Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over sluiten van jeugdzorginstelling Intervence
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming over sluiten van jeugdzorginstelling Intervence (ingezonden 3 december 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) en van Staatssecretaris Blokhuis
(Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 11 december 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de beslissing om de jeugdzorginstelling Intervence «op te
heffen» en de daarop volgende woede van vakbonden over de gang van zaken?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2, 3 en 4
Vindt u het verantwoordelijk om deze jeugdzorginstelling te sluiten, in acht nemend
de intensive care afdeling en de schaarsere keuze wat betreft jeugdzorg in de provincie
Zeeland? Zo nee, hoe grijpt u zo snel mogelijk in?2
In hoeverre is deze beslissing gemotiveerd door de kwaliteit van de zorg of is dit
enkel gedwongen door financiële redenen? Hoeveel ruimte zagen de betrokken gemeenten
in hun keuze deze instelling te sluiten?
Acht u de tijdlijn van sluiting haalbaar waarin nieuwe, goede plekken kunnen worden
gevonden voor zowel de kwetsbare kinderen als de medewerkers in deze instelling? Zo
nee, wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat kinderen en medewerkers op straat worden
gezet?
Antwoord 2, 3 en 4
Zoals uiteengezet in onze brief van 3 december jl. verkeert Intervence al meerdere
jaren in een moeilijke situatie3. De financiële positie is precair en er is sprake van personele problemen (hoog verloop
en verzuim). Naar het zich laat aanzien is het verloop in 2020 gedaald van ruim 30%
naar ruim 10% en is het ziekteverzuim toegenomen tot meer dan 11%. Het hoge verzuim
en verloop hebben negatieve consequenties op de kwaliteit en de continuïteit van de
uitvoering. Hierdoor moeten bijvoorbeeld kinderen tussen jeugdbeschermers worden overgedragen
indien er sprake is van langdurig verzuim of verloop. De gemeenten zijn daarom ruim
voor de zomer van dit jaar een intensief traject gestart met Intervence om verschillende
scenario’s uit te werken voor een duurzame inrichting van de jeugdbescherming en jeugdreclassering
in Zeeland. Bij het uitwerken van deze scenario’s is ondersteuning geboden door het
Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ). Vanuit het Rijk hebben we dit traject
intensief gevolgd.
Verantwoordelijkheid gemeenten
De gemeenten hebben een wettelijke jeugdhulpplicht. Zij zijn daarmee verantwoordelijk
voor een passend aanbod van jeugdbescherming en -reclassering in hun regio. De gemeenten
hebben 3 verschillende scenario’s afgewogen om te komen tot een voorgenomen besluit:
1. Zelfstandig voortbestaan Intervence, 2. Intervence wordt onderdeel van een andere
gecertificeerde instelling (GI) en 3. Jeugdbescherming en -reclassering onderbrengen
bij drie andere GI’s. Ze hebben gekozen voor het scenario waarbij de drie gecertificeerde
instellingen – die naast Intervence al in Zeeland actief zijn – verantwoordelijk worden
voor de uitvoering van de jeugdbescherming en – reclassering in Zeeland en de relatie
met Intervence te beëindigen.
Continuïteit van zorg na 1 januari
De voorgenomen keuze van gemeenten betekent niet dat de zorg vanuit Intervence per
1 januari stopt of dat vóór die datum alle cliënten moeten worden overgedragen. Dat
beeld is niet juist. De gemeenten gaan ervanuit dat een ruime periode in 2021 nodig
is (minimaal zes maanden) om cliënten op zorgvuldige wijze bij een andere GI onder
te brengen. Totdat de laatste kinderen zijn overgedragen, zal Intervence de zorg voortzetten
en zullen de gemeenten zorgen voor een adequate financiering om dat op zorgvuldige
wijze mogelijk te maken.
Het voorgenomen besluit van gemeenten is ingrijpend voor de kinderen en hun naasten,
de medewerkers van Intervence en alle betrokken partijen in Zeeland. Zij mogen hier
niet de dupe van worden. Het gaat hier om de meest kwetsbare kinderen binnen de jeugdzorg.
Daarom is het van belang dat dit besluit en de uitvoering van dit besluit met grote
zorgvuldigheid gebeurt waarbij de continuïteit en kwaliteit van zorg gewaarborgd moet
zijn. Dit betekent onder meer dat er maximaal op ingezet wordt om de huidige medewerkers
van Intervence te laten overgaan naar de drie GI’s zodat hun trajecten met cliënten
kunnen doorlopen.
Stappen die nog gezet moeten worden – transitieplan
Er moet nog een aantal belangrijke stappen worden gezet voordat het voorgenomen besluit
van de gemeenten in Zeeland kan worden omgezet in een definitief besluit en uiteindelijk
zorgvuldig ten uitvoer kan worden gebracht. Om tot een zorgvuldig besluit te komen,
is door ons en de gemeenten aan de Jeugdautoriteit (JA) en Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de inspecties) gevraagd om
een advies respectievelijk oordeel te geven over de vraag of het door de gemeenten
gekozen scenario een verantwoord en duurzaam scenario is met name bezien vanuit het
belang van de continuïteit en kwaliteit van de zorg. Ook is gevraagd aan welke voorwaarden
moet worden voldaan om de continuïteit en kwaliteit van de zorg te borgen.
De JA en de inspecties hebben inmiddels aangegeven dat ze op basis van de beschikbare
informatie nog geen advies/oordeel hierover kunnen geven en dat eerst een uitgewerkt
integraal transitieplan beschikbaar moet komen. Integraal in de zin dat diverse perspectieven
aan de orde moeten komen zoals: cliëntperspectief, medewerkersperspectief, kwaliteit,
ketenpartners, governance, bedrijfsvoering/financiën. De JA en de inspecties hebben
voorwaarden opgesteld waaraan het transitieplan moet voldoen. Ik zal u het advies
en het oordeel van de JA en de inspecties toesturen.
Op 15 december beslissen de colleges van de 13 betrokken gemeenten over het voorgestelde
scenario waarmee het mandaat wordt verkregen om het transitieplan uit te werken en
goedkeuring voor de financiering van de jeugdreclassering en -bescherming in 2021.
Gemeenten en alle betrokken GI’s zullen dit transitieplan opstellen. Hiertoe zijn
de voorbereidingen gestart. De gemeenten geven aan dat dit zeker enige weken en mogelijk
maanden in beslag kan nemen. Het is van belang dat dit plan zo snel mogelijk wordt
afgerond zodat de gemeenten aan alle betrokkenen de gewenste helderheid bieden over
een verantwoorde transitie.
Beoordeling transitieplan
Als het transitieplan gereed is, zullen de inspecties en de JA hun oordeel c.q. advies
geven over het transitieplan met name vanuit het uitgangspunt van continuïteit en
kwaliteit van zorg. Hierbij zullen wij erop toezien dat het definitieve transitieplan
in lijn is met het advies/oordeel van de JA en de inspecties. Pas nadat dit plan definitief
is vastgesteld kan worden overgegaan tot een zorgvuldige overdracht van de kinderen
die door Intervence worden begeleid. Vooruitlopend hierop mogen er geen onomkeerbare
stappen worden gezet. Ook tijdens de uitvoering van het transitieplan zullen de JA
en de inspecties toezicht houden op een zorgvuldige uitvoering en ons daarover informeren.
In het bestuurlijk overleg dat we op 11 december 2020 met bestuurders van de vier
GI’s en de betrokken wethouders over de ontstane situatie hebben gevoerd, hebben we
de volgende afspraken gemaakt:
gemeenten en de GI Intervence hebben aangegeven dat zij op zeer korte termijn een
overbruggingscontract voor in ieder geval het 1e half jaar van 2021 afsluiten;
er worden geen onomkeerbare beslissingen genomen totdat een transitieplan is goedgekeurd
door de inspecties en de JA;
teneinde de continuïteit en kwaliteit van de zorg voor kinderen maximaal te waarborgen
nemen de gemeenten en de GI’s maatregelen om het verloop van het personeel van Intervence
te minimaliseren.
Als de continuïteit en kwaliteit van zorg volgens de JA en de inspecties niet geborgd
is, zullen wij de gemeenten daarop aanspreken en zo nodig maatregelen treffen in het
kader van het interbestuurlijk toezicht.
Vraag 5 en 7
Zijn er naar uw mening geschikte en voldoende plekken om jongeren te herplaatsen en
medewerkers naar nieuw werk te begeleiden in de regio? Kunt u garanderen dat zij allen
in de provincie Zeeland zullen kunnen blijven? Kunt u een indicatie geven voor de
verandering in reistijd voor de kinderen en hun familie en medewerkers?
Hoe gaat u erop toezien dat deze jeugdzorgmedewerkers de sector niet verlaten, gezien
het grote personeelstekort waar wij nu al mee kampen?
Antwoord 5 en 7
Voor de kinderen is het van belang dat de bestaande hulpverleningsrelaties zoveel
als mogelijk in stand blijven en dat de kinderen in de nieuwe situatie zo veel mogelijk
bij dezelfde jeugdbeschermer of -reclasseerder kunnen blijven. We vinden het belangrijk
dat de jeugdbeschermers en -reclasseerders die het werk nu uitvoeren dit ook kunnen
blijven doen. Dit hebben we ook besproken met de wethouders. Dit zal dan ook een belangrijk
onderdeel zijn bij de beoordeling door de JA en de inspecties.
De gemeenten hebben de wettelijke plicht om erop toe te zien dat overnemende partijen
in overleg treden met bestaande partijen en erop toe te zien dat zich daarbij zoveel
als mogelijk inspannen voor het overnemen van personeel en het zoveel mogelijk voortzetten
van bestaande hulpverleningsrelaties. De wethouders hebben aangegeven dat ze hierop
gaan toezien.
De Zeeuwse gemeenten hebben aangegeven dat de andere drie in Zeeland gecontracteerde
GI’s hun medewerking willen verlenen aan overname van medewerkers van de GI Intervence.
Omdat de GI’s al in Zeeland gecontracteerd zijn, heeft het naar verwachting geen effect
op verplaatsingen van kinderen buiten Zeeland.
Vraag 6
Bent u ook wederom teleurgesteld over de effecten van marktwerking op de zorg voor
kwetsbare kinderen? Zo ja, welke concrete stappen gaat u nu zetten om hier eindelijk
een einde aan te maken? Zijn er stappen die u zet behalve de toekomstige wetgeving
waar u naar refereerde op 6 oktober 2020?4
Antwoord 6
De evaluatie van de Jeugdwet5, rapportages van de Transitie Autoriteit Jeugd6, een rapport over de knelpunten bij jeugdhulp in het strafrechtelijk kader7, recente onderzoeken naar de financiële positie van specialistische aanbieders8 en recente ervaringen in de praktijk laten zien dat zich in de uitvoering knelpunten
voordoen die naar het oordeel van het kabinet om aanpassingen vragen in het jeugdstelsel.
Bij brieven van 20 maart jl.9, 17 juni jl.10 en 16 november jl.11 hebben we u hierover uitgebreid geïnformeerd.
Naast het wetsvoorstel «verbetering beschikbaarheid zorg» werken wij ook op verschillende
manieren aan het op de korte termijn borgen van de continuïteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen
en jeugdreclassering. Daartoe hebben wij per 1 januari 2019 de Jeugdautoriteit ingericht.
Mede op basis van een Early Warning System signaleert en analyseert de JA, vanuit
haar neutrale positie, continuïteitsrisico's op organisatie- en op stelselniveau.
Daarnaast werken wij met specialistische aanbieders, gemeenten en de JA aan het convenant
continuïteit jeugdhulp. Daarin zullen wij gezamenlijk aanvullende afspraken maken
om de continuïteit van zorg te borgen.
Vraag 8
Deelt u de mening dat zorginstellingen niet overeind moeten worden gehouden enkel
voor het voortbestaan, maar dat zij ondersteund dienen te worden als de zorg voor
kwetsbare kinderen anders in het geding komt? Zo ja, vreest u ervoor dat kinderen
door deze situatie wederom de rekening gaan betalen zoals we ook hebben gezien bij
de gang van zaken bij bijvoorbeeld de Hoenderloo Groep?
Antwoord 8
Bij het beleid rondom zorgaanbieders in financiële problemen staat inderdaad altijd
de zorgcontinuïteit van kinderen voorop en niet de continuïteit van een individuele
zorgaanbieder.12 Daarnaast geldt dat jeugdzorgaanbieders en GI’s zelf verantwoordelijk zijn voor hun
bedrijfsvoering en de borging van de kwaliteit van zorg. Gemeenten zijn wettelijk
verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van jeugdhulp voor elk kind en jongere
die dat nodig heeft (jeugdhulpplicht). Dat neemt echter niet weg dat dergelijke situaties
zeer ingrijpend zijn voor de betrokken kinderen. Om die reden zijn de JA en de inspecties
nauw betrokken. Als de continuïteit en kwaliteit van zorg volgens hen niet geborgd
zijn, zullen wij de gemeenten daarop aanspreken en maatregelen treffen in het kader
van het interbestuurlijk toezicht.
Vraag 9
Heeft u al contact gehad met de betrokken gemeenten? Zo nee, bent u bereid zo snel
mogelijk met hen in contact te treden en hen zo nodig bij te staan in de opdracht
te voorkomen dat de jeugdzorgmedewerkers over 30 dagen ontslagen zijn? Bent u bereid
een garantstelling daaromtrent af te spreken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar ons antwoord op vraag twee, drie,
vier, vijf en zeven.
Vraag 10
Bent u bereid een uitspraak te doen over de tekenen van financieel wanbeleid zoals
we dat ook bij andere organisaties hebben moeten constateren? Kunt u toelichten hoe
het mogelijk is dat deze financiële problemen zo ontsporen dat een jeugdzorginstelling
binnen een maand plots moet worden opgeheven?
Antwoord 10
De financiële problemen bij Intervence zijn al meerdere jaren onderwerp van gesprek
tussen Intervence en de Zeeuwse gemeenten. De gemeenten zijn dan ook ruim voor de
zomer van dit jaar een intensief traject gestart met Intervence om verschillende scenario’s
uit te werken voor een duurzame inrichting van de jeugdbescherming en jeugdreclassering
in Zeeland. Deze beslissing is dan ook niet binnen een maand genomen en Intervence
blijft ook na 1 januari zorgen voor de kinderen die zij begeleiden. De gemeenten hebben
expliciet aangegeven dat zij zorgdragen voor een adequate financiering van Intervence
tot een volledige overdracht van kinderen aan de 3 GI’s op een zorgvuldige wijze heeft
kunnen plaatsvinden. Zie verder het antwoord bij vraag 2, 3 en 4.
In het algemeen geldt dat van aanbieders wordt verwacht dat ze tijdig maatregelen
nemen om eventuele financiële en/of organisatorische problemen te voorkomen en, wanneer
dit niet lukt, met betrokken stakeholders zoals gemeenten (inkopers) in overleg gaan
over een oplossing. Recente inspectierapporten en casuïstiek van jeugdhulpaanbieders
in financiële problemen laten zien dat er nog belangrijke stappen kunnen worden gezet
in de kwaliteit, professionalisering van het bestuur, van het interne toezicht, van
de bedrijfsvoering en van het externe toezicht. Daarom zijn in het wetsvoorstel «Verbetering
beschikbaarheid zorg voor de jeugd» nadere eisen opgenomen ten aanzien van het intern
toezicht en de financiële bedrijfsvoering van jeugdhulpaanbieders. Daarnaast werken
wij met aanbieders en gemeenten aan het convenant continuïteit jeugdhulp.
Vraag 11
Kunt u aangeven wat kwetsbare kinderen die nu in de knel komen aan wetgeving hebben
waar nog aan gewerkt wordt zoals u stelde op 6 oktober jl.: «Ik heb aangegeven dat
er wetgeving komt waarin dingen worden aangescherpt»?13 Ziet u naast de rol van de Jeugdautoriteit ook een rol voor uzelf in het borgen van
de zorg voor kwetsbare kinderen in deze jeugdzorginstelling? Zo ja, welke?
Antwoord 11
De JA en de inspecties zijn op dit moment intensief betrokken bij Intervence. Zoals
beschreven in het antwoord op vraag 2, 3 en 4 hebben zij een eerste advies/oordeel
gegeven op basis van de beschikbare informatie. Zij zullen ook een advies/oordeel
geven op het transitieplan (op verzoek van ons en de gemeenten) gericht op een duurzame
oplossing voor het borgen van de kwaliteit en continuïteit van zorg in deze situatie.
Als de continuïteit en kwaliteit van zorg volgens de JA en de Inspecties niet geborgd
is, zullen wij de gemeenten daarop aanspreken. Waar nodig zullen wij maatregelen treffen
in het kader van het interbestuurlijk toezicht richting betreffende gemeenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.