor scholen lastig is om beschikbare subsidie naar eigen inzicht
in te vullen. Uit de derde COVID-19-monitor van de Inspectie van het Onderwijs blijkt
dat acht op de tien vso-scholen vlak voor de zomervakantie of bij de start van het
nieuwe schooljaar de ontwikkeling van de leerlingen in kaart heeft gebracht. In de
regel gebeurde dit voor alle leerlingen, veelal door toetsen af te nemen, leerlijnen
te scoren en ontwikkelingsperspectieven te evalueren. Alle scholen die de ontwikkeling
vaststelden, zeiden dat er leerlingen waren die zich niet conform hun ontwikkelingsperspectief
ontwikkelden; een op de vier scholen gaf aan dat dit de meeste dan wel alle leerlingen
betrof. Scholen hadden het dan over achterstand bij vakgebieden, maar vooral ook bij
praktijkvakken en stagetrajecten. Alle scholen zeiden de cognitieve en de sociale
en emotionele ontwikkeling van de leerlingen inmiddels weer op de gebruikelijke wijze
te volgen. Scholen zetten diverse acties in om eventuele achterstanden in de ontwikkeling
in te halen. Vaak kozen ze ervoor specifieke interventies bij individuele leerlingen
te plegen, maatwerktrajecten in te zetten, extra leerstof aan te bieden of te differentiëren
in het aanbod afgestemd op de situatie van de groep. Ruim een kwart van de vso scholen
meldde een aanvraag te hebben gedaan voor de subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
voor onderwijs 2020/2021.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.