Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Internationale rechtsorde in het digitale domein (Kamerstuk 33694-60)
2020D51182 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de Kamerbrief
over de internationale rechtsorde in het digitale domein (Kamerbrief 33 694, nr. 60).
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
4
II
Antwoord/Reactie van het kabinet
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over
de internationale rechtsorde in het digitale domein. Wel hebben deze leden nog een
aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat Nederland zich actief inzet voor de
verbetering van de internationale rechtsorde in het digitaal domein. Zij vragen of
ook andere landen het belang van dit thema voldoende inzien. Kunt u beschrijven wat
Nederland doet om andere landen op het belang van dit thema te wijzen? Het gaat daarbij
voor deze leden niet alleen om het algemene begrip van de internationale rechtsorde, maar ook om specifieke internationale misdrijven, waaronder digitaal terrorisme,
de potentieel ontwrichtende werking van deepfakes en de bijna per definitie grensoverschrijdende vergrijpen tegen de horizontale privacy,
waaronder wraakporno en de alomvattende surveillance van personen. Wat is de inzet
van Nederland voor de internationale bescherming van data omtrent individuen, nu door
het verzamelen van momenteel internationaal verspreide data effectief het gehele leven
van iemand in kaart kan worden gebracht, met alle gevolgen van dien voor de veiligheid
en vrijheid van personen?
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat Nederland, in de lijn met motie
Verhoeven/Koopmans, werk maakt van capaciteitsopbouw. Wat doet Nederland om andere
landen te helpen met capaciteitsopbouw en welke landen zijn dit? Wat gebeurt er op
EU-niveau op het gebied van capaciteitsopbouw?
De VVD-fractieleden vragen welke «gelijkgezinde» landen universele erkenning van de
toepasselijkheid van het internationaal recht in het digitale domein bepleiten. Door
welke landen wordt Nederland hierin gesteund? Welke stappen zijn er al gezet en wat
is er al bereikt op het gebied van vrijwillige, niet-bindende gedragsnormen in het
cyberdomein? Deze leden vragen tegelijkertijd aandacht voor de wenselijkheid van regulering
daar waar dit effectief en mogelijk zou zijn, teneinde de veiligheid en vrijheid van
mensen beter te beschermen. Welke mogelijkheden ziet het kabinet hiertoe? Wanneer
en onder welke omstandigheden ziet het kabinet ruimte om gezamenlijke initiatieven
te ondernemen voor concrete normering? Ziet het kabinet ruimte om eventueel in een
beperktere kring van democratische gezinde landen over te gaan tot verdere normering
en collectieve afspraken?
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te zien dat Nederland zich actief uitspreekt
tegen cybercrime op internetplatforms. Hoe succesvol is de dialoog over samenwerking
op dit gebied tot dusver? Hoe ziet de Nederlandse regering de rol van online sociale
platforms maar ook van darkweb/illegale platforms? Op welke wijze werkt Nederland
samen met Facebook en andere legale platforms om vormen van terroristische online
content tegen te gaan?
De leden van de VVD-fractie pleiten er bovendien voor dat Europese landen meer samen
optrekken bij het aanpakken van de daders achter cyberaanvallen, zeker waar dit statelijke
actoren betreft. Het EU-sanctieregime is dan ook een goede eerste stap, maar niet voldoende. Bij een hack die
zware fysieke schade veroorzaakt, geldt in principe het recht op collectieve zelfverdediging,
maar bij de meeste van de huidige cyberaanvallen geldt er beweerdelijk geen recht
op collectieve tegenmaatregelen. Landen mogen dit allen zelf doen. Dat maakt kleinere
landen binnen de NAVO of de Europese Unie een aantrekkelijker prooi voor kwaadwillende
landen, en is dus niet in het belang van onze veiligheid. Deelt het kabinet de mening
dat we moeten kijken naar manieren om hier samen op te trekken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
internationale rechtsorde in het digitale domein en zijn verheugd dat het kabinet
aan de slag is gegaan met de motie van de leden Verhoeven en Koopmans (Kamerstuk 33 694, nr. 56) om te komen tot verdere internationale coördinatie van politieke attributie van
cyberaanvallen, inclusief initiatieven gericht op internationale capaciteitsopbouw,
die bijdragen aan benodigde expertise voor technische attributie. Deze leden hebben
nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat Rusland inzet op een verdrag naar cybercrime
zonder voldoende waarborgen voor (digitale) burgerlijke vrijheden. Kan het kabinet
toelichten welke mensenrechtelijke waarborgen het Verdrag van Boedapest biedt in vergelijking
met de Russische voorstellen?
De leden van de D66-fractie horen graag dat Nederland zich sterk inzet tegen kwaadwillende
cyberactiviteiten en dat Nederland coalities vormt wanneer er aanleiding is om te
reageren op cyberaanvallen van buitenlandse actoren. Het kabinet schrijft: «Een krachtig
antwoord op cyberaanvallen vergt zowel binnen als buiten de EU en de NAVO een grote
inspanning van Nederland, met een brede groep van gelijkgestemden of op bilateraal
niveau, zoals met Australië.» Om welke gelijkgestemde landen gaat het hier? Hoe vaak
is er gebruik gemaakt van publieke toerekening en de listings van individuen en entiteiten in het kader van het EU-sanctieregime?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsbrief
over de internationale rechtsorde in het internationale domein. Gezien het snel toenemende
belang van het digitale domein in de geopolitiek juichen zij de actieve rol die Nederland
op zich heeft genomen met betrekking tot internationale discussies over cyberbeleid
toe. Zij hebben daar nog enige vragen bij.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat Nederland zich inzet voor de ontwikkeling
van vrijwillige, niet-bindende gedragsnormen in het cyberdomein, maar dat de vooruitzichten
ongewis zijn als gevolg van toenemende geopolitieke spanningen tussen de Verenigde
Staten, Rusland en China. Dat baart deze leden zorgen. Op welke wijze zet het kabinet
zich in om toch vooruitgang te kunnen boeken in deze uitdagende context? Is het de
strategie om eerst met kleinere gelijkgezinde landen tot een gedragscode te komen?
Of juist om geen stappen te zetten zolang de geopolitieke grootmachten niet meedoen?
Kan het kabinet een voorbeeld geven van de betere handvatten die het kabinet voor
ogen heeft om de implementatie van aanvullende gedragsnormen te bevorderen? En hoe
verhouden de inspanningen van Nederland op dit terrein zich tot de ontwikkeling en
inzet van offensieve cyber door Nederland zelf?
De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen van het kabinet over de pogingen
van China, en andere autocratische landen, om het multi-stakeholder governance model van het internet te ondergraven. Wel vragen zij zich af wat nu de beste strategie
is om dit tegen te gaan. Op welke manier biedt Nederland actief tegenwicht aan China
in discussies binnen de International Telecommunications Union (ITU), bijvoorbeeld door te bepleiten dat cruciale elementen van het multi-stakeholder model, zoals een stevige rol voor het maatschappelijk middenveld en brede aandacht voor
mensenrechten in de digitale wereld, ook in ITU-verband worden verankerd? Ook zijn
deze leden benieuwd welke rol het kabinet ziet weggelegd voor het Internet Governance Forum (IGF).
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet wil aangeven op welke wijze
Nederland werk maakt van de aanbeveling uit het rapport van de Wetenschappelijke Raad
voor het Regeringsbeleid (WRR) over de publieke kern van het internet om de internetdiplomatie
te verbreden, door zogenaamde swing states in Azië, Afrika en Latijns Amerika, te overtuigen om zich in te zetten voor het open,
vrije internet.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke wijze Nederland zich binnen andere
VN-organisaties inzet voor het vrije en open internet. Is het kabinet bereid om de
adoptie van een resolutie over de vrijheid van het internet te promoten bij de VN
Mensenrechtenraad 2021, alsook een vervolgresolutie over nieuwe technologie en mensenrechten?
En is het kabinet bereid om de UN Roadmap for Digital Cooperation te bevorderen en te zorgen dat het maatschappelijk middenveld hierbij wordt betrokken?
De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorg van het kabinet dat de regelloosheid
van het internet ook zijn keerzijde kent en dat landen overal ter wereld te maken
krijgen met problematiek rond online desinformatie en hate speech. Dit speelt bijvoorbeeld een rol in het huidige conflict in Ethiopië, waar de grote
internationale sociale mediabedrijven amper verantwoordelijkheid nemen en niet in
de benodigde capaciteit hebben geïnvesteerd om content in de lokale talen te kunnen
screenen, met mogelijk ontwrichtende gevolgen. Tegelijkertijd laat een recent rapport
van Amnesty International zien dat Facebook en Google in Vietnam juist nauwelijks tegenwicht bieden aan verzoeken vanuit de Vietnamese
autoriteiten om kritische geluiden te censureren. Hoe kijkt het kabinet naar de rol
van internationale sociale mediabedrijven? Op welke wijze, en in welke internationale
fora, kunnen die bedrijven worden gewezen op hun verantwoordelijkheden en daaraan
worden gehouden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inzet
van het kabinet op het gebied van internationale rechtsorde in het digitale domein.
Het kabinet stelt terecht dat als gevolg van de COVID-19-pandemie de wereld afhankelijker
dan ooit is van digitale processen, het openbare leven zich meer dan voorheen heeft
verplaatst naar het digitale domein en dat daarmee de noodzaak om de internationale
rechtsorde in het digitale domein – waaronder waarborging van de mensenrechten – te
versterken, toeneemt. De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen over deze
brief.
De leden van de PvdA-fractie waarderen de inzet van Nederland om met gelijkgezinde
landen te pleiten voor universele erkenning van de toepasselijkheid van het internationaal
recht in het digitale domein, waaronder het Handvest van de Verenigde Naties, het
internationaal oorlogsrecht, mensenrechten en het staatsaansprakelijkheidsrecht.
Nederland draagt in beide werkgroepen binnen de VN, de United Nations Group of Governmental Experts (UNGGE) en de Open Ended Working Group (OEWG), uit dat het internationaal recht landen in staat stelt zich te verweren tegen
cyberdreigingen en niet in de laatste plaats vraagt Nederland aandacht voor dreigingen
gericht tegen de publieke kern van het internet, dreigingen tegen het ongestoord en
veilig verloop van verkiezingen, en dreigingen tegen vitale infrastructuur. De leden
van de PvdA-fractie merken op dat dreigingen er ook uit bestaan dat bovenop de bestaande
restricties van bepaalde regimes die de internetvrijheid beperken, er in reactie op
de COVID-19-pandemie een veelheid aan maatregelen en wetgeving wereldwijd is ingevoerd
waarvan het merendeel betrekking heeft op het censureren van online informatie of
verregaande surveillance.1 Hoe oordeelt het kabinet over de dreiging die uitgaat van de inzet van deze maatregelen
en wetgeving die onder de noemer van volksgezondheid leidt tot vergaande inbreuken
op mensenrechten waaronder privacy-schendingen?
De leden van de PvdA-fractie waarderen het dat het kabinet wijst op het risico van
de definitie van cybercrime en de handvatten die een brede definitie aan autoritaire
regimes biedt om hun onwelgevallige elementen in cyberspace doelgerichter internationaal
op te sporen en te vervolgen. Welke definitie zou volgens het kabinet de te hanteren
definitie van cybercrime moeten zijn om dergelijke risico’s uit te sluiten? En in
hoeverre is het realistisch dat het cybercrime-verdrag van de Raad van Europa universeel
zal gaan gelden? Is er al nagedacht over hoe om te gaan met landen die geen deel uitmaken
van het Cybercrime-verdrag van de Raad van Europa?
Het kabinet geeft aan dat de waarborging van mensenrechten in het digitale domein
plaatsvindt in allerlei processen, maar voor Nederland bovendien vorm krijgt via de
Nederlandse inbreng in de Mensenrechtenraad (MRR). De leden van de PvdA-fractie constateren
dat de digitale ruimte een cruciaal onderdeel is geworden van de vrijheid voor vereniging,
vrijheid van organisatie en vrije meningsuiting. Zo kunnen onder meer organisaties
die opkomen voor vrouwenrechten in het digitale domein vrijelijk praten over onderwerpen
op een manier waarop ze dat in veel gevallen niet offline kunnen. Tegelijkertijd is
het digitale domein ook een plaats geworden voor onderdrukking, een plaats waar activisten
of organisaties bewust in kwaad daglicht gesteld worden te doen, waar digitale surveillance
plaatsvinden of accounts van activisten onterecht verwijderd worden. In het bijzonder
vrouwenrechtenorganisaties of activisten zijn extra kwetsbaar omdat samenlevingen
met een bestaande offline vrouwonvriendelijke – en verkrachtingscultuur, deze online
voortzet. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om deze groepen te beschermen? Valt
dit onder de definitie van cybercrime zoals het kabinet die voor ogen heeft? Brengt
het kabinet deze wijze van mensenrechtenschendingen ook op in de Mensenrechtenraad?
Zal Nederland de adoptie van de vrijheid van internet-resolutie tijdens de VN Mensenrechtenraad
in 2021 promoten? Is het kabinet bereid om een vervolg op de VN Mensenrechtenraad-resolutie
over nieuwe technologie en mensenrechten in 2021 voor te stellen om nieuwe ontwikkelingen
te reflecteren (HRC 41/14)? Is Nederland bereid te participeren in de VN Roadmap voor digitale coöperatie en te zorgen voor inclusie van alle relevante stakeholders,
inclusief de civil society?
De leden van de PvdA-fractie lezen in de kabinetsbrief dat Nederland werkt aan versterking
van de coördinatie en samenwerking met gelijkgezinde landen op het gebied van de technische
normen en standaarden waaronder het internet functioneert. Dit om een versplintering
van het internet, met bijkomende negatieve gevolgen voor de openheid, vrijheid en
veiligheid van het internet tegen te gaan. Eén van de landen die met name genoemd
wordt is China. Bij capaciteitsopbouw is hardware en software gemoeid die bij gebruik
van Chinese producten gebaseerd is op Chinese standaarden die negatieve gevolgen hebben
voor de openheid, vrijheid en veiligheid van het internet. In hoeverre dreigt het
gevaar bij de capaciteitsopbouw in met name Afrikaanse landen, waar China een grote
rol speelt, van ondermijning van een open, vrij en veilig internet? Wat is hier de
inzet van Nederland? En op welke manier zou de EU hier een rol kunnen spelen om ervoor
te zorgen dat openheid, vrijheid en veiligheid van het internet ook voor het Afrikaanse
continent gewaarborgd kan worden?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat Nederland in de dialoog, ook met landen
die een offensief cyberprogramma tegen Nederland uitvoeren zoals Rusland en China,
wil zoeken naar mogelijkheden om samen te werken op gebieden van gedeeld belang zoals
bestrijding van cybercrime. In hoeverre bemoeilijkt het deze dialoog in relatie met
hetgeen is opgemerkt over de verschillen in de gehanteerde definitie van cybercrime
waarbij landen als Rusland en China hier ruimte zien om onder deze noemer onwelgevallige
elementen in cyberspace doelgerichter internationaal op te sporen en vervolgen?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de tegenstelling in de kabinetsbrief
nadrukkelijk benoemd is: «Het is geen toeval dat westerse landen zich ook op dit vlak
geplaatst zien tegenover Rusland en China, aangevuld met gelijkgezinde landen als
Cuba, Iran, Nicaragua, Noord-Korea en Venezuela. Meerdere landen zijn bovendien actief
om het digitale domein te gebruiken voor het verspreiden van desinformatie in andere
landen». Welke invloed heeft dat op de samenwerking op de gebieden van gedeeld belang,
zoals bestrijding van cybercrime met landen zoals Rusland en China en in hoeverre
is er wel sprake van gedeeld belang?
De leden van de PvdA-fractie hebben begrip voor de inzet van Nederland binnen de Freedom Online Coalition voor gezamenlijke verklaringen over onder meer kunstmatige intelligentie en desinformatie.
Op dit moment onderzoekt de door het Comité van Ministers van de Raad van Europa ingestelde
Ad Hoc Committee on Artificial Intelligence (CAHAI) de mogelijkheid van een bindend wettelijk kader voor de ontwikkeling, het
ontwerp en de toepassing van kunstmatige intelligentie, gebaseerd op de universele
beginselen en normen van de Raad van Europa inzake mensenrechten, democratie en de
rechtsstaat. De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre Nederland gecommitteerd is aan deze op rechten gebaseerde
aanpak van de Raad van Europa. Steunt het kabinet dit proces waarin gekeken wordt
naar de haalbaarheid van een wettelijk kader voor de ontwikkeling van en toepassing
van artificiële intelligentie die is gebaseerd op de standaarden van de Raad van Europa
op het gebied van mensenrechten, democratie en rechtsstaat? Onderschrijft het kabinet
het belang van een dergelijke wettelijke kader?
II Antwoord/reactie van het kabinet
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
R. Konings, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.