Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen en de uitvoering van de Wet USB
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen en de uitvoering van de Wet USB (ingezonden 13 november 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 9 december 2020). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 993.
Vraag 1
Klopt het dat de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen is voorzien voor
1 mei 2021?
Antwoord 1
Ja. Deze streefdatum is in overleg met de betrokken instanties, inclusief het openbaar
ministerie (OM) en het gevangeniswezen, bepaald.
Vraag 2
Welke voorbereidingen worden getroffen aan de zijde van uw ministerie, het openbaar
ministerie (OM) en het gevangeniswezen om tot inwerkingtreding over te kunnen gaan?
Ligt de voorbereiding op schema? Welke gevolgen heeft de coronacrisis op deze voorbereiding?
Antwoord 2
De keten, inclusief mijn ministerie, het OM en het gevangeniswezen, werkt hard aan
de voorbereidingen op de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen (Wet SenB).
Belangrijke aspecten van de implementatie zijn het aantrekken van nieuw personeel
en het opleiden van bestaand personeel, maar ook de precieze uitwerking van de Wet
SenB in bijvoorbeeld lagere regelgeving, werkprocessen en te hanteren informatievoorziening.
Om te zorgen dat we op tijd «genoeg gekwalificeerde handen aan het bed» hebben, zijn
hiervoor middelen beschikbaar gesteld. De implementatie van de Wet SenB is een forse
en zeer uitdagende klus. De huidige coronamaatregelen maken de implementatie bovendien
complexer. Zo moet bijvoorbeeld het aantrekken en opleiden van personeel digitaal
plaatsvinden. Daar komt bij dat niet valt uit te sluiten dat zwaardere beperkingen
volgen of dat personeel – op grote schaal – uitvalt in verband met ziekte. Hier is
momenteel evenwel geen sprake van. De inzet is dan ook, voor nu, onverminderd gericht
op inwerkingtreding per 1 mei 2021, waarbij aan de hand van een planning scherp aan
de wind wordt gezeild. Om de keten te ondersteunen bij het in samenhang verrichten
van alle werkzaamheden is een implementatieprogramma ingericht. Dit programma monitort
de activiteiten en planning nauw.
Vraag 3
Is of wordt er voor de inwerkingtreding van de wet een zogeheten «Gateway Review»
of andere analyse uitgevoerd, waarbij gekeken is of wordt voldaan aan alle voorwaarden
om de volgende fase te starten? Zo ja, wat is de uitkomst hiervan? Welke risico’s
zijn er? Welke stappen onderneemt u naar aanleiding van dit onderzoek? Kunt u dit
rapport met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Voor een zo voorspoedig mogelijke implementatie van de Wet SenB is op mijn verzoek
in september 2020 een review uitgevoerd door Bureau Gateway, waarbij de implementatieplannen
van de betrokken instanties en het ketenbrede implementatieplan zijn beoordeeld. De
review betreft een collegiaal advies ten behoeve van het doen welslagen van de implementatie.
Uit de review kwam naar voren dat er meerdere noodzakelijke stappen moeten worden
gezet om de voorziene inwerkingtredingsdatum van 1 mei 2021 te halen. Zo heeft het
reviewteam in dit verband dringend aanbevolen om samen met de betrokken instanties
scherper in beeld te brengen en vast te stellen wat er gereed moet zijn om per 1 mei
2021 verantwoord te kunnen starten. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de
nadere uitwerking van verantwoordelijkheden en het daarop voorbereiden van instanties
en de – technische – vormgeving van de informatie-uitwisseling tussen betrokkenen.
Aanvullend deed het reviewteam enkele aanbevelingen om de ketensamenwerking te verbeteren.
De implementatie vergt de komende maanden nog een flinke inspanning, maar het feit
dat alle genoemde aanbevelingen zijn opgepakt en het reviewteam heeft bevestigd dat
het doel van de wet breed draagvlak geniet in de keten geeft mij vertrouwen.
Vraag 4
Indien er geen «review» of analyse wordt gedaan als bedoeld in vraag 3, kunt u toelichten
waarom daar niet voor is gekozen? Welke risico’s brengt dat met zich mee?
Antwoord 4
In september 2020 is, zoals hierboven aangegeven, een review uitgevoerd op de implementatieplannen
van de betrokken instanties én het ketenbrede implementatieplan. Begin 2021, naar
verwachting in februari, vindt wederom een gateway review plaats. Met deze review
wordt vastgesteld of de ketenpartners naar verwachting per 1 mei 2021 gereed zullen
zijn om uitvoering te kunnen geven aan de wet SenB, dan wel welke stappen nog moeten
worden gezet om dit mogelijk te maken.
Vraag 5
Gelet op het feit dat met de Wet USB is beoogd de executietaken en bevoegdheden van
het OM over te dragen aan de Minister voor Rechtsbescherming onder regie van het Administratie-
en Informatiecentrum voor de Executieketen (AICE), kunt u aangeven welke executietaken
en -bevoegdheden op dit moment nog door het OM worden uitgevoerd?
Antwoord 5
Met de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen
(Wet USB) op 1 januari 2020 is de directe verantwoordelijkheid voor de uitvoering
van straffen en maatregelen overgegaan van het OM naar de Minister voor Rechtsbescherming.
In de praktijk betekent dit dat de beslissingen die de rechter neemt, onder regie
van het Administratie- en Informatiecentrum voor de Executieketen (AICE) van het Centraal
justitieel incassobureau (CJIB), worden gerouteerd naar en uitgevoerd door de onder
de Minister ressorterende uitvoeringsorganisaties. Het OM kan zich hierdoor weer meer
richten op de magistratelijke taken. Het OM heeft ook nog steeds een aantal eigen
wettelijke taken en bevoegdheden in de fase van tenuitvoerlegging. Zo is het OM verantwoordelijk
voor de verstrekking van de beslissingen aan de Minister. Daarnaast kan het OM de
Minister adviseren over de wijze van tenuitvoerlegging en is het OM verantwoordelijk
gebleven voor het nemen van vervolgbeslissingen danwel het aanbrengen van zaken waarin
de rechter een vervolgbeslissing moet nemen. Verder is de verantwoordelijkheid voor
het informeren van slachtoffers over het verloop van de zaak bij het OM gebleven.
In verband met de complexe veranderopgave die er lag voor de uitvoeringsketen en het
gegeven dat voor sommige onderwerpen nog verbetertrajecten liepen op het moment dat
de Wet USB in werking trad, voert het OM op dit moment bovendien nog een aantal taken
uit die horen bij of gelieerd zijn aan de algehele verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging.
Zo worden beslissingen die de rechter neemt over inbeslaggenomen goederen nu nog onder
verantwoordelijkheid van het OM uitgevoerd. Omdat het de bedoeling is dat ook deze
taken uiteindelijk onder verantwoordelijkheid van de Minister worden uitgevoerd, zijn
met het OM afspraken gemaakt over de termijn en het traject dat nodig is voor een
zorgvuldige overdracht.
Vraag 6
Kunt u daarnaast aangeven welke executietaken en -bevoegdheden op dit moment door
zowel het OM als AICE worden uitgevoerd?
Antwoord 6
Er worden geen taken of bevoegdheden door zowel het OM als het AICE uitgevoerd. Met
de inwerkingtreding van de Wet USB hebben beide organisaties eigen taken en bevoegdheden
gekregen en/of behouden. Deze liggen soms in het verlengde van elkaar en soms volgen
ze elkaar op. Daar waar de taken elkaar opvolgen en samenwerking noodzakelijk is,
zijn afspraken gemaakt die door alle uitvoeringsorganisaties zijn ondertekend.
Vraag 7
Kunt u uitleggen waarom de onder vraag 6 bedoelde taken (nog) niet volledig zijn overgedragen?
Hoe verhoudt zich dat tot het gegeven dat u verantwoordelijk bent voor de executie?
In hoeverre beschikt uw ministerie over voldoende kennis en ervaring om de executietaken
goed uit te voeren?
Antwoord 7
Zoals reeds gemeld in het antwoord op vraag 5 is met het oog op de complexe veranderopgave
die er al lag voor de uitvoeringsketen besloten om een aantal taken buiten de implementatieopgave
te houden. Juist met het oog op een zorgvuldige overdracht is het van belang dat ook
voor deze taken eerst in kaart wordt gebracht welke impact de overdracht heeft op
de uitvoeringsketen en welke termijn nodig is voor implementatie. Zoals uw Kamer weet
is vóórdat de Wet USB in werking trad een jaar «geoefend» met het nemen van beslissingen
in een multidisciplinair team waarin ook het OM vertegenwoordigd was. Op die manier
is relevante kennis en ervaring overgedragen en is een zogenoemde warme overdracht
van expertise tot stand gebracht. Ook ten aanzien van de nog over te dragen taken
is het streven erop gericht om alvast te starten voorafgaand aan de feitelijke overdracht.
Op die manier kan op dezelfde manier ervaring worden opgedaan met de nieuwe onderwerpen.
Vraag 8
Kunt u aangeven op welke termijn u verwacht dat alle executiebevoegdheden door AICE
zullen worden uitgevoerd?
Antwoord 8
Zoals al gemeld in het antwoord op vraag 5 hebben alle organisaties eigen verantwoordelijkheden
en bevoegdheden gekregen in de tenuitvoerlegging. Het CJIB/AICE oefent een aantal
belangrijke bevoegdheden uit, maar ook de overige onder de Minister voor Rechtsbescherming
ressorterende organisaties hebben eigen executiebevoegdheden en voeren een aantal
taken uit. Daarnaast heeft het OM een aantal taken en bevoegdheden behouden. Als het
gaat om de taken die eerder buiten de implementatie-opgave zijn gehouden geldt zoals
gezegd dat nadere afspraken zijn gemaakt over de termijn en het traject dat nodig
is voor een zorgvuldige overdracht. Met de daarvoor benodigde uitvoeringstoetsen zal
op korte termijn worden gestart.
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat, ingevolge artikel 6:3:14, vierde lid, van het Wetboek van
Strafvordering (Sv) het OM (en niet AICE) het primaire en directe aanspreekpunt is
voor toezichthouders bij overtredingen van justitiële voorwaarden? Zo nee, waarom
niet? Is voldoende gewaarborgd dat het OM over alle relevante informatie beschikt?
Zo ja, op welke manier? Zo nee, waar zitten de problemen en hoe gaat u deze oplossen?
Antwoord 9
Op basis van de Wet USB blijft het OM verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving
van voorwaarden. De Minister voor Rechtsbescherming, en namens hem de betreffende
toezichthouder, is verantwoordelijk voor het feitelijk toezicht. Het vóór 1 januari
2020 ingerichte contact tussen de toezichthouder en het OM gedurende en over de voortgang
van het toezicht heeft met de inwerkingtreding van de Wet USB een andere vorm gekregen.
De toezichthouder beoordeelt meer zelfstandig of er aanleiding bestaat om het OM te
verzoeken om een vervolgbeslissing te nemen. Indien de toezichthouder besluit de overtreding
van de voorwaarde te melden en een verzoek tot het nemen van een vervolgbeslissing
in te dienen, stelt de toezichthouder daartoe een reclasseringsadvies op. Het AICE
verstrekt het advies aan het OM. Het OM beoordeelt vervolgens of er reden is om tot
aanhouding over te gaan of een vordering tot tenuitvoerlegging (TUL) in te dienen
bij de rechter. Om de samenwerking op het terrein van het toezicht te versterken is
in afspraken neergelegd in welke gevallen de toezichthouder altijd direct in contact
treedt met het OM. Het gaat dan onder meer om zaken met een spoedeisend karakter,
waarvan het OM moet beoordelen of zij haar opsporingsbevoegdheden dient in te zetten.
Vraag 10
Herkent u het beeld dat uit de praktijk naarvoren komt (en door P.M. Schuyt wordt
beschreven in vakblad Sancties1), dat AICE als gecentraliseerd ambtelijk orgaan onvoldoende contact en binding heeft
met bijvoorbeeld lokale reclasseringsinstanties en dat AICE daardoor onvoldoende maatwerk
kan leveren als het gaat om bijvoorbeeld het toezicht op de naleving van bijzondere
voorwaarden en de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen? Zo ja, acht u dit
wenselijk? Zo nee, kunt u dan uiteenzetten hoe dit toezicht thans vormgegeven is en
welke rol AICE daarin vervult?
Antwoord 10
Ik herken dit beeld niet. Versterking van de regie en samenwerking binnen de keten
lag ten grondslag aan het centraal beleggen van de regie op de feitelijke tenuitvoerlegging
bij het AICE. Dit leidt tot meer uniformiteit en kwaliteit. In de uitvoeringsketen
– en in het bijzonder door het AICE – is onderkend dat de samenwerking niet alleen
op landelijk, maar ook op lokaal/regionaal niveau solide vorm dient te krijgen en
dat maatwerk mogelijk moet zijn. Hiertoe is veel werk verzet door de betrokken organisaties,
zowel gedurende de implementatie van de wet USB als structureel. Voorbeelden van maatwerk
en lokale binding zijn het ketenbrede Multidisciplinair Executie Overleg – waarin
individuele zaken worden besproken die maatwerk vergen – en het inzetten van AICE-specialisten
die het CJIB lokaal vertegenwoordigen en fungeren als aanspreekpunt voor de ketenpartners
in de regio.
Zoals gezegd heeft de verantwoordelijkheidsverschuiving een nieuwe rolverdeling met
zich gebracht waarbij het uitgangspunt is dat de betrokken organisaties zich in hoofdzaak
richten op hun eigen verantwoordelijkheid en daaraan zelfstandig uitvoering geven.
Dit betekent dat de toezichthouder vanuit eigen professionaliteit beoordeelt of er
redenen zijn om het toezicht terug te melden en dat het OM besluit of een vervolgbeslissing
nodig is, of dat een vordering moet worden ingediend bij de rechter. In bijzondere
gevallen, zoals bij spoedzaken of gevoelige zaakstromen, blijft tussentijds contact
tussen de toezichthouder en het OM mogelijk.
Vraag 11
Bent u het ermee eens dat een dergelijk gebrek aan lokale contacten zou kunnen leiden
tot onwenselijke bureaucratisering en vertraging en daardoor mogelijk zelfs tot frustratie
van het toezicht- en executieproces? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om dit te voorkomen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Gelet op het antwoord op vraag 10 ben ik van mening dat de regionale contacten afdoende
zijn geborgd. Aanvullende stappen acht ik daarom niet aangewezen.
Vraag 12
Bent u het ermee eens dat de rol, kennis en netwerken van de ketenprocesmedewerkers
van de lokale arrondissementsparketten van grote waarde zijn voor het onder vraag
12 genoemde toezicht, alsook voor de bredere doelstelling van optimalisering van voorwaardelijke
sancties zoals benoemd in het programma Justitiële Voorwaarden en de Wet voorwaardelijke
sancties? Bent u het er dan ook mee eens dat hun positie zoveel mogelijk behouden
moet blijven?2 Zo ja, op welke manier faciliteert u het OM daarbij en hoe verhoudt zich dit tot
het gegeven dat u verantwoordelijk bent voor executie?
Antwoord 12
Met de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging naar de Minister
is een deel van de taken van de ketenprocesmedewerkers verschoven naar de uitvoeringsorganisaties.
Van hen wordt zoals gezegd verwacht dat zij zelf vorm en inhoud geven aan de verantwoordelijkheid
van de Minister voor de uitvoering van het toezicht zoals het doen van een verzoek
tot een vervolgbeslissing aan het OM. Ook het OM blijft een eigen verantwoordelijkheid
houden binnen het toezicht. In dat verband zijn de rol, kennis en netwerken van de
ketenprocesmedewerkers van onverminderde waarde. Hoe het OM de kwaliteit van het werk
borgt en dit proces inricht is aan het OM zelf.
Vraag 13
Kunt u deze vragen één voor één en voor het notaoverleg Gevangeniswezen en tbs op
10 december 2020 beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.