Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden van Dam en Omtzigt over het bericht ‘Poland’s National Public Prosecutor is going to war with the Netherlands’
Vragen van de leden Van Dam en Omtzigt (beiden CDA) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over het bericht «Poland’s National Public Prosecutor is going to war with the Netherlands» (ingezonden 29 oktober 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming (ontvangen 24 november 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 891
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel vanRule of law.pl van 25 oktober 2020 over «Poland’s National Public Prosecutor is going to war with
the Netherlands»?1
Antwoord 1
Ja, de regering heeft kennis genomen van dit bericht. Polen heeft Nederland echter
niet formeel in kennis gesteld van het bevel van de Poolse nationale aanklager. Wel
hebben wij een vertaling gezien van het bevel.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de opdracht van de Poolse Openbaar Aanklager aan Poolse officieren
van justitie om alle mogelijke weigeringsgronden te onderzoeken voor de uitvoering
van Europese aanhoudingsbevelen (EAB’s) uit Nederland?
Antwoord 2
Het is een verontrustend signaal dat de Poolse nationale aanklager aan Poolse officieren
van justitie een opdracht geeft om op zoek te gaan naar gronden om Nederlandse overleveringsverzoeken
te weigeren. Het roept vragen op in het licht van het beginsel van wederzijds vertrouwen
dat geldt tussen de EU-lidstaten, waarop het kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende
het Europees aanhoudingsbevel (EAB) gebaseerd is. Op grond van dat kaderbesluit moet
elk EAB ten uitvoer worden gelegd, tenzij sprake is van een weigeringsgrond of wanneer
in een zeer uitzonderlijke situatie sprake is van schending van de verplichting tot
eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, neergelegd in
artikel 6 VEU. In een dergelijk geval dient deze beoordeling plaats te vinden volgens
het stappenplan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) in zijn rechtspraak
uiteengezet heeft, waarbij een dialoog tussen de betrokken rechterlijke instanties
van beide lidstaten een belangrijk onderdeel is. Bovendien lijken de instructies van
de Poolse nationale aanklager het omgekeerde te beogen van het uitgangspunt dat in
principe elk EAB ten uitvoer moet worden gelegd, namelijk het actief zoeken van mogelijkheden
om weigeringsgronden in te roepen.
Vraag 3
Hoe kwalificeert u de expliciete stelling van de Openbaar Aanklager dat deze opdracht
een direct gevolg is van de opschorting van een Pools EAB door de Internationale Rechtskamer
(IRK) van de rechtbank Amsterdam, in afwachting van prejudiciële vragen?2
Antwoord 3
Dat is een zorgelijk signaal en zoals bij de beantwoording van de vorige vraag aangegeven,
roept dit vragen op in het licht van het beginsel van wederzijds vertrouwen en wederzijdse
erkenning van rechterlijke uitspraken. In onze brief van 6 oktober 2020 (Kamerstuk
29 279, nr. 619) hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de prejudiciële vragen die de Internationale
rechtshulpkamer (IRK) gesteld heeft inzake de uitleg van het kaderbesluit EAB in relatie
tot de ontwikkelingen in de Poolse wetgeving met betrekking tot de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht. Inmiddels heeft de advocaat-generaal conclusie genomen
in deze zaak.3 Uw Kamer wordt nader geïnformeerd zodra er een uitspraak is van het HvJEU.
Vraag 4
Hoe kwalificeert u de stelling van de Openbaar Aanklager dat Nederland, door te weigeren
het EAB uit te voeren, Europees recht schendt, in het bijzonder artikel 7 Verdrag
betreffende de Europese Unie? Hoe verhoudt zich dat tot de verklaring van het openbaar
ministerie dat lopende EAB’s uit Polen gewoon worden uitgevoerd en dat (verlenging
van) detentie van opgeëiste personen nog wordt gevorderd en in voorkomende gevallen
wordt toegewezen?
Antwoord 4
Wij zijn niet van mening dat Nederland het Unierecht schendt. Zoals bij de beantwoording
van vraag 2 aangegeven, dient in het geval van een dreigende schending van de verplichting
tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen de beoordeling
van het overleveringsverzoek plaats te vinden volgens het stappenplan dat het Hof
van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) in zijn rechtspraak uiteengezet heeft, inclusief
een dialoog tussen de betrokken rechterlijke instanties van beide lidstaten. De IRK
heeft deze stappen doorlopen en heeft daarbij prejudiciële vragen gesteld aan het
HvJEU. EU-lidstaten kunnen, en moeten in sommige gevallen, op grond van artikel 267
VWEU prejudiciële vragen voorleggen aan het HvJEU inzake de uitleg van het EU recht.
Deze procedure waarborgt uniforme toepassing van het EU recht.
De IRK heeft, zoals vermeld in de hierboven aangehaalde Kamerbrief, in afwachting
van de beantwoording van de door haar gestelde prejudiciële vragen aan het HvJEU,
besloten om tijdelijk overleveringen aan Polen op te schorten. Van een weigering het
EAB uit te voeren is dan ook nog geen sprake. Het nemen van beslissingen inzake overlevering
is gebonden aan strikte termijnen, zoals blijkt uit artikel 17 van het kaderbesluit
EAB. Het HvJEU heeft erop gewezen dat het slechts in uitzonderlijke omstandigheden
mogelijk is om de termijnen niet na te leven. Uitzondering vormt, aldus het HvJEU,
het geval dat de rechter besluit om een prejudiciële vraag voor te leggen aan het
HvJEU (arrest van 30 mei 2013 in de zaak C-168/13 PPU Jeremy F, arrest van 12 februari
2019 in de zaak C-492/18 PPU TC).
Verder moet de toets die de rechter moet uitvoeren bij de beoordeling van een overleveringsverzoek
los worden gezien van de beoordeling die in het kader van de artikel 7 VEU-procedure
wordt verricht. In het kader van de artikel 7 VEU-procedure beoordelen de lidstaten
en de instellingen of een lidstaat de waarden van artikel 2 VEU naleeft. De taak van
de rechter bij een overleveringsverzoek is om te toetsen of overlevering een schending
van de individuele grondrechten oplevert. Het uitvoeren van deze taak kan dan ook
geen schending van (de procedure van) artikel 7 VEU opleveren.
Het OM heeft mij inderdaad laten weten dat opgeëiste personen die worden aangetroffen
in Nederland worden aangehouden op basis van een EAB, ook indien dat EAB afkomstig
is uit Polen. De wettelijke grondslag voor een dergelijke aanhouding op basis van
een EAB is gelegen in artikel 21 van de Overleveringswet. Daarbij wordt geen onderscheid
gemaakt naar de lidstaat waar het EAB uit afkomstig is. De verwachting is dat de IRK
in deze zaken uitspraak zal doen zodra er een arrest is van het HvJEU.
Vraag 5
Hoe verhoudt deze opdracht zich tot de uitspraak van een Poolse rechtbank van 21 september
20204, waarin de rechter stelt dat Nederland zich schuldig maakt aan het vermoorden van
kinderen en structureel mensenrechten zou schenden en dat het EAB om die reden niet
kan worden uitgevoerd?
Antwoord 5
In die zaak is de overlevering van een echtpaar met hun zoon inderdaad door een Poolse
rechtbank geweigerd, omdat de Nederlandse rechterlijke macht niet onafhankelijk zou
zijn en omdat het belang van het kind in Nederland ernstig geschaad zou worden. In
de uitspraak van de Poolse rechtbank wordt ook verwezen naar de prejudiciële vragen
die gesteld zijn door de IRK. Het is de Nederlandse regering onduidelijk hoe de opdracht
van de Poolse nationale aanklager van half oktober zich precies verhoudt tot de uitspraak van de Poolse rechtbank van eind september.
Vraag 6
Welke consequenties hebben deze ontwikkelingen voor de Nederlandse rechtspraktijk?
Wat is het aantal individuele zaken in Nederland dat door deze ontwikkelingen feitelijk
is of wordt geraakt? Zijn de consequenties door deze ontwikkelingen verdergaand dan
aangegeven in uw brief van 6 oktober j.l.?5
Antwoord 6
Het OM heeft mij laten weten op de gebruikelijke wijze door te gaan, conform het kaderbesluit
EAB, met het instellen van vorderingen bij de rechter-commissaris voor het uitvaardigen
van EAB’s. Ook heeft het OM mij laten weten dat op dit moment nog een aantal Nederlandse
EAB’s uitstaan in Polen, waarvan op dit moment nog niet duidelijk is hoe daarop wordt
gereageerd. Wel is de in vraag 5 aangehaalde zaak bekend waarin onlangs een Nederlands
EAB is geweigerd door een Poolse rechtbank, maar het is de Nederlandse regering niet
duidelijk hoe die weigering zich precies verhoudt tot het bevel van de Poolse nationale
aanklager.
In onze brief van 6 oktober 2020, verwezen wij naar het belang van de eerbiediging
van de rechtsstaat en het wederzijds vertrouwen voor de justitiële samenwerking in
de EU. Als dit vertrouwen wegvalt, veroorzaakt dat rechtsonzekerheid en kan dit leiden
tot straffeloosheid van door Polen opgeëiste personen, maar ook tot straffeloosheid
van door Nederland opgeëiste personen. Dit laatste aspect noemden wij nog niet expliciet
in onze brief van 6 oktober jongstleden.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het gezag van de Nederlandse rechter en rechtsstaat door deze
praktijk van de Poolse instituties wordt ondermijnd? Welke mogelijkheden ziet u om
weerstand te bieden aan deze praktijk?
Antwoord 7
Het is evident dat de uitspraak van de IRK een reactie heeft losgemaakt bij de Poolse
nationale aanklager. Zoals hierboven benoemd maken wij ons zorgen over deze reactie,
maar het tast volgens het kabinet niet het aanzien van of het vertrouwen in de Nederlandse
rechtsstaat aan. Er bestaat immers geen enkele twijfel over de onafhankelijkheid van
de Nederlandse rechtspraak. Dit wordt ook in recente rapporten zoals het Rechtsstaatrapport
2020 van de Europese Commissie, het Europees Justitieel Scoreboard en het World Economic
Forum bevestigd.
De zorgen rond de onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke macht hebben de volle
aandacht van het kabinet. Het Duitse Voorzitterschap is voornemens om op de Raad Algemene
Zaken in december wederom een hoorzitting met Polen te agenderen in het kader van
de artikel 7 VEU-procedure. Dat biedt een aanknopingspunt om de Nederlandse zorgen
omtrent deze praktijk in Europees verband te delen. Ook kaart het kabinet de Nederlandse
zorgen waar mogelijk en opportuun in bilateraal verband aan. Wij gaan daar verder
op in bij de beantwoording van de volgende vraag.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het uitgangspunt «As the Netherlands does to Polen, so Poland
does to the Netherlands» het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten verder ondermijnt?
Welke gevolgen heeft dit voor de verdere diplomatieke verhoudingen? Kan de EU een
rol spelen in het wegnemen van deze bilaterale spanningen? Zo ja, hoe?
Antwoord 8
Die mening delen wij. Een dergelijk uitgangspunt ondermijnt het wederzijds vertrouwen
tussen lidstaten. Nederland zet de dialoog met Polen voort, waarbij wordt gewezen
op het gedeelde belang Europese waarden en beginselen van de democratische rechtsstaat
te respecteren. Diplomatieke contacten, zowel in bilateraal als Europees verband,
worden waar mogelijk en opportuun benut. Het is echter primair aan de Europese Commissie,
als hoedster van de Verdragen, om EU lidstaten aan te spreken indien zij in strijd
handelen met het Europees recht, waaronder het kaderbesluit EAB. Het kabinet is dan
ook voornemens om deze kwestie aan te kaarten bij de verantwoordelijk EU Commissaris
Reynders.
Vraag 9
Wat is de voortgang omtrent mogelijke deelname van de Poolse rechter Tuleya aan de
zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens? Zijn er andere, gelijkgezinde
lidstaten die bereid zijn tot deelname? Geven de recente ontwikkelingen verdere helderheid
voor eventuele keuze voor deelname?
Antwoord 9
Nederland heeft de vraag tot mogelijke deelname aan de genoemde zaak voor het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg uitgezet binnen zijn netwerk, onder
meer onder gelijkstemde landen binnen het agentschap van het EHRM. Vooralsnog zijn
er geen gelijkgestemde landen die bereid zijn tot interveniëren. Het is daarom niet
waarschijnlijk dat Nederland zal interveniëren in de Tuleya-zaak. Vanzelfsprekend
blijft Nederland de zaak, en andere soortgelijke zaken, met zeer veel aandacht volgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.