Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Koerhuis over het bericht ‘27.000 statushouders moeten volgend jaar huis krijgen’
Vragen van het lid Koerhuis (VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «27.000 statushouders moeten volgend jaar huis krijgen» (ingezonden 4 november 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
1 december 2020).
Vraag 1
Kent u het bericht «27.000 statushouders moeten volgend jaar huis krijgen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de zorg dat de taakstelling om 27.000 statushouders te huisvesten heel ingewikkeld
is voor veel gemeenten?
Antwoord 2
Ja, die zorg deel ik. Met name omdat de taakstelling voor 2021 substantieel hoger
is dan de taakstelling van 13.000 van afgelopen jaar. Deze hoge taakstelling stelt
gemeenten voor een enorme huisvestingsopgave in een moeilijke tijd vanwege bestaande
woningtekorten. Aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) van 28 oktober
jongstleden heb ik daarom samen met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal overleg (IPO) en het Centraal Orgaan opvang
Asielzoekers (COA) besproken hoe gemeenten geholpen kunnen worden om deze piek zo
goed mogelijk op te vangen. In een brief van de LRT van 3 november jongstleden, zijn
ondersteuningsmaatregelen aangekondigd die gemeenten moeten helpen bij het halen van
deze forse taakstelling.
Vraag 3
Wat is het effect op de wachtlijsten voor sociale huurwoningen als (een groot deel
van) die 27.000 statushouders worden gehuisvest in sociale huurwoningen? Hoe waarschijnlijk
is dit zonder extra maatregelen?
Antwoord 3
Wat precies het effect is van de komende taakstelling op de wachtlijsten voor de sociale
huurwoningen is mij niet bekend, maar duidelijk is dat bij een gelijkblijvend aanbod
en een toenemende vraag, de druk toeneemt. Nog belangrijker dan de toewijzing van
woningen is daarom de beschikbaarheid van voldoende woningen. Door veel partijen wordt
daarom gezamenlijk hard gewerkt om het aanbod te vergroten. Daarbij is het van belang
te zorgen voor meer flexibiliteit op de woningmarkt en betere aansluiting met de asielopvang
te creëren. Het kabinet heeft daarom al eerder 3 miljoen euro beschikbaar gesteld
voor een tiental pilots waarbij wordt geëxperimenteerd met flexibele opvang- en/of
huisvestingsoplossingen. Te denken valt aan het tijdelijk en gemixt huisvesten van
verschillende doelgroepen alsook het aanbieden van opvangoplossingen in de buurt van
de gemeente van uitplaatsing. De eerste pilots zijn gestart (zie ook het antwoord
op vraag 5).
Eveneens wijs ik op het beschikbaar stellen van 50 miljoen euro voor 2020 als stimulans
voor de bouw van (flexibele) huisvesting voor kwetsbare groepen. Deze woningen kunnen
doorgaans snel geplaatst worden, doordat een impuls wordt gegeven aan concrete projecten
die snel te realiseren zijn. Een deel van deze projecten voorziet ook in de huisvesting
van statushouders. In 2021 zal het Kabinet nogmaals 50 miljoen euro vrijmaken voor
de huisvesting van kwetsbare groepen.
Volledigheidshalve merk ik nog op dat tijdige huisvesting niet alleen in het belang
van statushouders is, maar ook in het belang van de Nederlandse samenleving. Dan kunnen
zij tenslotte sneller participeren in en bijdragen aan de Nederlandse samenleving.
Bovendien zorgt een snelle doorstroom naar huisvesting ervoor dat de maatschappelijke
impact en financiële kosten die gepaard gaan met de opvang van asielzoekers beperkt
worden gehouden.
Vraag 4
Deelt u de mening dat gemeenten ook aan hun taakstelling voldoen als (een groot deel
van) die 27.000 statushouders worden gehuisvest in sobere tijdelijke huisvesting?
Antwoord 4
Gemeenten zoeken veelal in samenwerking met corporaties naar passende woonruimte voor
verschillende doelgroepen in de gemeente, ook voor asielzoekers waarvan is bepaald
dat zij verblijfsrecht in Nederland hebben. Dat kunnen sociale huurwoningen zijn,
maar gemeenten kunnen er ook voor kiezen om bepaalde doelgroepen op een andere wijze
te huisvesten, zoals in verbouwde kantoren of zorgvastgoed, in verplaatsbare woningen
of in een gemengd wonen project. Als statushouders op deze manieren worden gehuisvest,
telt dat gewoon mee in het behalen van de taakstelling.
Vraag 5
Hoe lopen de pilots tijdelijke huisvesting statushouders in Rotterdam, Haarlemmermeer
en Castricum?
Antwoord 5
De projecten bevinden zich in verschillende stadia van planvorming en voorbereiding.
De belangrijkste knelpunten, die naar voren komen in de pilots zijn de rendabiliteit
van de business case en het vormgeven van burgerparticipatie op een efficiënte, maar
gedegen wijze.
Vraag 6
Bent u bereid om meer pilots in gemeenten te starten, om te voorkomen dat volgend
jaar (grote) problemen ontstaan bij het huisvesten van statushouders?
Antwoord 6
Ja. Ik zal voor volgend jaar binnen de extra middelen voor de huisvesting van kwetsbare
groepen € 3 miljoen beschikbaar stellen voor voorbeeldprojecten die voorzien in de
flexibele huisvesting van vergunninghouders en andere doelgroepen. Vereisten daarbij
zijn dat gemeenten deze projecten snel realiseren en dat ze grotendeels bestemd zijn
voor statushouders. Hiermee bouwen we verder op de bestaande pilots, maar sluiten
we ook aan bij de vraagstukken en mogelijkheden van gemeenten en bij de ervaringen
die reeds in de praktijk zijn opgedaan.
Vraag 7
Hoe lang duurt het gemiddeld tot tijdelijke woningen of flexwoningen kunnen worden
geplaatst?
Antwoord 7
Hoe lang het duurt voordat met de bouw/plaatsing van flexwoningen kan worden gestart,
is mede afhankelijk van de vraag of het project voldoet aan het geldende bestemmingsplan.
Indien dat het geval is, kan een vergunning sowieso binnen 8 weken worden verleend
en in werking treden. Als het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, duurt
de procedure om tot vergunningverlening te komen in principe zes maanden. De fase voorafgaand aan de indiening, de planontwikkeling, van een aanvraag
neemt vaak de meeste tijd in beslag, blijkt uit het onderzoek De bouw van tijdelijke woningenvan het Expertisecentrum Flexwonen2, onder meer vanwege ambtelijke voorbereiding en afstemming, onderzoek en participatie.
Veruit de meeste projecten voor tijdelijke en flexibele woningbouw worden ondanks
een soms lange planvormingsfase nog steeds sneller gerealiseerd dan reguliere woningbouw.
Vraag 8
Welke maatregelen ziet u om procedures voor het plaatsen van tijdelijke woningen of
flexwoningen te versnellen?
Antwoord 8
Via zogeheten Versnellingskamers Flexwonen bied ik gemeenten actief ondersteuning aan bij het verkorten van de planfase. Gemeenten
doen hier ook steeds vaker een beroep op.
Daarnaast is het op grond van artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
(de zo wel genoemde kruimellijst) al mogelijk gemaakt om voor transformaties van bijvoorbeeld
kantoren naar wonen, vergunningen voor de afwijking van het bestemmingsplan met de
reguliere procedure (binnen acht weken) te verlenen. Dat geldt ook voor tijdelijke
nieuwbouw in afwijking van het bestemmingsplan met een duur van maximaal tien jaar.
Een beperking in die mogelijkheid geldt echter voor projecten waarvoor beoordeeld
moet worden of een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Dat is bijvoorbeeld aan
de orde bij een zogenoemd stedelijk ontwikkelingsproject. Ook als is geoordeeld dat
voor zo’n project geen milieueffectrapport behoeft te worden gemaakt, geldt toch dat
de uitgebreide voorbereidingsprocedure (zes maanden) moet worden toegepast.
Via de Crisis- en herstelwet is al een experiment mogelijk gemaakt om aanvullend de
reguliere procedure toe te passen. Maar ook daar is er de beperking dat alleen projecten
voor aanwijzing in aanmerking kunnen komen, als van te voren al duidelijk is dat daarvoor
geen milieueffectrapport opgesteld hoeft te worden. Om de aanwijzing van projecten
verder te kunnen verruimen, zal ik de regeling van dit experiment zo aanpassen dat voor
aangewezen projecten alleen de uitgebreide procedure hoeft te worden toegepast als
wordt vastgesteld dat er een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Omdat na deze
wijziging uit het experiment zelf voortvloeit dat de uitgebreide procedure moet worden
toegepast als een milieueffectrapport opgesteld moet worden, ontstaat er een veel
ruimere mogelijkheid projecten hiervoor aan te wijzen. En omdat voor het merendeel
van de projecten geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld, zal de reguliere
procedure daardoor ook veel vaker van toepassing kunnen zijn. Ik zal hiertoe op korte
termijn een wijziging meenemen in de twintigste tranche van het Besluit uitvoering
Crisis- en herstelwet, opdat deze mogelijkheid ook optimaal benut kan worden voor
de bouw van (tijdelijke of flexibele) woningen.
Vraag 9
Bent u bereid om voor het einde van het jaar met spoedwetgeving te komen, bijvoorbeeld
onder de Crisis-en herstelwet, om tijdelijke woningen of flexwoningen bijvoorbeeld
binnen 6 maanden te kunnen plaatsen en om te voorkomen dat volgend jaar (grote) problemen
ontstaan bij het huisvesten van statushouders?
Antwoord 9
Met de hierboven beschreven wijziging in de twintigste tranche van het Besluit uitvoering
Crisis- en herstelwet, is er geen aparte spoedwetgeving nodig om tijdelijke woningen
of flexwoningen binnen 6 maanden te kunnen plaatsen en geef ik eveneens invulling
aan de aangenomen motie van de leden Koerhuis en Terpstra3, ingediend tijdens het wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte van 9 november jl.
Vraag 10
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte?
Antwoord 10
Gegeven de beperkte tijdspanne is dat niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.