Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over het bericht ‘UNHCR urges investigation following deadly incident at Libya disembarkation point’
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «UNHCR urges investigation following deadly incident at Libya disembarkation point» (ingezonden 4 augustus 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) en van Minister
Blok (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(ontvangen 17 december 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020,
nr. 3765.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «UNHCR urges investigation following deadly incident
at Libya disembarkation»?1
Antwoord 1
Ja, het kabinet is bekend met de berichtgeving over dit tragische incident. De situatie
van migranten en vluchtelingen in Libië blijft precair en het kabinet volgt de omstandigheden
nauwlettend.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de uitspraken van Vincent Cochetel, de speciale gezant van de
UNHCR voor het centrale Middellandse Zeegebied, dat «er meer behoefte [is] aan zoek-
en reddingscapaciteit op de Middellandse Zee, inclusief Niet-Governementele Organisatie
(NGO)-schepen, om de kans te vergroten dat reddingsoperaties leiden tot ontscheping
in veilige havens buiten Libië»?
Antwoord 2
Het kabinet onderschrijft dat het tegengaan van verlies van levens op de Middellandse
Zee en de internationaalrechtelijke plicht om mensenlevens op zee te redden te allen
tijde de uitgangspunten blijven.2
De verantwoordelijkheden voor SAR-operaties zijn in het internationaal zeerecht verankerd.3 Daaruit volgt de wettelijke taak van een kuststaat om SAR-operaties te coördineren
in diens SAR-zone: Search and Rescue. Het is essentieel dat betrokken schepen de instructies
opvolgen van de verantwoordelijke autoriteiten.
Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor Libië. De ontschepingen die volgen op reddingsoperaties
in de Libische SAR-zone zullen logischerwijs in hetzelfde land plaatsvinden. Om deze
wettelijke taak effectief te kunnen uitvoeren is een goed functionerende kustwacht
noodzakelijk. Juist daarom is de samenwerking van de EU met de Libische autoriteiten
van belang: om de capaciteit van de kustwacht te versterken, maar ook om de Libische
autoriteiten aan te kunnen spreken wanneer er sprake is van incidenten zoals deze.
Dat doen de Europese Unie en Nederland bilateraal dan ook.
Wat betreft ontscheping in veilige havens buiten Libië, is uw Kamer bekend dat het
kabinet, gezien de aanhoudende, substantiële aantallen irreguliere migranten en vluchtelingen
die de levensgevaarlijke oversteek vanaf de Noord-Afrikaanse kust naar de EU ondernemen,
meermaals heeft opgeroepen tot duidelijke kaders en goede afspraken tussen alle betrokken
partijen om tot een normalisatie van de ontschepingspraktijk op de Middellandse Zee
te komen, inclusief het vaststellen van SAR-zones en veilige havens en de opbouw van
goed werkende kustwachten met voldoende capaciteit. De conclusies van de Europese
Raad van juni 2018 vormen hierbij het uitgangspunt.4 Deze normalisatie moet bijdragen aan een voorspelbaar en verantwoordelijk mechanisme
voor personen die tijdens een SAR-operatie zijn gered.5
Aan beide kanten van de Middellandse Zee moeten dezelfde uitgangspunten voor ontscheping
en daaropvolgende procedures worden toegepast op basis van nationale procedures met
respect voor internationale kaders. Hier ligt wat Nederland betreft een gedeelde verantwoordelijkheid
voor alle landen in het Middellandse Zeegebied; het is niet vanzelfsprekend dat SAR-operaties
van met name NGO-schepen altijd uitmonden in ontscheping in de EU.6 Dit geldt temeer gezien het feit dat verreweg de meeste van deze SAR-operaties plaatsvinden
in de SAR-zones van Noord-Afrikaanse landen, soms op slechts geringe afstand van de
kust. Het kabinet stelt zich op het standpunt dat drenkelingen conform de bestaande
internationaalrechtelijke kaders naar de dichtstbijzijnde veilige haven dienen te
worden gebracht, ook al is dat aan de kant van waaruit men vertrokken is. Het non-refoulement
principe is hierbij leidend.
Zoals uw Kamer welbekend roepen IOM en UNHCR al lange tijd op tot een duurzaam, voorspelbaar
ontschepingsmechanisme, inclusief de realisatie van veilige havens, voor het gehele
Middellandse Zeegebied.7 Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten tijdens de informele JBZ-Raad
van juli jl. de noodzaak om in dit kader met betreffende derde landen, UNCHR en IOM
nauwer samen te werken. Samen met een protocol met duidelijke gedragsregels voor niet-statelijke
actoren zou dit bijdragen aan de verdere normalisatie van de SAR-praktijk op de Middellandse
Zee, zowel aan de noord- als de zuidoevers.8
Vraag 3
Steunt u de oproep van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) tot een onafhankelijk
onderzoek naar het incident? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u concreet doen?
Antwoord 3
Nederland steunt de oproep van IOM en UNHCR tot het doen van onafhankelijk onderzoek
om de precieze toedracht van het incident boven tafel te krijgen. Nederland zal deze
steun actief uitdragen en blijven pleiten voor veiliger omstandigheden voor migranten
na ontscheping. In dit kader heeft de EU met actieve steun van Nederland op 27 juli
2020 een directe oproep gedaan aan de Libische Minister van Binnenlandse Zaken om
actie te ondernemen om de slechte situatie van deze migranten en vluchtelingen in
de Libische detentiecentra aan te pakken en mensensmokkel- en mensenhandelsnetwerken
te ontmantelen.
Vraag 5
In hoeverre heeft operatie Irini tot nu toe kunnen bijdragen aan het voorkomen van
ontscheping in Libië? Bent u bereid zich in te spannen om operatie Irini hierin een
rol van betekenis te laten spelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De hoofdtaak van Operatie Irini is het implementeren van het VN-wapenembargo voor
Libië (VNVR Resoluties 1970 en 2292). Het kabinet heeft er met succes voor gepleit
dat de operatie zich daarnaast ook richt op het bestrijden van georganiseerde mensensmokkel,
capaciteitsopbouw, training en monitoring van de Libische kustwacht en marine, evenals
het tegengaan van oliesmokkel.
Het voorkomen van ontscheping in Libië of het redden van drenkelingen is geen onderdeel
van het mandaat van deze operatie. Het redden van drenkelingen betreft een verplichting
voortvloeiend uit het internationaal zeerecht. Het is de wettelijke taak van Libië
als kuststaat om de territoriale wateren te controleren en reddingsoperaties in het
eigen opsporings- en reddingsgebied te coördineren. Indien drenkelingen worden gered
door een schip dat meevaart met de operatie, zullen zij worden ontscheept in Griekenland
of een andere haven mits een land zich hiervoor openstelt. Daarbij moet worden aangetekend
dat er een procedure is afgesproken waarmee de operatie kan worden stopgezet als er
sprake is van een pull-effect, d.w.z. deze blijkt te leiden tot een toename van irreguliere
migratiestromen in het operatiegebied.
Zoals u bekend levert Nederland momenteel geen maritieme bijdrage aan operatie Irini.
Nederland neemt ook niet deel aan het ontschepingsmechanisme dat geldt voor deze operatie,
aangezien deze afspraken niet overeenkomen met het kabinetsstandpunt. Het kabinet
beraadt zich nog op een eventuele bijdrage aan Operatie Irini in de volgende EU-mandaatsperiode.9 Het kabinet zal de wenselijkheid en haalbaarheid van een additionele bijdrage zorgvuldig
afwegen in het licht van de situatie op dat moment en op basis van een militair advies.
Vraag 4, 6, 7
Deelt u de mening dat het feit dat de Europese Unie (EU) de Libische kustwacht financieel
ondersteunt en traint, ook inhoudt dat de EU eisen kan en moet stellen, bijvoorbeeld
een onafhankelijk onderzoek naar mogelijk strafbare feiten? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, welke voorwaarden worden gesteld?
Hoe kijkt u, gelet op de ernst van incidenten zoals deze, naar de samenwerking tussen
de EU en de Libische kustwacht? Bent u van mening dat het trainen en ondersteunen
van de Libische kustwacht door de EU tot gewenste resultaten leidt? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Kunt u precies uiteenzetten, eventueel middels een schematische weergave in een tabel,
hoeveel financiële ondersteuning de Libische kustwacht tot nu toe van de EU heeft
ontvangen, wat de bestedingsdoelen van deze middelen waren en waar deze middelen tot
nu toe aan zijn uitgegeven? Hoe ziet de financieringsstroom van de EU naar de Libische
kustwacht er precies uit en op welke manier en door wie wordt hier controle op uitgevoerd
of dit geld ook op de bedoelde plekken terecht komt? Hoeveel financiële middelen vanuit
de EU staan er de Libische kustwacht dit jaar nog ter beschikking en in hoeverre zitten
hier nog voorwaarden aan verbonden voordat de Libische kustwacht hier aanspraak op
kan maken?
Antwoord 4, 6, 7
Er gaat geen EU financiële steun rechtstreeks naar de Libische kustwacht. De EU draagt
en heeft in het verleden op verschillende manieren bijgedragen aan het trainen en
ondersteunen van de Libische kustwacht en aan advisering van autoriteiten op het gebied
van hervorming van de Libische civiele veiligheidssector. Dit gebeurt o.a. via EU-missies
zoals Operatie Sophia en Irini en de EU Integrated Border Management Assistance Mission (EUBAM Libya).
Via het EU Emergency Trust Fund voor Afrika (EUTF) Integrated Border Management (IBM) programma zet de EU in op capaciteitsopbouw en het verstevigen van de basisinfrastructuur
van de Libische kustwacht, versterking van institutionele hervormingen op het gebied
van grensbeheer, versterking van zoek- en reddingscapaciteit, de aanpak van mensensmokkel
en -handel, en verbetering van de mensenrechtensituatie van migranten en vluchtelingen.
De omvang van deze steun bedraagt EUR 57.2 miljoen (2017–heden).10 Voor gedetailleerde beschrijvingen van deze steun, verwijzen wij u graag naar de
EUTF-website en desbetreffende Action Documents.11
Projectindicatoren en -doelen worden doorlopend gemonitord. In algemene zin geldt
dat er voor EUTF programma’s, regio’s en voor het gehele EUTF, reguliere monitoring
en evaluaties worden uitgevoerd.12 Daarnaast heeft de EU, mede op aandringen van Nederland en andere lidstaten, monitoring
door een derde partij opgezet om de waarborging van mensenrechten onder projecten
gefinancierd uit het EUTF in Libië te beoordelen.13 Dit onderzoek is momenteel gaande.
De hogergenoemde ondersteuning is van belang om verlies van levens tegen te gaan en
mensensmokkel aan te pakken. Mede door Europese steun zijn de capaciteiten van de
Libische kustwacht toegenomen en heeft de Libische kustwacht volgens de IOM sinds
2018 ca. 30.000 migranten gered/onderschept. Het aantal mensen dat de oversteek via
de Centraal Mediterrane route heeft gewaagd is afgenomen van meer dan 200.000 in 2016
naar 26.000 in 2019. Ook het aantal verdrinkingen op de Centraal Mediterrane route
is afgenomen van 4.581 in 2016 tot 1.262 in 2019. Echter, een incident als het huidige
onderstreept dat de situatie van migranten en vluchtelingen in Libië nog altijd verontrustend
is en hulp en monitoring nodig blijven.
Daarom zijn de EU, en ook Nederland bilateraal, doorlopend in gesprek met de Libische
autoriteiten. Centraal daarbij staan het respecteren van mensenrechten en internationale
standaarden; het verbeteren van behandeling van migranten en vluchtelingen na ontscheping
en van hun situatie in detentiecentra, met als doel uiteindelijke sluiting; het creëren
van alternatieve vormen van opvang; de aanpak van mensensmokkelaars; en samenwerking
met UNHCR en IOM.
Via het EUTF wordt dan ook EUR 237,3 mln. besteed aan bescherming van en assistentie
aan migranten, vluchtelingen en ontheemden.14 Dit betreft o.a. hulp en assistentie na ontscheping, in detentiecentra en stedelijke
gebieden, het faciliteren van vrijwillige terugkeer en re-integratie, en evacuatie
naar de Emergency Transit Mechanisms(ETMs) in Niger en Rwanda. Daarnaast heeft de EU, mede in het kader van de COVID-19
respons, in juli circa EUR 75 mln. vrijgemaakt voor o.a. kwetsbare groepen als (irreguliere)
migranten en vluchtelingen.15 Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, draagt ook Nederland bij aan inspanningen in Libië
om de situatie van migranten en vluchtelingen te verbeteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.