Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bruins over het bericht ‘Nederlands kabinet vindt eisen Europees coronafonds lastig’
Vragen van het lid Bruins (ChristenUnie) aan de Minister-President en de Ministers van Financiën en van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Nederlands kabinet vindt eisen Europees coronafonds lastig» (ingezonden 2 november 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister-President
en de Minister van Financiën, (ontvangen 27 november 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 915
Vraag 1
Kent u het bericht «Nederlands kabinet vindt eisen Europees coronafonds lastig»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 4, 5 en 11
Klopt het dat het kabinet van plan is niet mee te doen aan de eerste ronde voor het
indienen van plannen bij de Europese Commissie, waarvoor de deadline is vastgesteld
op 30 april 2021?
Bent u het met ondernemers eens dat Nederlandse bedrijven achter de feiten aan lopen
wanneer het kabinet besluit om pas mee te doen vanaf de tweede ronde?
Waar komt de aarzeling van het kabinet vandaan, gezien het feit dat de landenspecifieke
aanbevelingen al jaren bekend zijn en de geldende aanbevelingen dateren uit 2019?
Is het kabinet bereid om versneld aan de landenspecifieke aanbevelingen te voldoen,
zodat het Nederlandse bedrijfsleven in crisistijd kan profiteren van de 6 miljard
euro die daarvoor klaar liggen?
Bent u het ermee eens dat het onbestaanbaar is dat Nederland miljarden bijdraagt aan
deze Europese pot, maar er zelf niet van kan profiteren?
Antwoord 2, 3, 4, 5 en 11
Het kabinet kiest er bewust voor om het definitieve besluit over de hervormingen en
investeringen die in het Recovery and Resilience Plan (RRP) worden opgenomen door het nieuwe kabinet te laten nemen. Zoals toegezegd in de
begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (4 en 5 november
jl.), informeert het kabinet uw Kamer binnenkort over het in te dienen Recovery and Resilience Plan middels een brief.
Over de RRF-verordening wordt nog onderhandeld tussen Raad en Europees parlement.
Plannen kunnen – op basis van de Raadspositie – formeel ingediend worden bij de Commissie
vanaf het moment van inwerkingtreding van de RRF tot 30 april 2021, en vervolgens
vanaf 15 oktober 2021 tot 30 april 2022, en van 15 oktober 2022 tot 30 april 2023.
Een lidstaat blijft aanspraak maken op de totale allocatie als het besluit haar nationale
plan niet in de eerste, maar in de tweede periode in te dienen. Een lidstaat – en
dus het bedrijfsleven van die lidstaat – loopt dan dus geen geld mis.
Juist omdat het kabinet een stevig en ambitieus plan wil indienen, is ervoor gekozen
de formatie mee te nemen en het nieuwe kabinet het definitieve besluit te laten nemen.
Immers, zo kunnen additionele hervormingen en investeringen waar het nieuwe kabinet
toe besluit ook een plek krijgen in het nationale plan.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat Nederland stil staat. Het kabinet geeft opdracht
tot een ambtelijke verkenning naar de mogelijke inhoud van een Nederlands herstelplan.
Het kabinet zal de komende maanden kansrijke maatregelen voor een Nederlands herstelplan
in kaart brengen. Daarbij wordt onder andere gekeken naar hervormingen en investeringen
waartoe het kabinet sinds 1 februari 2020 heeft besloten. Maatregelen die na die datum
zijn gestart komen in aanmerking voor de RRF. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden
aan de behandeling van vreemd en eigen vermogen en de versobering van de zelfstandigenaftrek.
Tot slot worden er ook maatregelen in kaart gebracht die het volgend kabinet kan treffen.
Vraag 6 en 7
Aan welke landenspecifieke aanbevelingen voldoet Nederland naar uw inschatting wel,
na implementatie van het Belastingplan 2021, dat op dit moment in het parlement wordt
behandeld?
Aan welke landenspecifieke aanbevelingen voldoet Nederland naar uw inschatting nog
niet op 30 april 2021?
Antwoord 6 en 7
Het kabinet acht het van belang dat de herstelplannen van lidstaten in lijn zijn met
de landspecifieke aanbevelingen. Deze aanbevelingen neemt het kabinet ook mee bij
het opstellen van het nationale herstelplan.
De afgelopen jaren heeft Nederland al stappen ondernomen op verschillende aanbevelingen.
Voorbeelden hiervan zijn de versobering van de hypotheekrenteaftrek, de invoering
van de Wet Arbeidsmarkt in Balans en het vrijmaken van extra middelen voor innovatie,
bijvoorbeeld via het Groeifonds.
Sinds februari 2020 heeft Nederland nog een aantal aanvullende stappen gezet in lijn
met de aanbevelingen. Zo is de zelfstandigenaftrek versoberd en komt er een arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor zelfstandigen. Bovendien zijn belangrijke stappen gezet voor het pensioenakkoord.
De genoemde hervormingen sluiten aan bij landspecifieke aanbevelingen en bieden daarmee
goede aanknopingspunten voor het herstelplan dat Nederland zal indienen.
Vraag 8 en 9
Hoe borgt u het zogenoemde level playing field voor de Nederlandse industrie, als
ons bedrijfsleven niet kan profiteren van de middelen uit het Europese coronafonds
en het bedrijfsleven in andere landen wel?
Hoe taxeert u het level playing field voor de Nederlandse maritieme sector, die in
het artikel specifiek genoemd wordt? Bent u bereid daar, gezien de uitzonderingen
die mogelijk zijn op Europees niveau, extra actie te ondernemen?
Antwoord 8 en 9
Andere landen zijn net als Nederland bezig met de planvorming voor de Europese herstelfaciliteit.
Zodoende is het te voorbarig om in te gaan op de ambities van andere lidstaten. De
definitieve plannen dienen aan voorwaarden te voldoen en moeten daarom eerst door
de Europese Commissie worden beoordeeld voordat middelen beschikbaar komen.
Bij uitvoering van de plannen zijn lidstaten gehouden aan bestaande EU-regelgeving
ten aanzien van aanbestedingen, mededinging en staatssteun. Wij zullen de Commissie
vragen om op naleving van deze regels toe te zien. Deze regels moeten voorkomen dat
de Nederlandse concurrentiepositie verslechtert.
Vraag 10
Welke stappen zal het kabinet concreet nemen tussen nu en 30 april 2021 om de kansen
voor het Nederlandse bedrijfsleven op Europese schaal te vergroten en eerlijke concurrentie
te borgen?
Antwoord 10
Zoals is uiteengezet in de visie op de (maak)industrie2, is de ambitie van het kabinet om kansen op het gebied van innovatie, verduurzaming
en de concurrentiekracht maximaal te benutten. Hiervoor kijkt het kabinet naar de
mogelijkheid om Europese fondsen als hefboom in te zetten voor investeringen die de
economie versterken.
Zodoende is er in de augustusbesluitvorming 255 miljoen euro aan extra middelen beschikbaar
gesteld voor cofinanciering vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
van Europese programma’s die zich richten op groen en digitaal herstel. Dit zijn nationale
middelen waardoor Nederlandse bedrijven makkelijker kunnen deelnemen aan bijvoorbeeld
het EU-programma Digitaal Europa, het intergouvernementele Innovatiefonds en partnerschappen
binnen Horizon Europa.
Daarnaast is het kabinet druk bezig met het opzetten van het nieuwe Regionale Just
Transition Fund en het vormgeven van andere regionale programma’s die worden voortgezet,
zoals het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling waarvoor Europees ook extra middelen
beschikbaar worden gesteld voor groen en digitaal herstel. De meeste middelen uit
deze fondsen komen terecht bij het Nederlandse midden- en kleinbedrijf.
Tot slot zet Nederland zich al twee jaar op Europees niveau in voor een instrument
om de verstorende effecten van buitenlandse subsidies op de interne markt aan te pakken.3 Op 17 juni jl. heeft de Europese Commissie een witboek gepresenteerd over het gelijktrekken
van het speelveld op de interne markt in relatie tot overheidssubsidies uit derde
landen. Dit witboek bouwt voort op het Nederlandse voorstel, dat in het witboek ook
expliciet wordt genoemd. In de kabinetsappreciatie van het witboek, die op 25 september
jl. naar de Kamer is gestuurd,4 is aangegeven dat Nederland uitkijkt naar wetgevende voorstellen op dit terrein en
dat er nog vragen leven die in de verdere uitwerking aan de orde zouden moeten komen.
Ten aanzien van deze punten worden momenteel nadere gesprekken gevoerd met de Europese
Commissie.
Vraag 12
Wilt u deze vragen een voor een en zo concreet mogelijk beantwoorden, vóór de op 12 november
aanstaande te houden stemmingen over het Belastingplan 2021?
Antwoord 12
In verband met de benodigde interdepartementale afstemming is het niet gelukt om uw
vragen binnen de gebruikelijke termijn van drie weken te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
M. (Mark) Rutte, minister-president -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.