Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen
28 694 Verpakkingsbeleid
Nr. 140
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 november 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 2 juli 2020 over beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen (Kamerstukken
28 694 en 30 872, nr. 136) en over de brief van 26 juni 2020 over maatregelen om effecten COVID-19 op de kunststof-
en textielsectoren te mitigeren (Kamerstukken 32 852 en 25 295, nr. 128).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 oktober 2020 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 24 november 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Inleiding
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op vragen gesteld in het schriftelijk overleg
Kunststof- en Textielketen (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 136). De vragen zijn gesteld naar aanleiding van mijn brief Maatregelen om effecten COVID-19 op de kunststof- en textielsectoren te mitigeren (Kamerstukken 32 852 en 25 295, nr. 129) en mijn brief Beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen (Kamerstuk 28 694, nr. 136) en zijn op 9 oktober 2020 aan mij voorgelegd.
De circulaire en recyclingdoelstellingen voor verpakkingen die ik in voornoemde Kamerbrief
heb aangekondigd, worden in het Besluit beheer verpakkingen 2014 opgenomen, middels
een implementatiebesluit. In het kader van de voorhangprocedure heb ik uw Kamer een
ontwerp implementatiebesluit doen toekomen (Kamerstuk 28 694, nr. 139). Gezien de noodzaak om de implementatie uiterlijk 1 juli 2021 af te ronden, is het
de bedoeling de voorhangprocedure vóór het kerstreces af te ronden.
Maatregelen om effecten COVID-19 te mitigeren
CDA-fractie
Vraag 1
De leden van de CDA-fractie lezen dat de staatsecretaris binnen afzienbare tijd wil
komen tot een verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat in Europese
regelgeving en dat in het kader van het Europees Plastic Pact wordt verkend hoe een
dergelijke maatregel eruit kan komen te zien, maar dat dit soort trajecten ook tijd
kosten. Deze leden ondersteunen het streven naar Europese afspraken op dit gebied
en vragen de Staatssecretaris om een beeld te schetsen hoe dergelijke Europese regelgeving
zou kunnen worden vormgegeven, hoe hierbij het Europese speelveld eruitziet en welke
termijn realistisch is voor inwerkingtreding van Europese regelgeving op dit gebied.
Antwoord:
De Europese Commissie zet in de uitwerking van het actieplan circulaire economie in
op het verbreden of verder aanscherpen van verschillende productrichtlijnen, waaronder
de verpakkingenrichtlijn. Er is brede steun bij de Lidstaten voor de in het actieplan
aangekondigde maatregelen. Een verplichte toepassing van recyclaat heeft daarbij voor
Nederland prioriteit. Daarnaast zijn het terugdringen van het gebruik van plastic,
het vaker hergebruiken van plastic en het aanscherpen van de eisen aan materiaal,
ontwerp en de recyclebaarheid nodig om de collectie en sortering te vereenvoudigen.
Dit zijn belangrijke aandachtspunten die in de voorstellen van de Europese Commissie
voor 2021–2022 aan de orde zullen komen. Na presentatie van de voorstellen door de
Europese Commissie en de afronding van het codecisieproces met de Lidstaten en het
Europees Parlement zal een implementatietermijn gelden. Een reële planning is daarmee
drie tot vijf jaar voordat Europese verplichtingen in de praktijk gebracht zijn. Nederland
zet zich proactief in om het Europese proces te bespoedigen en onze kennis en ervaring
op genoemde onderwerpen te delen. Binnen het Nederlandse en Europese Plastic Pact
zal Nederland aan dit proces bijdragen door met partijen te verkennen hoe een dergelijke
maatregel eruit kan komen te zien.
Vraag 2
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris aangeeft dat een Europees
traject tijd kost, maar dat zij op korte termijn geen concrete nationale maatregelen
aankondigt om de afzetmarkt voor recyclaat te versterken. Heeft de Staatssecretaris
wel naar deze optie gekeken? Welke nationale maatregelen, om de afzetmarkt voor recyclaat
te versterken, zijn er volgens haar mogelijk? Heeft de Staatssecretaris bijvoorbeeld
ook gekeken naar maatregelen zoals de inzet van een minimumpercentage recyclaat voor
bepaalde productgroepen, verhoogde overheidsdoelstelling op het gebied van circulair
inkopen, of het opnemen van gunningspunten voor het toepassen van secundaire grondstoffen
bij aanbestedingen? Zijn dergelijke maatregelen met de sector besproken? Kan de Staatssecretaris
uiteenzetten wat de voor- en nadelen zouden zijn van dergelijke nationale maatregelen
om de afzetmarkt voor recyclaat te versterken?
Antwoord:
Het nationaal voorschrijven van een verplicht percentage recyclaat heeft als nadeel
dat het de interne markt kan belemmeren en alleen mogelijk is als de nationale maatregel
aantoonbaar noodzakelijk is vanwege milieubescherming en proportioneel en niet discriminerend
is. Gevolg is dat het voorschrijven van zo’n nationale norm veel tijd kost, juridische
risico’s kent en ook geen garantie biedt dat plastic dat van buiten Nederland wordt
geïmporteerd aan eisen om recyclaat toe te passen voldoet. Dit maakt dat de inzet
voor Europese regelgeving efficiënter is. Daarom zet ik me in voor Europese regelgeving.
Ondertussen zit Nederland niet stil en start bij het Versnellingshuis het Doorbraakproject
«markt voor recyclaat». In dit project wordt per productfamilie uitgewerkt wat haalbare
en ambitieuze percentages recyclaat zijn. Dit is behulpzaam voor het Europese traject
om een verplicht gehalte aan recyclaat op te nemen. Ook worden binnen het Doorbraakproject
rondetafelbijeenkomsten georganiseerd met alle stakeholders van een bepaalde productfamilie
zoals bijvoorbeeld verfemmers en pellets, om zo de samenwerking te versterken.
Daarnaast wordt binnen het Transitieteam Kunststoffen gewerkt aan een actieplan toepassing
recyclaat. Begin september heeft een grote digitale bijeenkomst plaatsgevonden waarin
partijen uit de kunststofketen, mede naar aanleiding van de effecten van de coronacrisis,
hebben gebrainstormd over mogelijke korte en lange termijn maatregelen om de toepassing
van kunststofrecyclaat te stimuleren. Het actieplan zal naar verwachting voorstellen
bevatten om de vraag te bevorderen, het aanbod te verbeteren, en vraag en aanbod beter
op elkaar aan te laten sluiten. Naar verwachting wordt het actieplan begin volgend
jaar opgeleverd.
In het antwoord op vraag 11 zal ik nader ingaan op de inzet van het Rijk rond duurzaam
inkopen.
Vraag 3
De leden van de CDA-fractie constateren dat er sprake is van grote voorraden ingezameld
textiel en dat de kwaliteit van het textiel door langdurige opslag zal afnemen, waardoor
het de vraag is of het overschot afgezet kan worden. Deze leden vragen de Staatssecretaris
wat er met het overschot aan textiel, dat niet kan worden afgezet, zal gebeuren. Wat
betekent dit voor de inkomsten van de textielinzamelaars en -sorteerders en hoe kan
worden voorkomen dat de voorraden laagwaardig worden ingezet of verbrand? Is de Staatssecretaris
voornemens om met textielinzamelaars en -sorteerders en andere betrokken partijen
in gesprek te gaan om hiervoor oplossingen te zoeken en daarmee ook te zorgen voor
een zo hoogwaardig mogelijke inzet van dit textiel? Zo nee, waarom niet en welke oplossingen
ziet de Staatssecretaris dan wel voor dit probleem?
Antwoord:
Het huidige systeem van textielinzameling staat onder druk en door de coronacrisis
wordt dit nog verder benadrukt. We zien verschillende bewegingen: de kwaliteit van
het ingezamelde textiel loopt terug en steeds meer gebruikte kleding van hoge kwaliteit
wordt verkocht op online platforms, waardoor meer kleding wordt hergebruikt. Met de
introductie van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel wordt een
belangrijke stap gezet in de transitie naar circulair textiel, maar op korte termijn
kampen de inzamelaars inderdaad met een overschot aan textiel. Het is ook mijn inzet
om bij te dragen aan een oplossing met een zo hoogwaardig mogelijke inzet van dit
textiel.
Tijdens de eerste maanden van de coronacrisis is er veel extra textiel ingezameld,
zo’n 25 tot 30 procent meer dan normaal. Het ministerie is periodiek in gesprek met
de verenigingen van inzamelaars, kringloopbedrijven en gemeenten. De sector koppelt
in dit overleg periodiek terug wat de stand van zaken en verwachte ontwikkeling is
van de afzet van tweedehands textiel. De afzet loopt inmiddels weer door, zij het
tegen een lagere prijs dan aan het begin van dit jaar. Er zijn regelingen van het
Rijk en gemeenten om de negatieve financiële effecten te mitigeren.
Er wordt gezocht naar een oplossing voor het ingezamelde textiel. De Dutch Circular
Textile Valley heeft in juni een brede oproep gedaan om het overschot te matchen met
de vraag van partijen (ook partijen buiten de textielsector, bijvoorbeeld uit de bouwsector).
Deze uitvraag leverde interesse op, maar de vraagprijs voor het ingezamelde textiel
was hoger dan de geïnteresseerde partijen bereid zijn te betalen. Omdat het opgeslagen
textiel ongesorteerd is, is hoogwaardige afzet een uitdaging. IenW organiseert daarom
een bijeenkomst met inkopers van de landelijke overheid en lokale overheden om te
bezien of via het inkoopbeleid dit textiel kan worden afgezet.
D66-fractie
Vraag 4
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de uitdagingen van de plasticrecyclers.
De Staatssecretaris concludeert in haar brief dat de recyclingmarkt nog niet weerbaar
genoeg is om grote vraag- en aanbodschommelingen op te vangen en om de concurrentie
met de lineaire economie aan te gaan. De voorgenoemde leden vragen of de grote schommelingen
door de dalende olieprijs en de coronacrisis representatief is voor de in de toekomst
te verwachten schommelingen in vraag en aanbod. Moet de sector wel inzetten om weerbaar
te worden tegen dit soort schommelingen of is de situatie van 2020 zo extreem dat
dit een uitzonderingssituatie is en zij met eenmalige steun wel weerbaar genoeg zijn
om toekomstige marktschommelingen op te vangen?
Antwoord:
De coronacrisis legt structurele uitdagingen binnen de sector bloot. Ook voor de coronacrisis
was de uitdaging om de verschillende soorten plastic hoogwaardig te kunnen recyclen
en het recyclaat af te kunnen zetten. Het plasticrecyclaat kan in veel gevallen in
prijs en kwaliteit nog niet concurreren met virgin plastic en daarmee ontbreekt een
volwassen marktvraag naar het recyclaat. Voor een deel van het plasticrecyclaat moet
zelfs betaald worden om deze afgezet te krijgen. Los van de COVID-19 situatie had
deze sector al te maken met een schommelende vraag en aanbod. Daarom is het wenselijk
om in te zetten op effectieve prikkels om de circulaire economie structureel te stimuleren.
Vraag 5
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris voornemens is om
tot een verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat te komen in Europees
verband. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat haar gedachten zijn over de hoogte
van dit plastic recyclaat. Is deze maatregel voldoende om de prijs ven gerecycled
plastic los te koppelen van de prijsontwikkeling van olie en virgin plastic? De voorgenoemde
leden begrijpen dat het opzetten van een degelijke regeling tijd kost. Deze leden
vragen de Staatssecretaris of zij ook overweegt om vooruitlopend op Europese wetgeving
dit eerst nationaal op te zetten.
Antwoord:
Er zijn veel verschillende soorten plastic en er zijn veel verschillende toepassingen
van plastic. Er moet dus onderzocht worden bij welke soorten plastic en in welke toepassingen,
recyclaat kan worden toepast, zonder dat de eigenschappen en veiligheid van het plasticproduct
in het geding komen. Daarvoor zullen ook technische standaarden worden ontwikkeld
en moet zeker zijn dat er voor sectoren die een verplichting krijgen, voldoende recyclaat
beschikbaar is, om de verplichting te kunnen nakomen. Voor het verder uitwerken van
een verplicht percentage plastic recyclaat zal onderzoek moeten worden gedaan. Met
het Doorbraakproject markt voor recyclaat wordt hier een begin mee gemaakt.
Een veel voorkomende toepassing van plastics zijn de voedselverpakkingen die wij dagelijks
gebruiken. Het toepassen van plasticrecyclaat in voedselverpakkingen is op dit moment
nog niet mogelijk en ook verboden, omdat het plasticrecyclaat niet voldoet aan de
kwaliteitseisen die in het verband met voedselveiligheid worden gesteld. De enige
uitzondering op deze regel zijn drankflessen die via een statiegeldsysteem worden
ingezameld. Deze manier van inzameling garandeert dat het plastic recyclaat veilig
in nieuwe flessen kan worden toegepast. Vanuit de Single-Use Plastics richtlijn worden
wettelijke doelstellingen opgenomen voor het toepassen van respectievelijk 25 procent
en 30 procent recyclaat in drankverpakkingen in 2025 en 2030. Deze keten van frisdrankflessen
is daarmee echter wel uitzonderlijk. Het opnemen van een algemene doelstelling voor
het toepassen van recyclaat in alle voedselverpakkingen, kan niet voorbijgaan het
feit dat toepassing vanuit het oogpunt van veiligheid en kwaliteit nog niet kan. Daarnaast
zijn er nog veel plastic producten voor eenmalig gebruik waar we vanaf willen. Het
toepassen van recyclaat in producten die opnieuw maar een keer gebruikt gaan worden,
zie ik niet als wenselijk eindbeeld van de transitie naar een circulaire economie.
Overwogen is of het nationaal verplichten van een percentage recyclaat in bepaalde
producten haalbaar is. Naast het genoemde onderzoek naar mogelijke toepassing, kan
het nationaal voorschrijven van een verplicht percentage recyclaat de interne markt
belemmeren. Dit kan alleen als de nationale maatregel aantoonbaar noodzakelijk is
vanwege milieubescherming en proportioneel en niet discriminerend is. Gevolg is dat
het voorschrijven van zo’n nationale norm veel tijd kost, juridische risico’s kent
en ook geen garantie biedt dat plastic dat van buiten Nederland wordt geïmporteerd
aan eisen om recyclaat toe te passen voldoet. Dit maakt dat de inzet voor Europese
regelgeving efficiënter is. Daarom zet ik me in voor Europese regelgeving.
Vraag 6
De leden van de D66-fractie zijn het met de Staatssecretaris eens dat normalisatie
van plasticrecyclaat met behulp van (NEN-)trajecten het vertrouwen in recyclaat kunnen
doen toenemen. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat de termijn ongeveer is om
dit soort normen op te zetten. Overweegt de Staatssecretaris ook andere manieren om
het vertrouwen in recyclaat te verbeteren? En zo ja, welke?
Antwoord:
Met NEN is afgesproken dat zij medio 2021 drie concept NTA’s (Nederlandse technische
afspraken) opleveren over drie verschillende typen gerecycled kunststofrecyclaat.
Deze normen beschrijven de benodigde specificaties voor de toepassing van het kunststofrecyclaat
in nieuwe producten. Na definitieve publicatie van deze normen kunnen ze ook als Europees
voorbeeld dienen. Met deze drie eerste NTA’s nemen we als Nederland een voorlopersrol
en laten we zien dat het mogelijk is om standaarden te ontwikkelen. Door dit te financieren
en te laten zien dat het mogelijk is, wil ik op gang brengen dat het bedrijfsleven
zelf en andere Europese lidstaten ook investeren in normalisatie en standaardisatie.
Andere maatregelen voorzie ik op dit moment niet, maar het is denkbaar dat deze uit
het eerdergenoemde actieplan toepassing recyclaat voortkomen.
Vraag 7
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of recyclingbedrijven voldoende
steun krijgen uit de huidige coronamaatregelen. Hoeveel van deze bedrijven dreigen
failliet te gaan? Is de Staatssecretaris in contact met haar collega van Economische
Zaken en Klimaat (EZK) met betrekking tot coronasteunmaatregelen voor deze voor de
circulaire transitie belangrijke sector?
Antwoord:
Recyclingbedrijven kunnen een beroep doen op brede steunmaatregelen van het kabinet.
De afzetmarkt voor kunststof recyclaat trekt inmiddels gelukkig weer aan. Voor textiel
is het huidige beeld dat geschetst wordt door de brancheorganisatie van de inzamelaars-
en sorteerders van textiel (VHT) dat de afzet inmiddels doorloopt, zij het tegen een
lagere prijs dan aan het begin van dit jaar. Voor investeringen in verduurzaming zijn
de MIA/VAMIL-regelingen beschikbaar.
GroenLinks-fractie
Vraag 8
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat de Staatssecretaris de problemen
in de kunststof- en textielsector op haar netvlies heeft staan, maar zetten wel vraagtekens
bij de aanpak ervan. In de beantwoording op de schriftelijke vragen van het lid Kröger
op 1 juli 2020, over het bericht «Staatssecretaris in de maag met tonnen plastic afval»,
was nog niet bekend met hoeveel procent de vraag naar plasticrecyclaat was gedaald
naar aanleiding van de coronacrisis en de lage olieprijzen. Deze leden vragen of er
inmiddels een beter kwantitatief beeld is van de effecten van de coronacrisis op zowel
de afzetmarkt voor kunststof- als textielrecyclaat.
Antwoord:
We hebben geen landelijk kwantitatief beeld van de effecten op de afzetmarkt voor
kunststofrecyclaat. Afgaand op berichten hierover uit
de branche weten we dat er ook – gelet op de lagere vraag – minder recyclaat is geproduceerd,
maar dat de afzetmarkt voor kunststof recyclaat inmiddels weer aan trekt. Van één
bedrijf is bekend dat het geproduceerde recyclaat opgeslagen wordt.
Bij textiel gaat het grotendeels nog niet om recyclaat, maar om ingezameld ongesorteerd
textiel. In juni heeft de Dutch Circular Textile Valley een inventarisatie uitgevoerd.
Hieruit kwam naar voren dat in het voorjaar van 2020 er 25 tot 30 procent meer textiel
is ingezameld dan normaal.1 Inmiddels is de textielmarkt weer op gang.
Vraag 9
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de meest recente brief dat de Staatssecretaris
het belangrijk vindt om vast te houden aan gestelde doelen voor recyclingbedrijven
in deze onzekere tijden. Is de Staatssecretaris van mening dat dat voldoende is? Deze
leden lazen eerder dat de Staatssecretaris partijen in verbinding brengt, zodat zij
elkaar kunnen helpen in deze situatie. Zo organiseerde het Versnellingshuis Circulaire
Economie een rondetafelbijeenkomst. Wat was de uitkomst van deze bijeenkomst? Is de
Staatssecretaris van mening dat het organiseren van een bijeenkomst voldoende is om
dit probleem op te lossen? En welke aanvullende maatregelen heeft de Staatssecretaris
genomen om de recyclingsector te helpen om de afzetmarkt voor kunststofrecyclaat te
verbeteren?
Antwoord:
De rondetafelbijeenkomst heeft begin september plaatsgevonden en is ook benut om het
actieplan toepassing recyclaat van het Transitieteam Kunststoffen verder vorm te geven.
Tijdens de bijeenkomst is nagedacht over mogelijke maatregelen – van de overheid en
van het bedrijfsleven zelf – om de toepassing van recyclaat te stimuleren. Met een
aantal van de genoemde maatregelen, zoals een verplicht percentage recyclaat en de
ontwikkeling van normen voor recyclaat, ben ik al bezig. Naar verwachting wordt het
actieplan toepassing recyclaat begin volgend jaar opgeleverd. Op basis daarvan bekijk
ik welke andere maatregelen ik kan nemen.
Vraag 10
Is de Staatssecretaris bereid om onder andere fiscale maatregelen te treffen zoals
extra belasting op virgin plastics?
Antwoord:
Ik wil samen met mij collega van financiën bekijken of een financiële of fiscale prikkel
mogelijk is om het op de markt brengen van nieuwe plastics af te remmen.
Vraag 11
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris voorstander is van
een introductie van een verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat
in nieuwe producten. Deze leden juichen het toe dat zij zich daar in Europa hard voor
maakt. Deze leden vragen naar de voortgang en het krachtenveld in Europa met betrekking
tot deze maatregel. Is de Staatssecretaris bereid om dit in Nederland wettelijk te
regelen indien er in Europa niet voldoende vaart achter zit? Deze leden vragen de
Staatssecretaris tevens welk verplicht percentage gerecycled materiaal zij in gedachten
had. En welke maatregelen neemt de overheid zelf in het kader van duurzaam inkopen?
Antwoord:
Zoals aangegeven in antwoord op vragen hierover van de fracties van CDA en D66, heeft
het nationaal verplichten van een percentage recyclaat belangrijke nadelen en is de
inzet voor Europese regelgeving efficiënter. Daarom zet ik me in voor Europese regelgeving,
om zo de impact en de vraag te vergroten.
Daarnaast zijn er ook via het inkoopbeleid mogelijkheden om de vraag te stimuleren.
Zo stelt Het Rijk MVI-criteria beschikbaar aan alle overheden voor alle relevante
productcategorieën. Voor inkoopcategorieën waar verpakkingen een rol spelen, is een
gunningscriterium opgenomen, waarbij een verpakking met meer recyclaat hoger wordt
gewaardeerd. Ook voor straatmeubilair, speeltoestellen en kantoormeubilair zijn circulaire
gunningscriteria beschikbaar. Deze MVI-criteria worden momenteel verder uitgebreid
met het oog op het hergebruiken van producten of componenten, en het eenvoudig te
scheiden zijn van materialen aan het einde van de levensduur.
De overheid is ook in de huidige praktijk een belangrijke inkopende marktpartij voor
producten die plasticrecyclaat bevatten. Een groot deel van het plastic recyclaat
vindt zijn toepassing in diverse producten die door overheden worden ingekocht, zoals
parkbankjes, verkeersbordvoetjes, wegbaanscheidingselementen, geluidswallen, dwarsliggers
en beschoeiing. Over aanvullende maatregelen om de toepassing van kunststofrecyclaat
te bevorderen wordt nagedacht in het Transitieteam Kunststoffen en in het Doorbraakproject
markt voor recyclaat. Het actieplan van het Transitieteam Kunststoffen verwacht ik
begin volgend jaar. Op basis hiervan bekijk ik welke verdere actie mogelijk is.
Voor textiel heeft het Rijk zich tot doel gesteld om vanaf 2022 bedrijfskleding in
te kopen met minimaal 10 procent toegepast recyclaat en het Rijk verhoogt deze ambitie
naar 25 procent vanaf 2025.
Voor wat betreft kantoormeubilair zet het Rijk zelf primair in op hergebruik en refurbishment.
Daar waar toch nieuw meubilair door het Rijk moet worden ingekocht, bestaat dat voor
50 procent uit gerecycled en/of hernieuwbaar materiaal.
Vraag 12
De leden van de GroenLinks-fractie stellen in het Actieplan Onzinplastic voor om de
volgende doelstelling wettelijk te verankeren: «alle eenmalig te gebruiken plastic
producten en verpakkingen bestaan voor 35% uit gerecyclede plastics in 2025 en voor
50% in 2030». Wat is de visie van de Staatssecretaris hierop? Deelt zij de analyse
van deze leden dat een dergelijke doelstelling de afzetmarkt voor plastics enorm zou
versterken?
Antwoord:
Ik deel de analyse dat een doelstelling voor het toepassen van gerecyclede plastics
kan bijdrage aan het versterken van de afzetmarkt en daarom zet ik mij ook in om deze
maatregel op EU-niveau verder uit te werken. In het antwoord op soortgelijke vragen
van de fractie van CDA en D66 ga ik nader in op de noodzaak om per productstroom en
plasticsoort te onderzoeken welk percentage recyclaat kan worden gepast.
Vraag 13
De leden van de GroenLinks-fractie lezen nog steeds dat er een zeer slechte afzetmarkt
is voor gerecycled textiel. In de praktijk blijkt dat gemiddeld slechts 1% van al
het materiaal van nieuwe kleding is gemaakt van gerecycled materiaal, terwijl er 2
miljoen kilo kleding per week wordt ingezameld in Nederland. De textielinzamelaars
willen actie van de overheid om de mode-industrie te dwingen om gerecycled materiaal
te gaan gebruiken. Denkt de Staatssecretaris dat het voorstel voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
hiervoor voldoende is?
Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat de doelstelling uit het beleidsprogramma
Circulair Textiel – 30% gerecycled materiaal in nieuw textiel in 2030 – ver naar voren
moet worden gehaald om de afzetmarkt voor ingezameld textiel te verbeteren? In de
beantwoording op de schriftelijke vragen van het lid Kröger over het bericht «Onverkochte
«kledingbergen» door corona, maar ook roep om duurzame herstart» schrijft de Staatssecretaris
dat het toepassen van een verplicht percentage gerecycled materiaal in de Europese
Textiel Strategie «voor de hand ligt», maar wat is de inzet van de Staatssecretaris
zelf? Gaat zij zich hiervoor inzetten? En hoe ziet het speelveld eruit? Daarnaast
lezen deze leden dat het Rijk zelf het doel heeft gesteld om vanaf 2022 bedrijfskleding
in te kopen met minimaal 10% recyclaat. Deze leden vragen de Staatssecretaris of de
ambities wat betreft circulair inkopen door het Rijk niet een stuk ambitieuzer kunnen.
Antwoord:
Ik ben het eens met de leden van de GroenLinks-fractie dat er nog een hoop moet gebeuren
om de doelstelling van 30 procent in 2030 te halen, wel heeft de sector mij aangegeven
dat deze doelstelling haalbaar zou moeten zijn. De doelstelling verder naar voren
halen, vind ik niet realistisch, tenzij uit de monitoring van de doelen uit het beleidsprogramma
circulair textiel blijkt dat het ook sneller kan. Indien dat het geval is, dan zal
ik mij daar uiteraard voor inzetten. Naast mijn inzet te komen tot een uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid maak ik me in Europa ook hard voor producteisen voor
textiel, waaronder een verplicht percentage gerecycled textiel, beperking van schadelijke
stoffen en een labelsysteem over de milieubelasting van het product. De Europese Commissie
werkt aan een textielstrategie. In aanloop daarnaar ben ik met de Europese Commissie
en lidstaten in gesprek om onze prioriteiten voor de textielstrategie te agenderen.
Het Rijk vult haar voorbeeldrol in door vanaf 2022 bedrijfskleding in te kopen met
minimaal 10 procent toegepast recyclaat en het Rijk verhoogt deze ambitie naar 25
procent vanaf 2025.
SP-fractie
Vraag 14
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de huidige crisis goed laat zien waarom
bepaalde zaken niet aan de markt overgelaten moeten worden. De prijs van virgin plastics,
in vergelijking met gerecycled plastic, was al te laag om van de markt uit te kunnen
gaan; dit wordt nu nog duidelijker. Is voor de Staatssecretaris nu het moment gekomen
dat zij nationale wetgeving gaat overwegen? Zo ja, welke trajecten gaat zij hiervoor
inzetten?
Antwoord:
Ik deel de analyse dat een doelstelling voor het toepassen van gerecyclede plastics
kan bijdrage aan het versterken van de afzetmarkt en daarom zet ik mij ook in om deze
maatregel op EU-niveau verder uit te werken. Het nationaal voorschrijven van een verplicht
percentage recyclaat kan de interne markt belemmeren en kan alleen als de nationale
maatregel aantoonbaar noodzakelijk is vanwege milieubescherming en proportioneel en
niet discriminerend is. Gevolg is dat het voorschrijven van zo’n nationale norm veel
tijd kost, juridische risico’s kent en ook geen garantie biedt dat plastic dat van
buiten Nederland wordt geïmporteerd aan eisen om recyclaat toe te passen voldoet.
Dit maakt dat de inzet voor Europese regelgeving efficiënter is. Daarom zet ik me
in voor Europese regelgeving.
Vraag 15
Dat de Staatssecretaris zich inzet voor de verplichte toepassing van een percentage
plastic recyclaat in Europese regelgeving is zeker zeer positief, aldus deze leden,
maar zij wijzen erop dat er een groot verschil zit tussen ambities geuit door één
lidstaat en uiteindelijk concreet Europees beleid. Deze leden willen graag weten welk
beleid nu al in Nederland kan worden ingezet, los van EU-maatregelen die wellicht
nooit komen.
Antwoord:
Onder de vlag van het Versnellingshuis loopt het Doorbraakproject «markt voor recyclaat».
In dit project wordt per productfamilie uitgewerkt wat haalbare en ambitieuze percentages
recyclaat zijn. Dit is behulpzaam voor het Europese traject om een verplicht gehalte
aan recyclaat op te nemen. Ook worden binnen het Doorbraakproject rondetafelbijeenkomsten
georganiseerd met alle stakeholders van een bepaalde productfamilie zoals bijvoorbeeld
verfemmers en pellets, om zo de samenwerking te versterken.
Daarnaast wordt binnen het Transitieteam Kunststoffen gewerkt aan een actieplan toepassing
recyclaat. Begin september heeft een grote digitale bijeenkomst plaatsgevonden waarin
partijen uit de kunststofketen, mede naar aanleiding van de effecten van de coronacrisis,
hebben gebrainstormd over mogelijke korte en lange termijn maatregelen om de toepassing
van kunststofrecyclaat te stimuleren. Het actieplan zal naar verwachting voorstellen
bevatten om de vraag te bevorderen, het aanbod te verbeteren, en vraag en aanbod beter
op elkaar aan te laten sluiten. Naar verwachting wordt het actieplan begin volgend
jaar opgeleverd.
Vraag 16
Deze leden benadrukken dan ook de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris om
nu in Nederland te doen wat mogelijk is om de hoeveelheid plastic drastisch terug
te dringen. Kan de Staatssecretaris hierop reageren?
Antwoord:
Producenten van plastic verpakkingen hebben een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
Producenten betalen de kosten die de door hen op de markt gebrachte verpakkingen aan
het eind van hun levenscyclus hebben. Daarmee krijgen ze een financiële prikkel om
minder plastic op de markt te brengen. Tariefdifferentiatie zorgt er daarbij voor
dat deze prikkel naar individuele producenten wordt doorberekend. Daarnaast geldt
dat producenten confronteren met afval dat ontstaat aan het eind van de keten en hen
verantwoordelijk maken daar zorg voor te dragen, de route is om hen bewust te maken
en te bewegen minder producten op de markt te brengen. Aanvullend daarop heb ik afspraken
over de beperking van het gebruik van plastic gemaakt in het Nederlandse en Europese
Plastic Pact.
Daarnaast volgen uit de Single-Use Plastics richtlijn maatregelen om het gebruik van
plastic aan de voorkant af te remmen. Deze maatregelen zullen worden geïmplementeerd
in de vorm van nationale geboden en verboden bij het op de markt brengen van verschillende
eenmalige plastic.
Vraag 17
De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten waarom zij
de mening is toegedaan dat «uiteindelijk de recyclingmarkt zijn werk moet gaan doen»,
terwijl duidelijk is dat normering en wetgeving wel gedaan kan krijgen wat de markt
en het bedrijfsleven zelf niet lukt, namelijk het drastisch terugdringen van plastics.
Deze leden verwijzen hierbij naar de statiegelddiscussie, waar ook eindeloos werd
onderhandeld en doelen keer op keer niet werden gehaald, terwijl wettelijke invoering
van statiegeld wél effectief is. Graag zien zij een reactie hierop.
Antwoord:
Wanneer de werking van de markt resulteert in uitkomsten en gedrag die maatschappelijk
of milieutechnisch ongewenst zijn, grijpt de overheid in door via wet- en regelgeving
kaders te stellen. Dat doet de overheid bijvoorbeeld door statiegeld wettelijk te
verplichten, of door bedrijven te verplichten recyclingdoelen te halen. Normen gesteld
in wet- en regelgeving sturen de markt en stellen de kaders waarbinnen marktpartijen
opereren. Binnen die gestelde wettelijke kaders, is het dan weer aan de markt om zijn
werk te gaan doen. Wanneer de wettelijke kaders niet worden nagekomen, treedt de overheid
handhavend op.
Vraag 18
De leden van de SP-fractie vragen, ten aanzien van de textielketen, hetzelfde. Hoe
staan de Europese lidstaten tegenover een verplicht percentage gerecycled materiaal?
Welk zicht is er op het bereiken van overeenstemming hierover binnen de EU en binnen
afzienbare termijn? Deze leden vragen ook hoe nu en de komende jaren de ambities en
concrete doelen omhoog kunnen. Deze leden wijzen er hierbij ook op dat ondanks vele
afspraken de textielketen niet alleen zeer vervuilend werkt, maar bij uitstek een
keten is waar de arbeidsomstandigheden extreem slecht zijn. Waarom lukt het niet hier
(nationale of Europese) wettelijke maatregelen dan wel bindende internationale afspraken
over te maken, die ook daadwerkelijk effect hebben?
Antwoord:
Het onderwerp textiel is in Europees verband relatief nieuw. Ik ben blij met de ambities
van de Europese Commissie op dit vlak. Volgend jaar komt de Commissie met een Textielstrategie.
Het is mijn inzet dat daarin producteisen een plaats krijgen, om onder meer het aandeel
gerecycled materiaal in nieuwe textielproducten te vergroten. Ik ben hierover in gesprek
met de Commissie en ga hierover ook met andere lidstaten in gesprek.
Beleidsmaatregelen circulaire verpakkingsketen
VVD-fractie
Vraag 19
De leden van de VVD-fractie willen dat er voorkomen wordt dat kunststofproducten worden
vervangen door slechtere alternatieven zoals papierenverpakkingen met bepaalde coatings.
Hoe waarborgt de Staatssecretaris dat innovatie in de vervanging van kunststofproducten
niet zal leiden tot een verslechtering van het milieuprofiel?
Antwoord:
Ik wil met nieuwe wetgeving voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik en de implementatie
van de Single-Use Plastics richtlijn, vooral inzetten op preventie en het stimuleren
van hergebruik, om te voorkomen dat een verschuiving naar andere eenmalige materialen
plaatsvindt.
In het kader van het reduceren van het gebruik van wegwerpproducten overweeg ik verschillende
opties om hergebruik te stimuleren of zelfs verplichten. Ik zal hierop terugkomen
in het kader van de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn en mijn bredere
inzet op dit terrein. Een ander voorbeeld is het verbod op gratis plastic tassen,
waar ook papieren tassen met een plastic coating onder vallen.
Vraag 20
De leden van de VVD-fractie constateren dat circulaire investeringen voor de lange
termijn vaak nog niet rendabel zijn vanwege onzekerheid over concrete beleidsdoelen
in de toekomst. Hoe gaat de staatsecretaris voor duidelijkheid zorgen om circulaire
investeringen voor de langere termijn aantrekkelijker te maken? Is de Staatssecretaris
van plan om per sector op korte termijn concretere doelen te stellen?
Antwoord:
Het bieden van zekerheid aan de markt gebeurt voor verpakkingen door het stellen van
concrete doelen per materiaalstroom. Deze doelstellingen worden in regelgeving vastgelegd
en producenten van verpakte producten zijn verantwoordelijk voor het halen van deze
doelen. Onrendabele toppen in de recycling van met name plastic verpakkingen komen
daarmee voor rekening van diegenen die de verpakkingen op de markt brengen en daarmee
worden investeringen gestimuleerd. Ook geeft dit producenten een stimulans om minder
verpakkingen of herbruikbare en goed recyclebare verpakkingen op de markt te brengen
en te investeren in innovatieve inzamel- en recyclingtechnieken. Aanvullend worden
investeringen in alle stappen van de keten fiscaal ondersteund via de MIA en Vamil-regelingen.
Vraag 21
De leden van de VVD-fractie constateren dat door de lage olieprijzen de berg met plasticafval
vergroot en er minder vraag is naar recyclaat. Ook in de textielsector is de keuze
tussen gerecycled textiel en nieuw textiel snel gemaakt vanwege de hoge prijs van
recycling. Deze leden zien net als het kabinet het belang van het op termijn verplichten
van het gebruik van recyclaat op Europees niveau. Welke maatregelen denkt de staatsecretaris
op korte termijn te kunnen nemen om het gebruik van recyclaat te bevorderen? Ziet
zij mogelijkheden om bijvoorbeeld strenger in te zetten op het circulaire inkoopbeleid
van de overheid?
Antwoord
In het antwoord op vraag 11 ben ik nader ingegaan op de inzet van het kabinet ten
aanzien van het circulaire inkoopbeleid.
PVV-fractie
Vraag 22
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris op de hoogte is van de problemen
waar ondernemers tegenaan lopen als het gaat om de beleidsmaatregelen omtrent circulariteit
en of zij met de betreffende sectoren in gesprek is om ervoor te zorgen dat beleidsmaatregelen
niet ten koste gaan van omzet en werkgelegenheid.
Antwoord:
Ja, ik ben op de hoogte van de uitdagingen waar ondernemers tegenaan lopen in de transitie
naar een circulaire economie voor plastic en textiel. Ik ben doorlopend met de betreffende
sectoren in gesprek.
CDA-fractie
Vraag 23
De leden van de CDA-fractie merken op dat door de coronacrisis de hoeveelheid plasticafval
afkomstig van huishoudens in korte tijd sterk gestegen is. Desondanks blijft de norm
voor producenten, om er zorg voor te dragen dat 50% van de kunststofverpakkingen voor
recycling moet worden aangeboden, van kracht. Deze leden vragen de Staatssecretaris
te beschrijven in hoeverre dit doel voor 2020, gezien de sterke stijging in de hoeveelheid
afval afkomstig van huishoudens, realistisch en haalbaar is voor de producenten van
verpakte producten.
Antwoord:
De doelstelling van 50 procent recycling van kunststof verpakkingsafval geldt voor
alle op de markt gebrachte verpakkingen voor het jaar 2020.2 Binnen deze overkoepelende doelstelling is een verschuiving te zien naar meer huishoudelijk
verpakkingsafval en minder bedrijfsafval als gevolg van corona en het feit dat mensen
vaker thuis zijn. Dit hoeft voor het halen van de overkoepelende doelstelling geen
bezwaar te zijn. De verwerking van verpakkingsafval van huishoudens heeft goede doorgang
gevonden, ondanks corona. Ik blijf met het Afvalfonds, eindverantwoordelijk voor het
halen van de doelstelling, en andere relevante ketenspelers in gesprek over de voortgang
en mogelijke knelpunten als gevolg van corona.
Vraag 24
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het streven van de Staatssecretaris naar
eenvoudige en begrijpelijke afvalscheiding. Het inzamelen van plastic verpakkingen,
metalen verpakkingen en drankenkartons (pmd) als uitgangspunt nemen, voor gemeenten
die bronscheiding toepassen, kan daarbij helpen. Deze leden vragen de Staatssecretaris
in hoeveel gemeenten dit de praktijk zal zijn en welke mogelijkheden zij ziet om ook
in gemeenten die geen bronscheiding toepassen eenvoudige en begrijpelijke afvalscheiding
verder te stimuleren.
Antwoord:
Bronscheiding is de norm die ook in het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke
afvalstoffen, is vastgelegd. In de nieuwe afspraken tussen de VNG en het verpakkend
bedrijfsleven is pmd inzameling voor gemeenten die bronscheiding toepassen als uitgangpunt
genomen. Gemeenten mogen pmd ook nascheiden indien dit een vergelijkbare kwaliteit
oplevert als bronscheiding. In 2017 scheidde 80 procent van de gemeenten pmd bij de
bron. Dit percentage neemt procentueel af omdat met name grote gemeenten met veel
hoogbouw en relatief laag bronscheidingsrendement, kiezen voor nascheiding. In 2025
wordt verwacht dat 65 procent van de gemeenten pmd scheidt bij de bron en in de overige
grote gemeenten nascheiding wordt toegepast.
Vraag 25
De leden van de CDA-fractie merken op dat op het gebied van afvalscheiding ook scholen
tegen obstakels aanlopen. Doordat schoolafval onder bedrijfsafval valt, moeten scholen
zelf contracten afsluiten om dit afval naar de stort af te voeren. Dit maakt dat afvalscheiding
vaak simpelweg te duur is voor scholen en dat zij daarom uit financiële overwegingen
vaak al hun afval als restafval markeren.
Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe zij dit probleem op kan lossen, zodat afvalscheiding
bij scholen gestimuleerd kan worden. Is de Staatssecretaris reeds in gesprek met de
scholen om gezamenlijk een oplossing te vinden?
Antwoord:
Ik ben met onder andere de NVRD, de Vereniging Afvalbedrijven (VA) en gemeenten en
scholen in gesprek om afvalscheiden op scholen te verbeteren. Een belangrijke kostenpost
bij gescheiden inzameling betreft de kosten voor de inzameling van verpakkingsafval
via het pmd. Scholen produceren juridisch gezien bedrijfsmatig afval. Door de NVRD
en de VA is toegezegd dat zij gescheiden inzameling op scholen tegen acceptabele kosten
aanbieden. Daarnaast wordt de producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingsafval
verbreed. Producenten van verpakte producten moeten uiterlijk vanaf 2023 voorzien
in passende innamesystemen voor alle door hen in de handel gebrachte verpakkingen.
Vraag 26
De leden van de CDA-fractie constateren dat, met het vervallen van de uitzondering
van de producentenverantwoordelijkheid voor de kosten van de inname van verpakkingsafval
dat vrijkomt bij bedrijven in 2023, producenten ook een systeem moeten opzetten voor
de inname van verpakkingsafval in de openbare ruimte, bij scholen en diensten. De
Staatssecretaris geeft aan met het verpakkend bedrijfsleven in gesprek te gaan over
hoe zij dit systeem gaan vormgeven. Deze leden vragen de Staatssecretaris op welke
termijn zij hierover met het bedrijfsleven in gesprek zal gaan. Zijn er door het bedrijfsleven
reeds knelpunten en obstakels bij het opzetten van dit systeem geïdentificeerd en
hoe kunnen deze worden opgelost?
Antwoord:
De producenten van verpakte producten zijn op dit moment alleen verantwoordelijk voor
de kosten voor de inzameling van verpakkingsafval bij huishoudens. De producentenverantwoordelijkheid
voor verpakkingsafval wordt in 2023 verbreed met bedrijfsmatig afval. Producenten
van verpakte producten moeten daarmee uiterlijk vanaf 2023 voorzien in passende innamesystemen
voor alle door hen in de handel gebrachte verpakkingen. Met name voor primaire of
verkoopverpakkingen die vrijkomen bij bedrijven, scholen en in de openbare ruimte
wordt op dit moment nog geen passend inzamelsysteem georganiseerd. Het is aan de producenten
van verpakte producten en namens hen het Afvalfonds, om vanaf 2023 invulling te geven
aan de producentenverantwoordelijkheid te voorzien in een passend inzamelsysteem voor
deze stroom. Gesprekken daarover tussen het ministerie en het Afvalfonds worden gevoerd.
Er zijn vooralsnog geen knelpunten geïdentificeerd.
Vraag 27
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris, voordat zij alle circulaire
doelstellingen voor de periode 2025–2030 vaststelt, voor verschillende materialen
van verpakkingen een verkenning wil uitvoeren naar de wijze waarop hergebruik en recycling
verder kunnen worden bevorderd. Deze leden vragen de Staatssecretaris op welke termijn
zij deze verkenning zal uitvoeren en wanneer de resultaten daarvan aan de Kamer zullen
worden gepresenteerd. Betekent dit dat de Staatssecretaris alle doelen pas daadwerkelijk
zal vaststellen nadat deze verkenning heeft plaatsgevonden? Of worden sommige doelen
al wel vastgesteld en andere doelen pas na afronding van de verkenning? Indien dat
laatste het geval is, welke doelen worden dan pas na afronding van de verkenning vastgesteld
en hoe zullen de resultaten van de verkenning worden betrokken bij vaststelling van
de doelen?
Antwoord:
Ik neem voor alle materiaalstromen van verpakkingen nu circulaire doelstellingen en
recyclingdoelstellingen op. Ik heb het ontwerp implementatiebesluit, met daarin de
nieuwe doelstellingen, ter voorhang aan uw Kamer aangeboden. Ik wil het besluit uiterlijk
1 juli 2021 afronden
Daaropvolgend wil ik voor verschillende materialen van verpakkingen een verkenning
uitvoeren naar de wijze waarop hergebruik en recycling verder kan worden bevorderd.
Deze verkenningen kunnen als input dienen voor het vaststellen van doelen voor de
periode 2025–2030 en verder, in een volgende kabinetsperiode. In 2025 wordt de werking
van de doelstellingen geëvalueerd.
Specifiek voor de metaalketen verwijs ik aanvullend naar mijn antwoord op vraag 32.
Vraag 28
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de stelling van de Staatssecretaris dat
sturen op circulaire doelstellingen pas mogelijk is als dit ook op EU-niveau het uitgangspunt
wordt. Zij vragen de Staatssecretaris op welke wijze zij zich hiervoor in Europa zal
inzetten en wat daarbij het speelveld is.
Antwoord:
De circulaire doelstellingen zijn een uitwerking van de verplichting uit de verpakkingenrichtlijn
aan lidstaten om maatregelen te nemen die hergebruik bevorderen. Ik verwacht dat de
Europese Commissie in de uitwerking van het CE-actieplan verder in zal zetten op het
stimuleren van hergebruik. Nederland zal daarvoor pleiten en onze ervaringen met de
circulaire doelstellingen inbrengen.
Vraag 29
De leden van de CDA-fractie constateren dat uit onderzoek naar een haalbaar recyclingpercentage
voor kunststofverpakkingen blijkt dat 50% recycling in 2025 alleen in het meest gunstige
scenario haalbaar is en dat de financiële en economische effecten geen onderdeel vormen
van dit onderzoek. De Staatssecretaris constateert wat dat betreft terecht dat het
verpakkend bedrijfsleven een flinke uitdaging heeft om de EU-doelstelling van 50%
recycling in 2025 te realiseren. Deze leden vragen de Staatssecretaris waarom de financiële
en economische effecten niet zijn meegenomen in het onderzoek en waarom er desondanks
voor is gekozen om het percentage vast te stellen op basis van het meest gunstige
scenario. Kan de Staatssecretaris een inschatting maken van de financiële en economische
effecten die dit recyclingpercentage zal hebben? Op welke wijze zijn effecten aan
de orde gekomen in gesprekken met het bedrijfsleven om te komen tot een groeipad?
Welke bezwaren en mogelijke negatieve effecten zijn er door het bedrijfsleven in deze
gesprekken naar voren gebracht en wat was daarop de reactie van de Staatssecretaris?
Wat zijn de opties als het doel van 50% recycling in 2025 uiteindelijk toch niet realistisch,
haalbaar en betaalbaar blijkt?
Antwoord:
De 50 procent recyclingdoelstelling voor kunststof voor 2025 volgt uit de EU-verpakkingenrichtlijn.
Nederland is eraan gehouden om de doelstelling te implementeren en doet dat dan ook.
De richtlijn geeft de mogelijkheid om voor het halen van de doelstelling ook 5 procent
hergebruik mee te tellen. Ook die mogelijkheid wordt door Nederland geïmplementeerd.
Met het in de vraag genoemde onderzoek naar een haalbaar recyclingpercentage voor
kunststofverpakkingen is aangetoond dat 50 procent in 2025 haalbaar is, maar dat dit
wel een stevige uitdaging zal zijn. Ik heb er vertrouwen in dat de doelstelling gehaald
gaat worden.
De kosten die het verpakkende bedrijfsleven heeft om de recyclingdoelen na te komen,
bedragen op dit moment circa € 250 miljoen per jaar. Ingeschat kan worden dat als
gevolg van het nieuwe recyclingpercentage de kosten met circa
€ 50 tot € 100 miljoen per jaar kunnen stijgen richting 2025. Kerndoel van de uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid is om door producenten verantwoordelijk te maken voor
de recycling van verpakkingsafval en bijbehorende kosten, zij gestimuleerd worden
minder verpakkingen op de markt te brengen en de verpakkingen die zij op de markt
brengen, herbruikbaar en goed recyclebaar te maken. De financiële en economische effecten
van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid verpakkingen en de opgenomen doelstellingen,
worden daarmee voor een belangrijk deel bepaald door de invulling die producenten
er zelf aangeven.
Ik heb met het bedrijfsleven een groeipad afgesproken met tussendoelen tot 2025. In
de gesprekken met het bedrijfsleven zijn alle relevante ontwikkelingen in de keten,
zoals die ook door het onderzoek van Rebel Group zijn geïnventariseerd, besproken.
Met het bedrijfsleven heb ik overeenstemming bereikt dat de tussendoelen haalbaar
zijn. Het ministerie bespreekt in een regulier overleg de voortgang bij het bereiken
van de doelen.
Vraag 30
De leden van de CDA-fractie merken verder op dat bedrijven die het verschil kunnen
maken in de circulaire transitie momenteel vaak niet in staat zijn om de nodige circulaire
investeringen te doen, omdat zij daarvoor de businesscase niet rondkrijgen. Deze leden
vragen de Staatssecretaris daarom hoe zij samen met de sector werkt aan realistische
doelen voor de kunststofindustrie die ook perspectief bieden voor circulaire investeringen.
Antwoord:
Het bieden van zekerheid aan de markt gebeurt voor verpakkingen door het stellen van
concrete doelen per materiaalstroom. Deze doelstellingen worden in regelgeving vastgelegd
en producenten van verpakte producten zijn verantwoordelijk voor het halen van deze
doelen. Onrendabele toppen in de recycling van met name plastic verpakkingen komen
daarmee voor rekening van diegenen die de verpakkingen op de markt brengen en daarmee
worden investeringen gestimuleerd. Ook geeft dit producenten een stimulans om minder
verpakkingen of herbruikbare en goed recyclebare verpakkingen op de markt te brengen
en te investeren in innovatieve inzamel- en recyclingtechnieken. Aanvullend worden
investeringen in alle stappen van de keten fiscaal ondersteund via de MIA en Vamil-regelingen.
Vraag 31
De leden van de CDA-fractie constateren ook dat het uitfaseren van bepaalde plastictoepassingen
ertoe leidt dat vervangende materialen worden gebruikt die een grotere milieudruk
veroorzaken, bijvoorbeeld doordat deze minder geschikt zijn voor recycling en/of in
de productie zorgt voor hogere CO2-uitstoot. Deze leden vragen de Staatssecretaris daarom hoe zij gaat voorkomen dat
deze ongewenste effecten plaatsvinden. In hoeverre en op welke wijze wordt hiermee
rekening gehouden bij het opstellen van beleid en de formulering van doelstellingen?
Antwoord:
Ik wil met nieuwe wetgeving voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik en de implementatie
van de Single-Use Plastics richtlijn, vooral inzetten op preventie en het stimuleren
van hergebruik. In het kader van het reduceren van het gebruik van wegwerpproducten
overweeg ik verschillende opties om hergebruik te stimuleren of zelfs verplichten.
Ik zal hierop terugkomen in het kader van de implementatie van de Single-Use Plastics
richtlijn en mijn bredere inzet op dit terrein. Een ander voorbeeld is het verbod
op gratis plastic tassen, waar ook papieren tassen met een plastic coating onder vallen.
Vraag 32
De leden van de CDA-fractie constateren dat er voor metaal voor de jaren 2025 en 2030
bij de EU-recyclingdoelen wordt aangesloten, totdat er meer duidelijkheid is. Op welke
termijn verwacht de Staatssecretaris hierover wel duidelijkheid te hebben? Wat zal
er gebeuren als blijkt dat het doel van 85% in 2025 niet realistisch, haalbaar en
betaalbaar is?
Antwoord:
Specifiek voor de metaalketen geldt dat nader onderzoek nodig is om het recyclingpercentage
op te splitsen naar aluminium en ferro-metalen en beide percentages door te vertalen
naar de nieuwe meetmethode. Ik heb de Wageningen Universiteit opdracht gegeven dit
nader te onderzoeken en verwacht uw Kamer uiterlijk begin 2021 over de uitkomsten
te kunnen informeren. Wel gelden voor Nederland voor 2025 hoe dan ook de EU-minima
van 70 procent voor ferro-metalen en 50 procent voor aluminium. Deze doelen zijn opgenomen
in het ontwerp implementatiebesluit dat aan uw kamer is aangeboden.
Vraag 33
De leden van de CDA-fractie lezen dat het EU-recyclingdoel van 70% in 2030 in Nederland
al met ingang van 2021 gaat gelden en dat de circulaire doelstelling voor alle verpakkingen
71% in 2021 wordt en daarna oploopt tot 74% in 2025. Deze leden vragen de Staatssecretaris
welke percentages op deze gebieden in Nederland in 2019 werden behaald en om inzichtelijk
te maken in hoeverre deze doelen voor 2021 en 2025 realistisch, haalbaar en betaalbaar
zullen zijn.
Antwoord:
In 2017 werd circa 74–75 procent van de verpakkingen gerecycled, gemeten volgens de
nieuwe meetmethode. In het rapport van de Wageningen Universiteit dat als bijlage
bij de door u aangehaalde Kamerbrief (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 136) is meegestuurd, is dit percentage onderbouwd. De cijfers over 2019 waren gedurende
het onderzoek nog niet beschikbaar.
D66-fractie
Vraag 34
De leden van de D66-fractie omarmen het initiatief voor het houden van een rondetafelbijeenkomst
met alle relevante spelers uit de kunststofketen om te onderzoeken wat op korte-en
lange termijn nodig is. Deze leden vragen de Staatssecretaris op welke termijn deze
bijeenkomst wordt ingepland en zij vragen de Staatssecretaris om de Kamer te informeren
over de bevindingen.
Antwoord:
De rondetafelbijeenkomst heeft begin september plaatsgevonden en is ook benut voor
het actieplan toepassing recyclaat van het Transitieteam Kunststoffen. Tijdens de
bijeenkomst is met alle partijen uit de kunststofketen nagedacht over mogelijke maatregelen
– van de overheid en van het bedrijfsleven zelf – om de toepassing van recyclaat te
stimuleren. Met een aantal van de genoemde maatregelen, zoals een verplicht percentage
recyclaat en de ontwikkeling van normen voor recyclaat, ben ik al bezig. Naar verwachting
wordt het actieplan toepassing recyclaat begin volgend jaar opgeleverd. Op basis daarvan
bekijk ik welke andere maatregelen ik kan nemen.
Vraag 35
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Beleidsprogramma
Circulair Textiel. Dit ambitieuze programma heeft verregaande gevolgen voor de sector.
Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe de sector gereageerd heeft op dit beleidsprogramma.
Waar ziet de sector uitdagingen bij de uitvoering van dit programma?
Antwoord:
Het beleidsprogramma circulair textiel is afgestemd met partijen uit de textielketen,
te weten brancheorganisaties INretail en Modint, de NVRD, de VNG, Natuur en Milieu,
de Branchevereniging Kringloopbedrijven Nederland (BKN) en de Vereniging Herwinning
Textiel (VHT). De doelstellingen zijn ambitieus, maar er is bij de partijen draagvlak
en commitment en dat is heel mooi om te zien. Vanzelfsprekend zijn er ook uitdagingen
en vraagt de sector ook in de tijdsplanning van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
rekening te houden met de gevolgen van de coronacrisis. Ik blijft hierover met genoemde
partijen in gesprek.
Vraag 36
De leden van de D66-fractie zouden naast een recyclingdoelstelling voor textiel graag
ook zien dat de textielindustrie meer gerecycled textiel gebruikt in haar kleding.
De voorgenoemde leden vragen daarom of de Staatssecretaris voornemens is een verplicht
percentage gerecycled materiaal in kleding in te stellen.
Antwoord:
Zoals aangekondigd in het beleidsprogramma circulair textiel zet ik me in Europa in
voor verplicht producteisen voor textiel, waaronder een verplicht percentage gerecycled
materiaal in nieuwe kleding.
Vraag 37
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat ondanks de coronacrisis de Denim-Deal
naar verwachting dit jaar wordt ondertekent. Deze leden vragen hoe innovaties voor
denim gestimuleerd en ondersteund gaan worden. Gaat het hier om financiële ondersteuning
of ondersteuning op een andere manier?
Antwoord:
IenW subsidieert de Dutch Circular Textile Valley. De DCTV richt zich op het versterken
van innovators in de praktijk en helpt businessinitiatieven bij het vinden van financiering
en het realiseren van een grotere schaal. Dit kunnen ook innovators binnen de Denim
sector zijn. Over de Denim Deal, die op 29 september jongstleden is ondertekend, is
uw Kamer separaat geïnformeerd. Het is mooi om te zien dat er internationaal al interesse
is getoond in deze ketensamenwerking.
Vraag 38
De leden van de D66-fractie begrijpen dat op de korte termijn verwerking en afzet
van de ingezamelde textiel noodzakelijk is en zijn het eens met de Staatssecretaris
dat er gezocht moet worden naar hoogwaardige toepassingen. Deze leden zien daarom
ook uit naar de resultaten van de verkenning met de bouw om post-consumer textiel
te verwerken in bijvoorbeeld isolatiemateriaal. Deze leden vragen of er ook gekeken
wordt naar andere mogelijkheden voor het stimuleren van post-consumer textiel in de
bouw, zoals garantstelling, normstelling en onderzoek. Deze leden vragen tevens of
er ook naar andere sectoren dan de bouw wordt gekeken voor gebruik van post-consumer
textiel.
Antwoord:
Er heeft in hoog tempo een verkenning met de bouw plaatsgevonden, maar dit heeft helaas
geen nieuwe inzichten opgeleverd. Wel hebben zich partijen gemeld die het ingezamelde
textiel kunnen toepassen in producten zoals picknicktafels en bankjes. Helaas lukt
het op dit moment nog niet om dit financieel bij elkaar te brengen. Voor het overschot
aan ingezameld textiel bekijken we daarom of we via het inkoopbeleid voor extra afzet
kunnen zorgen. Gelukkig hebben de meeste inzamelaars het extra ingezamelde textiel
inmiddels verkocht en is de textielmarkt weer op gang.
Vraag 39
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of de genoemde percentages
rondom recycling en hergebruik voor verpakkingsafval gewichtspercentages zijn of anderszins.
In andere woorden, bedoelt de Staatssecretaris met bijvoorbeeld de 50% recyclingdoelstelling
dat 50% van het totale aantal kg kunststofverpakkingen wordt gerecycled of dat 50%
van het aantal stuks kunststofverpakkingen wordt gerecycled? Of bedoelt de Staatssecretaris
iets anders? Dezelfde vraag willen deze leden graag beantwoord zien voor de in de
brief genoemde percentages per verpakkingsmateriaal.
Antwoord:
De normen betreffen gewichtspercentages: dus 50 procent van het totaal aantal kg kunststof
verpakkingen op de Nederlandse markt moet gebruikt en/of gerecycled worden. Omdat
het soortelijk gewicht van verschillende verpakkingsmaterialen erg verschilt – plastic
is bijvoorbeeld veel lichter dan glas – is het nodig om per verpakkingsmateriaal een
aparte doelstelling op te nemen. Er is ook een algemene doelstelling waarin het gewicht
van al het verpakkingsmateriaal wordt meegeteld. Deze doelstelling geeft een algemeen
beeld maar is voor sturing minder geschikt.
Vraag 40
De leden van de D66-fractie willen net als de Staatssecretaris graag van de gelegenheid
gebruikmaken om er waardering voor uit te spreken dat de inzameling van huishoudelijk
verpakkingsafval ondanks de toenemende hoeveelheid en de coronamaatregelen doorgang
heeft kunnen vinden. Des te knapper is het dat de 2020-norm van 50% van de kunststofverpakkingen,
die worden aangeboden voor recycling, op korte termijn gewaarborgd kan blijven.
Deze leden vragen de Staatssecretaris of haar complimenten en waardering voor de sector
ook gecommuniceerd zijn naar de sector.
Antwoord:
Ik heb mijn complimenten en waardering richting de sector uitgesproken.
Vraag 41
De leden van de D66-fractie zien uit naar de resultaten van het inspectierapport van
de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) om de naleving van essentiële verpakkingen
te bevorderen. Deze leden vragen de Staatssecretaris waarom ervoor is gekozen om in
de eerste fase van dit project te focussen op wasverzachters. Is dit een representatief
product voor de wettelijk gestelde eisen in het Verpakkingsbesluit? Welke andere producten
worden nog onderzocht in de latere fases van dit project?
Antwoord:
Er zijn door de milieubeweging twee handhavingsverzoeken gedaan gericht op de essentiële
eisen. Naast flacons van wasverzachter, meent de milieubeweging dat handhaving van
glazen flessen voor whisky en andere gedistilleerde dranken, prioriteit moet krijgen.
Dat heeft de ILT ertoe genoodzaakt om het toezicht eerst op deze verpakkingen te richten.
Op dit moment is het onderzoek naar de glazen flessen in afronding en is het toezicht
op de producenten die wasverzachters op de markt aanbieden gestart.
De ILT zet in op betere handhaving van de essentiële eisen, als onderdeel van het
project «circulariteit verpakkingen». Om te bepalen welke verpakkingen daarvoor het
meest relevant zijn, is een keuzemodel ontwikkeld. Het gestarte toezicht op plastic
flacons draagt bij aan het opdoen van de nodige kennis en ervaring bij het toezicht
en handhaving van de essentiële eisen. Daarna streeft de ILT ernaar op basis van het
keuzemodel het toezicht op andere relevante plastic verpakkingen te kunnen richten.
Vraag 42
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd hoe de eisen uit de Single-Use Plastics-richtlijn
impact hebben op kunststofverpakkingen voor eenmalig gebruik. De Staatssecretaris
geeft in haar brief aan de Kamer na de zomer te informeren over de implementatie van
de richtlijn en de maatregelen voor consumptievermindering van drank- en voedselverpakkingen.
Gezien de geschetste tijdslijn vragen deze leden de Staatssecretaris of deze informatie
reeds beschikbaar is en zo niet, wanneer wel.
Antwoord:
Ik verwacht de Kamerbrief over de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn
voor het eind van het jaar aan uw Kamer te kunnen sturen.
Vraag 43
De leden van de D66-fractie delen het enthousiasme van de Staatssecretaris voor het
opnemen van een kwaliteitseis voor het inzamelen, sorteren en recyclen van verzameld
afval van huishoudens. Deze leden pleiten ervoor om op alle verpakkingen en producten
te zetten in welke afvalbak deze weggegooid dient te worden. Hoe kijkt de Staatssecretaris
naar deze oplossing in aanvulling op de reeds aangekondigde communicatiecampagne?
Antwoord:
Nu pmd-inzameling de standaard is, ontstaat eenduidigheid. Alle verpakkingen horen
dan in de pmd-bak/zak. De enige uitzonderingen hierop zijn glas en oud-papier, stromen
waarvan de consument al decennia gewend is ze te scheiden. Verpakkingen horen nooit
in het gft thuis. Met deze eenduidigheid hoeven afval scheidende burgers ook niet
meer uitgebreid geïnstrueerd te worden. Ik verwacht dat logo’s en dergelijke in de
toekomst niet meer nodig zijn. Het enige waar de burger aan moet denken is dat de
verpakkingen in het pmd leeg zijn. Voedselresten en ander restafval horen niet in
het pmd thuis, want zij hebben zeer nadelige gevolgen voor de mogelijkheden voor recycling.
Vraag 44
De leden van de D66-fractie horen dat het gescheiden inzamelen van moeilijke en gemengde
verpakkingen kan verschillen tussen gemeenten, omdat sommige afvalbedrijven bepaalde
producten er zelf kunnen uitvissen of meer producten kunnen verwerken. Deze vraagt
speelt bijvoorbeeld rondom het inzamelen van chipszakken. Deze leden ontvangen signalen
dat deze in sommige gemeenten mee mogen met het plasticafval en in andere gemeenten
niet. Deze leden vragen daarom of de voorwaarden voor het pmd-beleid hetzelfde zijn
in iedere gemeente. Kan de Staatssecretaris tevens toelichten wat er nu gebeurt met
het Plastic Heroes-initiatief?
Antwoord:
De voorwaarden en vergoedingen vanuit het afvalfonds zijn voor alle gemeenten in Nederland
hetzelfde. Er is alleen onderscheid tussen gemeenten die pmd bij de bron scheiden
en gemeenten die middels nascheiding pmd uit het restafval halen.
Plastic Heroes was een initiatief van het verpakkende bedrijfsleven, vertegenwoordigd
door het Afvalfonds Verpakkingen om het scheiden van kunststof verpakkingen te promoten.
Omdat de meeste gemeenten inmiddels zijn overgestapt van het Plastic Heroes systeem
naar inzameling van pmd is de Plastic Heroes campagne niet meer actief. In plaats
daarvan voorziet het verpakkend bedrijfsleven samen met de VNG in de campagne Recycleklaar
om inwoners te informeren. Deze is beschikbaar gesteld aan gemeenten. Ook kunnen gemeenten
ondersteuning vragen bij het VANG-programma.3
Gemeenten kunnen op basis van de afspraken die gemeenten met het Afvalfonds gemaakt
hebben, gekort worden op de vergoedingen die zij ontvangen, als de samenstelling van
het pmd niet aan gestelde voorwaarden voldoet en bijvoorbeeld te veel restafval of
niet-verpakkingen bevat.
Vraag 45
De leden van de D66-fractie snappen de uitdagingen voor het bedrijfsleven als in 2023
de kosten voor de inname van verpakkingsafval dat vrijkomt bij bedrijven niet meer
uitgezonderd zijn van de producentenverantwoordelijkheid. Deze leden vragen de Staatssecretaris
om de Kamer te informeren over de barrières die geïdentificeerd worden in haar reeds
voorgenomen gesprekken met het bedrijfsleven, waarbij deze leden specifiek benieuwd
zijn hoe dit georganiseerd kan worden in de openbare ruimte en bij scholen.
Antwoord:
De producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingsafval wordt verbreed. Producenten
van verpakte producten moeten uiterlijk vanaf 2023 voorzien in een passende innamesystemen
voor alle door hen in de handel gebrachte verpakkingen. Met name voor verkoop- of
primaire verpakkingen die vrijkomen bedrijven, scholen en in de openbare ruimte wordt
op dit moment nog geen passend inzamelsysteem georganiseerd. Het is aan de producenten
van verpakte producten en namens hen het Afvalfonds, om invulling te geven aan deze
verantwoordelijkheid. Gesprekken daarover tussen het ministerie en het Afvalfonds
worden dit najaar gevoerd. Er zijn vooralsnog geen knelpunten geïdentificeerd.
Vraag 46
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris naast recyclingdoelstellingen
ook voornemens is een circulaire doelstelling in te stellen die hergebruik van verpakkingen
meetelt. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten hoe het Europees recycledoel
zal inwerken op de huidige recyclingdoelstellingen en circulaire doelstellingen.
Antwoord:
De Europese recyclingdoelen worden door mij geïmplementeerd in de nationale recyclingdoelen
in het Besluit beheer verpakkingen, ik heb uw Kamer het ontwerp implementatiebesluit
doen toekomen. De doelen zijn het gewichtspercentage van de hoeveelheid verpakkingsafval
dat gerecycled dient te worden. In de circulaire doelen tellen aanvullend ook verpakkingen
mee die helemaal geen afval zijn geworden, omdat ze worden hergebruikt.
Vraag 47
De voorgenoemde leden vinden het goed dat de Staatssecretaris bij het opstellen van
doelstellingen rekening houdt met de verschillende typen materialen in verpakkingen.
Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris wil omgaan met verpakkingen die bestaan
uit meerdere materialen. Komt hiervoor een apart hergebruikdoel? Of is de Staatssecretaris
voornemens om verpakkingen die bestaan uit verschillende materialen helemaal te verbieden,
ten behoeve van mogelijkheden voor zowel hergebruik als recycling?
Antwoord:
In de regel zijn samengestelde verpakkingen moeilijk te recyclen, en zijn ze ook vanuit
het oogpunt van klimaat en plastic soep, milieukundig slechter dan verpakkingen van
mono-materialen. Wanneer we in een transitie naar een circulaire economie erin slagen
de ketens van mono-materialen als glas, papier of plastic goed te sluiten, denk ik
dat we uiteindelijk toe moeten werken naar het uitfaseren van niet-circulaire samengestelde
verpakkingen. In EU-verband wordt erop ingezet dat in 2030 alle verpakkingen herbruikbaar
of recyclebaar zijn.
Verpakkingen die zijn samengesteld uit verschillende materialen, dienen volgens de
EU-meetmethode voor recycling te worden meegeteld bij de afzonderlijke materiaalstromen.
Alleen als een verpakking voor minder dan 5 procent bestaat uit een bepaald materiaal
hoeft dit niet. Het besluit beheer verpakkingen biedt de mogelijkheid om specifiek
voor drankenkartons een doelstelling op te nemen. Van die mogelijkheid wordt op dit
moment nog geen gebruik gemaakt.
Binnen het Nederlandse Plastic Pact is met partijen de ambitie gesteld toe te werken
naar meer verpakkingen van mono-materialen in plaats van het gebruik van samengestelde
verpakkingen. Ik wil daar ook in het kader van het EU-actieplan circulaire economie
en in de uitwerking van de nieuwe essentiële eisen voor verpakkingen, aandacht voor
vragen. Daarnaast wordt het gebruik van mono-materialen gestimuleerd middels de tariefdifferentiatie
die door het Afvalfonds Verpakkingen wordt toegepast.
Vraag 48
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat recyclen altijd voor verbranden moet
gaan. Daarom vragen deze leden of de Staatssecretaris overweegt om het verbranden
van recyclebaar afval te verbieden. Is naar deze mogelijkheid gekeken? Wat zijn de
voor- en nadelen?
Antwoord:
Zoals aangekondigd in het uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2019–2023 wordt
een verkenning uitgevoerd naar mogelijkheden om het verbranden van recyclebare materialen
in 2030 te verbieden. Gekeken wordt naar verschillende instrumenten die hiertoe in
de afvalketen kunnen worden toegepast. Over de uitkomst wordt u voor het voorjaarsreces
2021 geïnformeerd.
Vraag 49
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris waarom er wordt gewerkt met
recycling en circulaire doelstellingen in plaats van het om te draaien en wetgeving
te maken voor het maximumgewichtspercentage van afval dat gestort of verbrand mag
worden. Is er naar deze mogelijkheid gekeken? Wat zijn de voor- en nadelen?
Antwoord:
Een circulaire of recyclingdoelstelling van bijvoorbeeld 70 procent, betekent de facto
dat maximaal 30 procent van het verpakkingsafval verbrand mag worden. Daarnaast gelden
altijd de minimum verwerkingsstandaarden zoals die zijn opgenomen in het Landelijk
Afvalbeheer Plan, deze bepalen dat stromen die recyclebaar zijn, altijd gerecycled
moeten worden, ook als de doelstelling gehaald is. De systematiek van doelstellingen
voor recycling of hergebruik, volgt tevens uit de EU-richtlijnen.
GroenLinks-fractie
Vraag 50
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris «overeenstemming
heeft bereikt met het verpakkend bedrijfsleven over een pakket van ambitieuze en haalbare
doelen voor meer hergebruik en recycling van verpakkingen». Deze leden vragen de Staatssecretaris
of zij ook andere partijen dan het verpakkend bedrijfsleven heeft betrokken bij het
formuleren van de nieuwe doelstellingen. Waren er bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties
bij betrokken? Deelt de Staatssecretaris de mening dat niet de belangen van het verpakkend
bedrijfsleven leidend zouden moeten zijn bij het formuleren van dergelijke doelstellingen,
maar het zo snel mogelijk bereiken van een circulaire economie?
Antwoord:
Het publieke belang van goed milieubeleid, het versnellen van de transitie naar een
circulaire economie en mijn streven om ambitieuze en realistische doelstellingen vast
te leggen, zijn leidend geweest bij het formuleren van nieuwe doelstellingen. Onderzoeken
die ik in dit kader heb laten uitvoeren door de Wageningen Universiteit en Rebel Group
zijn de basis geweest van dit pakket. Ik heb deze doelen met het verpakkend bedrijfsleven
besproken en met hen geconcludeerd dat de doelen ambitieus maar ook reëel en uitvoerbaar
zijn. Dat contact met het bedrijfsleven vind ik belangrijk omdat zij uiteindelijk
de partij zijn die wettelijk aansprakelijk is voor het naleven van de doelen.
Het ontwerp implementatiebesluit heb ik in het kader van de wettelijke voorhang aan
uw Kamer aangeboden, zodat ook uw Kamer in de gelegenheid is uw visie op de voorgenomen
doelstellingen te geven. Tevens is het ontwerp implementatie besluit in een zienswijzeprocedure
gebracht, zodat een ieder kan reageren op het voorstel.
Vraag 51
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd met het feit dat de Staatssecretaris
meer wil inzetten op hergebruik. Tegelijkertijd zien deze leden geen goede reden om
een zogenaamde «circulaire doelstelling» in te voeren als de producenten worden vrijgelaten
om te bepalen welk deel van de norm wordt behaald met hergebruik en welk deel met
recycling. Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat hergebruik en recycling twee
verschillende ambities zijn? Moet het verschil dan niet inzichtelijk zijn in de circulaire
doelstellingen? En als het idee is om een echte circulaire doelstelling te introduceren,
moet dat dan niet in eerste instantie gaan over preventie en hergebruik? Begrijpt
de Staatssecretaris de zorgen van deze leden dat hergebruik hiermee niet voldoende
impuls krijgt? Deelt zij dan ook de mening dat er aparte doelstellingen voor het hergebruik
van verpakkingen moeten komen?
Antwoord:
Ik deel de opvatting dat hergebruik en recycling twee verschillende ambities zijn.
De circulaire doelstellingen gaan in mijn ogen over afvalpreventie en hergebruik.
Wanneer door middel van hergebruik, het ontstaan van verpakkingsafval wordt voorkomen,
dan telt dit mee in de circulaire doelstellingen. In de huidige situatie telt dit
hergebruik niet mee en werd alleen gestuurd op de achterkant van de keten: het recyclen
van reeds ontstaan verpakkingsafval.
Mijn doel is de transitie naar een circulaire economie met meer hergebruik te versnellen.
Met de circulaire doelstelling ga ik sturen op het materiaalbehoud in de circulaire
economie. Daarbij telt zowel hergebruik als recycling mee, zonder dat de precieze
verhouding wettelijk wordt voorgeschreven. Omdat bij hergebruik, in tegenstelling
tot recycling, nauwelijks materiaalverlies optreedt, is hergebruik een aantrekkelijke
route bij het halen van de circulaire doelen en bij een hoge ambitieuze doelstelling
op den duur zelfs onontkoombaar. Wanneer hergebruik van met name kunststofverpakkingen
de komende jaren verder gestimuleerd dient te worden, kan dit door de doelstelling
verder te verhogen.
Vraag 52
De leden van de GroenLinks-fractie zijn erg verbaasd over het feit dat de doelstelling
voor glazen verpakkingen dusdanig verlaagd is. Waarom heeft de Staatssecretaris ervoor
gekozen om de EU-recyclingdoelstelling van 70% voor glas voor 2025 over te nemen vanaf
2021, ondanks dat de huidige recyclingdoelstelling uit het Besluit beheer verpakkingen
20142 gesteld staat op 90%? Deze leden zijn benieuwd waarom de Staatssecretaris ervoor
heeft gekozen om niet te benoemen dat het hier een verlaging betreft. Welke rol speelde
het verpakkend bedrijfsleven – dat al jaren niet voldoet aan de 90%-doelstelling –
bij de totstandkoming van dit besluit? Heeft de beslissing om de doelstelling te verlagen
iets te maken met de uitspraak van de Raad van State uit januari 2019 dat de overheid
harder moet optreden tegen onvoldoende glasrecycling? Zo nee, kan de Staatssecretaris
uitgebreid motiveren wat de achtergrond en motivatie is voor deze verlaging?
Antwoord:
In de bestaande praktijk wordt 86 procent van het verpakkingsglas gerecycled, gemeten
volgens de bestaande meetmethode. Daarmee wordt de huidige doelstelling van 90 procent
recycling niet gehaald. Hierop wordt door de ILT, mede naar aanleiding van een uitspraak
van de Raad van State, handhavend opgetreden. Ik ben blij dat de Raad van State met
deze uitspraak bevestigd heeft dat normen die in het kader van een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
worden opgelegd, door de overheid gehandhaafd kunnen en moeten worden.
Aanleiding voor de aanpassing van de doelstelling is de implementatie van de herziene
Verpakkingenrichtlijn. Daaruit volgt dat Nederland maatregelen moet nemen om hergebruik
te bevorderen en dat Nederland de nieuwe aangescherpte meetmethode voor recycling
moet toepassen op de glasketen. Ik heb de Wageningen Universiteit laten onderzoeken
welk percentage glasrecycling er wordt bereikt, gemeten volgens de nieuwe meetmethode.
Uit het onderzoek van de Wageningen Universiteit blijkt dat op dit moment 71 tot 76
procent van het glas gerecycled wordt, gemeten volgens de nieuwe methode. De 71 procent
is glas dat daadwerkelijk opnieuw in glas toegepast wordt. De overige 5 procent –
om tot 76 procent te komen – betreft laagwaardige vormen van recycling, waarbij glasafval
bijvoorbeeld wordt gebruikt als opvulmateriaal. Op basis van deze percentages heb
ik geconcludeerd dat een recyclingdoelstelling voor glas van 90%, gemeten volgens
de nieuwe meetmethode, niet haalbaar is. Daarmee werd aanpassing noodzakelijk.
Met het nieuwe recyclingdoel van 70 procent wordt de huidige situatie van glasrecycling
geborgd. Daarbij tel ik laagwaardige vormen van recycling niet mee. Met de circulaire
doelstelling ga ik sturen op het materiaalbehoud in de circulaire economie. Daarbij
telt zowel hergebruik als recycling mee. Voor het halen van die doelen geldt dat hergebruik
en het uitbreiden daarvan, veel meer zoden aan de dijk zet dan het optimaliseren van
het recyclingproces. Ik kies er daarmee bewust voor om met de nieuwe doelstelling
een stap hoger op de R-ladder te zetten, en te sturen op hergebruik in plaats van
koste wat kost de laatste procenten laagwaardige recycling af te willen dwingen. Met
de huidige praktijk van hergebruik en recycling blijft 86 procent van het glas in
de keten. Die situatie borg ik door dit percentage op te nemen in de regelgeving.
Vraag 53
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris bereid is om het
hergebruik van glazen flessen en het daaraan gekoppelde statiegeldsysteem verder te
stimuleren. Het valt deze leden op dat glazen (wijn)flessen goed worden ingezameld,
maar in tegenstelling tot veel glazen bierflessen niet worden hergebruikt, ondanks
dat wijnflessen daar zeer geschikt voor zijn. Deze leden waarderen de inzet van de
Staatssecretaris en vragen haar daarom of zij bereid is om een onderzoek te doen naar
de effecten van statiegeld op glazen (wijn)flessen en wat voor regelgeving nodig is
om het meermalig gebruik van die flessen te verplichten.
Antwoord:
In de glasketen blijft op dit moment door middel van hergebruik en recycling 86 procent
van het glas in de keten. De statiegeldsystemen die leiden tot hergebruik, zijn ook
zonder wettelijke verplichting tot stand gekomen en blijven bestaan. Hergebruik gaat
meetellen voor de circulaire doelstelling en daarmee wordt dit hergebruik geborgd.
Een systeem van statiegeld leidt doorgaans tot retourpercentages van 80 tot 90 procent.
Gezien het hoge percentage van 86 procent zie ik geen reden om voor de glasketen aanvullende
wettelijke verplichtingen, zoals het voorschrijven van statiegeld op wijnflessen te
onderzoeken.
Vraag 54
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Rebel Group in opdracht van het ministerie
onderzoek heeft gedaan naar haalbare recyclingpercentages voor kunststof verpakkingen.
De studie bevat een baseline scenario en een hoog scenario waarbij het hoge scenario
(42–50% recycling van kunststof verpakkingen) niet boven het minimum verplichte recyclingpercentage
komt (50%) dat op Europees niveau is vastgelegd. Het hoge scenario is bovendien gebaseerd
op staand beleid en vrijwillige afspraken, maar bevat geen nieuwe maatregelen. Is
de Staatssecretaris het eens dat het hoge scenario in de studie van Rebel daarom eerder
als een baseline scenario zou moeten worden beschouwd?
Antwoord:
Ik ben het eens met deze stelling. Ik leg het percentage van 50 procent recycling
als minimumdoel, en daarmee baseline, vast in regelgeving.
Vraag 55
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris op basis van de studie
een doelstelling van 50% stelt voor kunststof verpakkingen voor 2025, gemeten volgens
de nieuwe meetmethode. Middels de oude meetmethode was het recyclingpercentage 51%
voor 2021. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe deze percentages zich tot elkaar
verhouden? Is er wel sprake van een wezenlijk verhoogde recyclingdoelstelling? Daarnaast
vragen deze leden waarom de doelstellingen zich alleen richten op recycling en niet
op het algeheel verminderen van consumptie. Het valt deze leden bovendien op dat de
gekozen doelstelling gelijk ligt met de Europese doelstelling voor plastic, terwijl
Nederland altijd ambitieuzere doelstellingen dan de EU had. Waarom wordt ervoor gekozen
om nu bij een Europese doelstelling te blijven in de wetenschap dat die gebaseerd
is op wat voor alle lidstaten haalbaar moet zijn en derhalve voor Nederland niet zo
ambitieus zal zijn?
Antwoord:
In het rapport van de Wageningen Universiteit wordt ingegaan op de verhouding tussen
de verschillende percentages. Ook het rapport van de Rebel Group geeft hier inzicht
in. 50 procent recycling gemeten volgende de oude meetmethode staat gelijk aan 35
tot 39 procent recycling volgens de nieuwe meetmethode. Het doel van 50 procent recycling
in 2025 volgens de nieuwe meetmethode, staat gelijk aan circa 65 procent volgens de
bestaande meetmethode. De nieuwe doelstellingen zijn daarmee dus weldegelijk een verhoging
ten opzichte van de huidige situatie.
Nederland is met de huidige percentages voor recycling een koploper binnen de EU.
Uit het rapport van de Rebel Group blijkt echter dat ook Nederland zijn uiterste best
moet doen om de EU-doelstelling voor 2025 te halen. De EU-doelstelling is dus echt
ambitieus en daar heeft Nederland ook voor gepleit in Brussel. Bij het halen van de
doelstelling hecht ik er ook waarde aan om in Nederland, conform EU-voorschriften,
nauwkeurig te meten en alleen plastic mee te tellen dat daadwerkelijk gerecycled wordt.
Vraag 56
De leden van de GroenLinks-fractie vinden de mogelijke impact van de Europese belasting
van 80 cent per kilo niet- gerecyclede plastic verpakkingen een belangrijke ontwikkeling
om mee te nemen in de analyse. Is de Staatssecretaris voornemens om door te rekenen
wat het effect op recycling van kunststof verpakkingen zou zijn wanneer deze belasting
zou worden doorgerekend aan het verpakkend bedrijfsleven? Zo ja, dan zou dat moeten
worden opgenomen in het hoge scenario.
Antwoord:
Producenten van verpakte producten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het halen
van de 50 procent doelstelling en dragen hiervan ook de kosten. De kosten daarvan
bedragen op dit moment voor het bedrijfsleven circa € 250 miljoen per jaar en dit
bedrag neemt richting 2025 naar verwachting toe tot circa € 300 – 350 miljoen per
jaar. Dit bedrag wordt besteed aan het hergebruiken, inzamelen en recyclen van plastic
verpakkingen.
De in de EU-begroting ingevoerde 80 cent per kilo niet- gerecyclede plastic verpakkingen
is een afdracht die door lidstaten aan de EU-begroting wordt afgedragen. Het is geen
belasting voor producenten en de EU-maatregel an sich heeft dus geen effect op de hoeveelheid plastic.
Wel wil ik bekijken of een financiële of fiscale prikkel mogelijk is om het op de
markt brengen van nieuwe plastics af te remmen, en daarmee ook indirect de vraag naar
gerecycled plastic te versterken.
Vraag 57
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat ambitieuze doelstellingen en
aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om een circulaire verpakkingsketen te realiseren.
Deze leden stellen in het Actieplan Onzinplastic voor om de volgende doelstelling
wettelijk te verankeren: «de consumptie van het aantal (in stuks) on-the- go plastic
drank- en voedselverpakkingen is in 2030 ten opzichte van 2022 met 80% afgenomen en
het aandeel (in stuks) herbruikbare drank- en voedselverpakkingen is gestegen tot
80% van het totaal aan drank- en voedselverpakkingen». Wat vindt de Staatssecretaris
hiervan?
Antwoord:
In het kader van het reduceren van het gebruik van wegwerpproducten overweeg ik verschillende
opties om hergebruik te stimuleren of zelfs te verplichten. Ik zal hierop terugkomen
in het kader van de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn en mijn bredere
inzet op dit terrein. Daarbij zal ik dan ook ingaan op de genoemde doelstellingen
Vraag 58
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er voor verpakkingen van papier en karton
een circulaire doelstelling van 85% wordt opgenomen in het Verpakkingenbesluit. Vanuit
de praktijk vernemen deze leden echter dat met name drinkpakken zeer slecht gerecycled
worden. Er schijnt slechts rond de 17% van de drinkpakken gerecycled te worden. Kan
de Staatssecretaris toelichten hoeveel procent van de drinkpakken daadwerkelijk gerecycled
worden? Deelt de Staatssecretaris de mening dat er een aparte recyclingdoelstelling
voor drankenkartons moet komen? Deze leden vernemen dat er veel technische mogelijkheden
zijn om drinkpakken goed te recyclen. Kan de Staatssecretaris toelichten op welke
wijze het recyclen van drinkpakken wordt bevorderd?
Antwoord
Verpakkingen die zijn samengesteld uit verschillende materialen, dienen volgens de
EU-meetmethode voor recycling te worden meegeteld bij de afzonderlijke materiaalstromen.
Drankenkartons tellen mee voor de brede doelstelling voor alle verpakkingen van papier
en karton.
Drankenkartons worden sinds 2013 ingezameld, als onderdeel van de afspraken met gemeenten
en verpakkende bedrijfsleven in de Raamovereenkomst verpakkingen. Ik ben op de hoogte
van de stagnatie in de markt van de recycling van de drankenkartons. Het besluit beheer
verpakkingen biedt de mogelijkheid om specifiek voor drankenkartons een doelstelling
op te nemen. Van die mogelijkheid wordt op dit moment nog geen gebruik gemaakt. Mocht
blijken dat dit het enige middel is om de recycling op gang te brengen, dan biedt
het besluit dus de mogelijkheid om via een ministeriële regeling alsnog een recyclingdoelstelling
voor drankenkartons te verankeren.
Vraag 59
Op welke manier gaat de Staatssecretaris voorkomen dat drankenkartons, zoals pouches
en drinkpakjes, massaal in het zwerfafval terechtkomen als er straks statiegeld op
kleine flesjes en blik zit? Is de Staatssecretaris bereid om een onderzoek uit te
voeren naar de effecten van statiegeld op drankenkartons, naast glazen (wijn)flessen?
Antwoord
Ik heb toegezegd verschuivingen in de markt te monitoren. Daarbij monitor ik zowel
de verschuivingen in de verpakkingen die op de markt worden gebracht, als verschuivingen
in het zwerfafval. Indien nodig zal ik aanvullende maatregelen nemen. Een grootschalige
verschuiving is echter niet te verwachten. Blikjes en plastic flesjes worden veelal
gebruikt voor het verpakken van (koolzuurhoudende) frisdranken en bier. Het is niet
aannemelijk dat deze dranken grootschalig verpakt zullen gaan worden in drankenkartons,
daarvoor zijn drankenkartons technisch ongeschikt. Ook voor statiegeld is een drankenkarton
niet geschikt. Wanneer we in de transitie naar een circulaire economie erin slagen
de ketens van mono-materialen als glas of plastic mede met behulp van statiegeld goed
te sluiten, denk ik dat we uiteindelijk toe moeten werken naar het uitfaseren van
niet-circulaire samengestelde verpakkingen. In EU-verband is de inzet dat in 2030
alle verpakkingen herbruikbaar of recyclebaar zijn.
Vraag 60
De leden van de GroenLinks-fractie willen nog een ander aspect van verpakken aan het
licht brengen dat niet wordt behandeld in de brief van de Staatssecretaris: de kartonnen
verpakkingen bij online bestellingen. Deze leden zien in dat er bij online bestellingen
vaak onnodig veel verpakkingsmateriaal wordt gebruikt, omdat de fabrikant of winkel
een aantal standaard verpakkingen heeft en de vervoerder betaalt op basis van het
gewicht en niet op basis van het formaat van het pakket. In de praktijk worden pakketten
daarom vaak verpakt in kartonnen dozen die vele malen groter zijn dan het origineel
en zitten vervuilende bestelauto’s onnodig snel vol. Is de Staatssecretaris bereid
om te onderzoeken of het mogelijk is dat vervoerders kosten moeten berekenen op basis
van volume en welke milieueffecten dat met zich meebrengt? Deze leden denken dat dit
voor bijna alle partijen in die keten positieve effecten met zich mee zou brengen.
Antwoord
Tarieven van pakketdiensten zijn gebaseerd op zowel volume als gewicht. Ik zie op
dit moment geen noodzaak om op dit onderwerp verplichtingen op te leggen.
Vraag 61
De leden van de GroenLinks-fractie vragen tot slot aandacht voor een toezegging die
de Staatssecretaris heeft gedaan tijdens het algemeen overleg Circulaire economie
op 15 oktober 2019 (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 98) met betrekking tot het handhaven van de essentiële eisen van verpakkingen. In de
Verpakkingsrichtlijn is namelijk vastgelegd dat er zo min mogelijk verpakkingsmateriaal
gebruikt moet worden, maar in de praktijk wordt dat slecht gehandhaafd. De Staatssecretaris
zei tijdens het algemeen overleg dat zij met de ILT in gesprek was over hoe de eisen
beter gehandhaafd kunnen worden, bijvoorbeeld via een meldpunt bij de ILT. De Staatssecretaris
gaf ook aan dat zij de verslaglegging wilde aanscherpen. Deze leden vragen wat de
uitkomsten waren van dit gesprek. Zijn er inmiddels maatregelen genomen om ervoor
te zorgen dat de essentiële eisen beter worden nageleefd?
Antwoord
De ILT zet in op betere handhaving van de essentiële eisen, als onderdeel van het
project «circulariteit verpakkingen». Om te bepalen welke verpakkingen daarvoor het
meest relevant zijn, is een keuzemodel ontwikkeld. Het gestarte toezicht op plastic
flacons draagt bij aan het opdoen van de nodige kennis en ervaring bij het toezicht
en handhaving van de essentiële eisen. Daarna zal de ILT op basis van het keuzemodel
het toezicht op andere relevante verpakkingen uitvoeren.
SP-fractie
Vraag 62
De leden van de SP-fractie vragen op welke termijn producenten van verpakte producten
ervoor moeten zorgen dat 75% van de kunststofverpakkingen voor recycling dan wel hergebruik
wordt aangeboden. Hoe hoog moet dit percentage in 2050 zijn? Deze leden vragen hoe
hierop, met concrete dan wel afdwingbare maatregelen, wordt ingezet.
Antwoord:
Voor 2025 geldt de doelstelling van 50 procent en voor 2030 geldt de doelstelling
van 55 procent. Deze doelen worden in regelgeving vastgelegd en zijn handhaafbaar.
Nederland wil in 2050 een volledig circulaire economie zijn. Deze ambitie geldt onverkort
ook voor verpakkingen. Tussendoelen voor de periode 2030–2050 zullen door toekomstige
kabinetten moeten worden vastgesteld.
Vraag 63
De leden van de SP-fractie merken op dat er vooral wordt gesproken over een toenemend
aandeel recyclaat. Waarom wordt niet veel meer ingezet op alternatieven voor plastic?
Wat er niet is hoeft ook niet gerecycled te worden, aldus deze leden. Ziet de Staatssecretaris
mogelijkheden tot een uitbreiding van een verbod op wegwerpplastic en de invoering
van een verbod op het gebruik van plastic waar alternatieven voorhanden (kunnen) zijn?
Deze leden vragen de Staatssecretaris verder in te gaan op de mogelijkheden van het
gebruik van alternatieven.
Antwoord
Ik deel deze visie. In het beleid voor een circulaire economie staat de R-ladder centraal.
Daarbij is preventie (Reduce) de belangrijkste stap, gevolgd door hergebruik (Reuse)
en recycling. Mijn beleid is er opgericht om de hoeveelheid plastic dat afval wordt
te verminderen en hergebruik mogelijk te maken. In EU-verband is de inzet dat in 2030
alle verpakkingen herbruikbaar of recyclebaar zijn.
Ik wil met nieuwe wetgeving voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik en de implementatie
van de Single-Use Plastics richtlijn, vooral inzetten op preventie en het stimuleren
van hergebruik. In het kader van het reduceren van het gebruik van wegwerpproducten
overweeg ik verschillende opties om hergebruik te stimuleren of zelfs verplichten.
Ik zal hierop terugkomen in het kader van de implementatie van de Single-Use Plastics
richtlijn en mijn bredere inzet op dit terrein.
Tot slot is van belang dat plastics die op de markt komen, aan het einde van hun gebruiksfase
recyclebaar zijn en dat het recyclaat weer opnieuw in de circulaire economie kan worden
toepast. Het bevorderen van het toepassen van recyclaat is daarmee een onderdeel van
mijn plastic beleid.
Vraag 64
De leden van de SP-fractie vragen welk effect de in 2019 ingevoerde tariefdifferentiatie
heeft.
Antwoord:
Met ingang van 1 januari 2019 hanteert het Afvalfonds Verpakkingen een zogenoemd gedifferentieerd
tarief voor vormvaste kunststof verpakkingen. Voor vormvaste kunststof verpakkingen
die goed te recyclen zijn en die na sortering een positieve marktwaarde hebben, geldt
een lager tarief. Het gebruik van dergelijke verpakkingen wordt hiermee dus beloond.
De aanvraag voor tariefdifferentiatie is vrijwillig. Om te bepalen of een vormvaste
kunststof verpakking goed recyclebaar is, maakt het Afvalfonds Verpakkingen gebruik
van de KIDV Recyclecheck voor vormvaste kunststof verpakkingen en kijkt zelf ook kritisch
naar het criterium van een positieve marktwaarde van het gesorteerde kunststof. Het
vaststellen of verpakkingen aan de gestelde voorwaarden voldoen, kent een doorlooptijd
die varieert, afhankelijk van de complexiteit van de verpakking en de gebruikte materialen.
Het Afvalfonds stelt dat de verduurzaming van kunststof verpakkingen momenteel, mede
door tariefdifferentiatie, duidelijk veel aandacht van individuele producenten krijgt.
Er zijn door het KIDV verschillende, goed bezochte ondernemerssessies over dit onderwerp
georganiseerd. De recyclecheck van het KIDV is meer dan duizend keer gedownload en
een paar honderd bedrijven hebben aanvragen voor tariefdifferentiatie bij het Afvalfonds
ingediend. Dit heeft inmiddels geleid tot toekenning van het lagere tarief voor een
aantal producenten en wordt er door anderen gewerkt aan aanpassing van hun verpakkingen
waarmee ze in de toekomst voor het lage tarief in aanmerking kunnen komen. Dit laat
zien dat de tariefdifferentiatie een extra prikkel is voor veel bedrijven om te investeren
in de recyclebaarheid van hun producten.
Vraag 65
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten hoe de uitspraak
dat «producentenverantwoordelijkheid een private verantwoordelijkheid van het verpakkend
bedrijfsleven is en niet een publieke taak van gemeenten» zich verhoudt tot de publieke
verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een schone leefomgeving én het halen van
de klimaatdoelen. Waarom legt de Staatssecretaris de bal steeds weer bij het bedrijfsleven
en de markt?
Antwoord:
De publieke verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een schone leefomgeving én het
halen van de klimaatdoelen, wordt geborgd door via wettelijke normen te voorkomen
dat marktpartijen milieuvervuiling veroorzaken. Een voorbeeld daarvan is de wettelijke
verplichting voor producenten om het door hen geproduceerde afval op te ruimen. Dat
gebeurt bij een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waarmee producenten handhaafbare
wettelijke verantwoordelijkheden wordt opgelegd. Het is aan het verpakkend bedrijfsleven
om te voorkomen dat verpakkingsafval ontstaat, hergebruik te bevorderen en het afval
van verpakkingen dat ontstaat op de juiste manier te recyclen en daar verplicht ik
ze wettelijk toe. Het is niet de bedoeling de het Rijk of gemeenten dat voor producenten
gaan organiseren. Daar waar gemeenten verpakkingsafval inzamelen, krijgen zij hiervoor
een vergoeding van het verpakkende bedrijfsleven.
Vraag 66
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre het ingezamelde materiaal uit pmd-stroom
goed recyclebaar is en in hoeverre dit materiaal ook hergebruikt wordt. Deze leden
vragen of dit inzichtelijk gemaakt kan worden.
Antwoord
Of de pmd-fractie goed recyclebaar is, wordt bepaald door twee factoren. Ten eerste
of verpakkingen door producenten goed ontworpen en daarmee goed te recyclen zijn.
Ten tweede of de pmd-stroom goed wordt ingezameld en niet te veel vervuiling bevat.
Met de producentenverantwoordelijkheid ligt de eindverantwoordelijkheid voor beide
factoren bij de producenten. Het verpakkend bedrijfsleven zet via het KIDV en de tariefdifferentiatie
in op beter recyclebare verpakkingen. En het verpakkend bedrijfsleven maakt samen
met gemeenten en inzamelaars afspraken over de manier van inzamelen en vergoedt de
kosten voor inzameling van verpakkingafval. Het verpakkend bedrijfsleven en de VNG
hebben de campagne Recycleklaar ontwikkeld om gemeenten en hun inwoners voor te lichten
over afscheiding bij het pmd.
Verpakkingen uit het pmd worden niet hergebruikt. Met hergebruik wordt juist voorkomen
dat verpakkingen afval worden en via het pmd worden ingezameld.
Vraag 67
De leden van de SP-fractie wijzen op de aangehouden motie van het lid Laçin die vraagt
«te onderzoeken welke drankverpakkingen beter gerecycled worden wanneer ze onder het
statiegeldsysteem vallen» (Kamerstuk 32 852, nr. 123). Deze leden vragen of de verkenning «naar de wijze waarop hergebruik en recycling
verder kunnen worden bevorderd» concreet betekent dat er een onderzoek komt naar welke
drankverpakkingen beter gerecycled worden wanneer deze onder het statiegeldsysteem
zouden vallen. Of gaat de Staatssecretaris de verkenning ruimer opzetten? Deze leden
wijzen erop dat het laatste een gemiste kans zou zijn en vragen hierbij de strekking
van de (nu nog aangehouden) motie leidend te laten zijn bij deze verkenning.
Antwoord
De verkenning die ik van plan ben uit te voeren heeft een breed karakter. Ik wil breed
bezien hoe de ketens van verschillende materialen verder gesloten kunnen worden door
te onderzoeken op welke wijze hergebruik en recycling verder kunnen worden bevorderd.
Statiegeld kan een middel zijn dat hergebruik mogelijk maakt. Ik wil het onderzoek
echter niet op voorhand daartoe beperken.
Vraag 68
De leden van de SP-fractie hebben ten aanzien van de doelstellingen de volgende aanvullende
vragen. Waarom wordt een percentage, dat nu al in de praktijk gebruikt wordt, vertaald
naar een doelstelling? En waarom wordt de doelstelling van glazen verpakkingen, papier
en karton niet op 90% gezet? Dat deze sectoren het goed doen in vergelijking met andere
sectoren is naar de mening van deze leden geen reden om geen ambitie meer te tonen.
Zeker wanneer wordt gesteld dat er nog veel te verbeteren is ten aanzien van kwaliteit
en hergebruik. Deze leden vragen hierop een reactie van de Staatssecretaris.
Antwoord
Ik deel de stelling dat het feit dat bepaalde sectoren en materiaalstromen het in
vergelijking met andere materialen goed doen, geen reden mag zijn om in die ketens
geen ambitie meer te tonen. Daarbij merk ik wel op dat de doelstellingen voor de verschillende
materialen van verpakkingen als handhaafbare minimumnormen voor producenten in het
Verpakkingenbesluit worden opgenomen. Ik wil voorkomen dat ketens die al in hoge mate
circulair zijn een nog hoger wettelijk minimum krijgen, terwijl concurrerende materialen
die zowel op het gebied van hergebruik als van recycling nog ver achter blijven, een
veel lagere doelstelling moeten halen. Dat kan leiden tot een ongelijk speelveld en
ongewenste verschuivingen in materiaalgebruik.
Voor papier en karton is de EU-recyclingdoelstelling voor 2030 85 procent. Nederland
loopt met het bereiken van dit percentage dus 9 jaar voor op de Europese doelen. Ik
ben niet verder gegaan dan deze doelstelling omdat de situatie op de papiermarkt onzeker
is. Er is een overschot aan oud-papier op de Europese markt en er komen minder hoogwaardige
en goed te recyclen papierstromen in het oud-papier door de digitalisering. Daarnaast
vindt hergebruik nog niet op grote schaal plaats in deze keten. Doordat de 85 procent
ook de circulaire norm is en hergebruik mee mag worden geteld, wordt een verschuiving
van recycling naar hergebruik verder gestimuleerd.
Voor glas is de EU-recyclingdoelstelling voor 2025 70 procent. Deze wordt in Nederland
al gehaald en Nederland loopt dus ook voor glas voor op de Europese doelen. Bij glazen
verpakkingen is hergebruik een veel voorkomende praktijk, waarmee 86 procent van de
glazen verpakkingen in Nederland worden hergebruikt of gerecycled. Ik neem daarom
met ingang van 2021 een circulaire doelstelling van 86 procent op in het Verpakkingenbesluit,
waarmee deze koploperpositie voor glas ook voor de toekomst wordt geborgd.
Vraag 69
De leden van de SP-fractie vragen op welk moment wel kan worden verplicht dat petflessen
bijvoorbeeld 75% recyclaat bevatten? Spelen hier puur technische belemmeringen?
Antwoord
Petflessen zijn op dit moment de enige voedselverpakkingen waarbij het toepassen van
recyclaat op een veilige manier kan. Dit kan dankzij het Nederlandse statiegeldsysteem
voor plastic flessen dat mogelijk maakt dat de kwaliteit en veiligheid van het gerecycled
plastic is gegarandeerd. Ik wil voorkomen dat ketens die al in hoge mate circulair
een nog hoger wettelijk minimum krijgen, terwijl concurrerende materialen die zowel
op het gebied van hergebruik als van recycling nog ver achter blijven. Dat kan leiden
tot een ongelijk speelveld en ongewenste verschuivingen in materiaalgebruik. In dit
geval geldt specifiek dat frisdrankproducenten die Petflessen gebruik, hoogwaardige
inzameling en het toepassen van recyclaat wél voor elkaar hebben. Ik denk dat we terughoudend
moeten zijn hen daarvoor te bestraffen met een hoge wettelijke verplichting, terwijl
andere producenten van voedselverpakkingen nog lang niet zover zijn.
Daarbij denk ik dat het niet nodig is. In 2015 is in het kader van de prestatiegaranties
van de Raamovereenkomst verpakkingen (Kamerstuk 30 872, nr. 130), eenmalig over het aandeel recyclaat in petflessen gerapporteerd. Destijds bedroeg
het gemiddelde aandeel recyclaat in petflessen in Nederland ruim 31 procent. Aannemelijk
is daarmee dat Nederland ook op dit moment al ruim voldoet aan de EU-minimumnorm van
25 procent die ingaat in 2025.
Met het uitbreiden van het statiegeldsysteem naar kleine flesjes, zal in de toekomst
ook meer pet-recyclaat uit statiegeld beschikbaar komen. Mijn wetgeving garandeert
dat 90 procent gescheiden wordt ingezameld en daarmee een hoge kwaliteit recyclaat
oplevert. Ik constateer dat verschillende producenten in reactie daarop hebben aangegeven
het aandeel recyclaat in petflessen verder te verhogen. De circulaire economie werkt
dus: hoogwaardig recyclaat dat beschikbaar is wordt toegepast. Ik zie daarmee op dit
moment geen noodzaak het gebruik van recyclaat, middels een hoge doelstelling, wettelijk
af te dwingen.
Vraag 70
De leden van de SP-fractie vragen op dat wanneer hergebruik wordt meegerekend er toch
een veel hoger percentage haalbaar is dan 50%? Is er een moment denkbaar dat (al dan
niet verplicht) wordt overgestapt op ander materiaal dan plastic? Deze leden begrijpen
niet waarom genoegen wordt genomen met de vaststelling dat het niet lukt om tot een
«sluiting van de keten» te komen, zonder hier aanvullende eisen, zoals inzetten op
alternatieven, aan te koppelen. Zij zien hierop graag een verdere toelichting tegemoet.
Antwoord
Ik neem zeker geen genoegen met de vaststelling dat de kunststofketen met 50 procent
nog niet gesloten is. Uit het rapport van Rebel Groep volgt dat uitsluitend inzetten
op inzameling en recycling van op de markt gebrachte kunststoffenverpakkingen voor
eenmalig gebruik op systeemgrenzen stuit. Ik heb aangegeven dat er fundamentele aanpassingen
moeten worden doorgevoerd in de soorten en de hoeveelheden verpakkingsmaterialen die
op de markt worden gebracht en dat hergebruik veel vaker de praktijk moet zijn. Alleen
dan is het mogelijk om de kunststofketen in de toekomst voor meer dan 50 procent te
sluiten.
Zoals in deze brief aangekondigd start ik een nadere verkenning naar maatregelen die
bijdragen aan het verder sluiten van de kunststofketen en het realiseren van hergebruik.
In het kader van de implementatie van de Single-Use Plastics-richtlijn, worden verschillende
plastic producten voor eenmalig gebruik verboden. Ook werk ik in het kader van het
Nederlandse Plastic Pact met alle partijen uit de keten samen aan preventie, meer
hergebruik en beter recyclebare verpakkingen. Het EU circulaire economie actieplan
zet erop in dat in 2030 alle verpakkingen herbruikbaar of recyclebaar zijn.
Vraag 71
De leden van de SP-fractie vragen afsluitend waarom niet verder wordt gekeken dan
2025 en 2030. Waarom ontbreekt het aan een tijdpad dan wel visie richting 2050?
Antwoord
Voor 2025 geldt de doelstelling van 50 procent en voor 2030 geldt de doelstelling
van 55 procent. Deze doelen worden in regelgeving vastgelegd en zijn handhaafbaar.
Nederland wil in 2050 een volledig circulaire economie zijn. Deze ambitie geldt onverkort
ook voor verpakkingen. Tussendoelen voor de periode 2030–2050 zullen door toekomstige
kabinetten moeten worden vastgesteld.
ChristenUnie-fractie
Vraag 72
De leden van de ChristenUnie-fractie signaleren dat het probleem van het keten deficit,
dat al vóór corona manifest was, alleen maar urgenter is geworden. Een aantal gemeenten
heeft hierop de inzamelvergoeding op nul gezet, maar zeker niet alle gemeenten. Is
de Staatssecretaris bereid om in overleg te gaan met gemeenten over het continueren
en uitbreiden van een nul-inzamelvergoeding? Deelt de Staatssecretaris de mening dat
de inzamelvergoeding die inzamelaars moeten betalen nooit meer dan kostendekkend mag
zijn?
Antwoord
Textielinzameling is in de huidige situatie nog een verantwoordelijkheid van gemeenten.
De VNG neemt deel aan het overleg dat we voeren met de textielinzamelaars over de
effecten van de coronacrisis. Vóór de coronacrisis moesten textielinzamelaars aan
gemeenten betalen om textiel in de desbetreffende gemeente te mogen inzamelen. Nu
zij het moeilijk hebben is dat volgens de inzamelaars niet meer realistisch. Doordat
de inzamelvergoeding door veel gemeenten op nul is gezet, wordt de verliesmarge van
textielinzamelaars gecompenseerd. Ik wil toewerken naar een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
voor textiel. Daarmee komen de kosten voor inzameling van textiel in de toekomst voor
rekening van de producent.
Vraag 73
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de Staatssecretaris ervan vindt dat
15% van het ingezamelde volume geen textiel betreft, maar afval? Bij wie liggen de
kosten van het verwerken van dit afval? Deelt de Staatssecretaris de mening van deze
leden dat deze niet voor rekening van de inzamelaars zou moeten komen? Op welke manier
gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er een landelijk dekkend netwerk komt van
inzamelpunten, waarbij textiel schoon en efficiënt kan worden ingezameld? Hoeveel
inzamelpunten per 5.000 inwoners zijn beschikbaar? Hoe wilt de Staatssecretaris ervoor
zorg dragen dat in 2025 al het textiel conform de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen
– gescheiden wordt ingezameld?
Antwoord
Afval hoort niet thuis tussen ingezameld textiel. Eén van de speerpunten van het Uitvoeringsprogramma
VANG-Huishoudelijk afval is het verbeteren van de kwaliteit van (ingezameld) textiel.
De wettelijke verantwoordelijkheid voor de inzameling van textiel berust momenteel
bij gemeenten. Met de invoering van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor
textiel verschuift deze verantwoordelijkheid naar producenten. Op dit moment wordt
onderzocht hoe een dergelijk systeem eruit zou kunnen komen te zien.
Vraag 74
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat wanneer je een transparante
circulaire textielketen in Nederland wilt gaan bouwen dit enkel kan slagen wanneer
het in Nederland ingezamelde textiel in Nederland wordt verwerkt tot product of halffabricaat
(grondstof voor recycling). Deelt de Staatssecretaris dit standpunt en zo ja, welke
acties verbindt zij hieraan?
Antwoord
Net als uw fractie zie ik veel kansen voor nieuwe activiteiten of uitbreiding van
de activiteiten in Nederland. Tegelijkertijd is de textielketen een internationale
keten, die ook werkgelegenheid oplevert in andere landen en waarbij Europese samenwerking
kan worden gezocht. Daarbij is het wel cruciaal dat wordt gewaarborgd dat er echte
recycling plaatsvindt. Er kan geen sprake van zijn dat de EU haar afvalprobleem exporteert
naar andere landen. Daar heb ik steeds aandacht voor gevraagd en dat zal ik blijven
doen. Het is zaak dat we internationale samenwerking benutten daar waar het aan onze
standaarden voldoet en bijdraagt aan het behalen van onze doelstellingen.
Vraag 75
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vernomen dat van al het ingezamelde textiel
slechts 1% wordt benut om nieuwe kleding van te maken. Deze leden zijn van mening
dat in de textielindustrie uitgebreide producenten verantwoordelijkheid geïntroduceerd
moet worden, waarin het verwerken van gerecyclede content een van de doelstellingen
is. Deze leden zien graag dat er per stof en per product (textiel in het algemeen,
bedrijfskleding, mode, denim) een verschillend en jaarlijks oplopend percentage recyclaat
in kleding verplicht wordt gesteld. Is de Staatssecretaris bereid dit te omarmen en
nog voor het eind van het jaar een voorstel aan de Kamer voor te leggen?
Antwoord
Ook ik ben ervan overtuigd dat er uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor
textiel moet komen. De brancheorganisaties hebben aangegeven een voorstel voor een
vrijwillige producentenverantwoordelijkheid te willen uitwerken. Deze mogelijkheid
heb ik ze gegeven. Parallel daaraan onderzoek ik ambitieuze en haalbare doelstellingen,
ook voor een percentage recyclaat. In het voorjaar van 2021 leg ik een voorstel aan
uw Kamer voor. Mede doordat het onderzoek pas in maart 2021 wordt afgerond, zie ik
geen mogelijkheden om dit nog voor het einde van dit jaar te doen.
Vraag 76
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn voorts van mening dat de overheid als launching
customer een belangrijke aanjaagfunctie kan hebben. Het Rijk heeft zichzelf tot doel
gesteld om vanaf 2022 bedrijfskleding in te kopen met minimaal 10% post-consumer recycled
content. Vanaf 2025 wordt deze ambitie verhoogd naar 25%. Genoemde leden vragen de
Staatssecretaris of deze percentages ambitieus genoeg zijn?
Antwoord
De percentages kunnen wat mij betreft niet ambitieus genoeg zijn, maar het is belangrijk
dat het ook haalbaar is. Op technisch gebied is het uitdagend om een hoger percentage
te hanteren met behoud van kwaliteit. Om in een paar jaar het percentage naar 25 procent
te verhogen is een grote stap en ik ben er trots op dat het Rijk hier op inzet.
Vraag 77
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Kledinglabels,
nauwkeurig of niet?». Zij zijn geschrokken van de conclusie dat slechts 59% van de
kledingstukken in dit onderzoek een nauwkeurig label had. 77% van de kledingstukken
die bestonden uit één vezeltype hadden een nauwkeurig label, waar dit slechts voor
41% van de kledingstukken bestaande uit meerdere vezeltypen het geval was. Het grootste
verschil werd gevonden bij kleding bestaande uit een mix van katoen en polyester,
waarin kledinglabels slechts in 23% van de gevallen nauwkeurig bleken. Heeft de kledingindustrie
inmiddels stappen gezet om informatie via het label eerlijker te maken? Zo ja, welke?
Antwoord
Ik heb het desbetreffende onderzoeksrapport onder de aandacht gebracht van de Europese
Commissie. De uitkomsten van dit onderzoek zijn ook besproken met de brancheorganisaties.
De brancheorganisaties hebben aangegeven zich in eerste instantie niet te herkennen
in de onderzoeksresultaten. Ik zal dit onderwerp verder bespreken met de brancheorganisaties
en hen vragen dit nader te onderzoeken.
Vraag 78
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat één van de aanbevelingen uit het genoemde
rapport het vergroten van ketentransparantie middels traceersystemen betreft. De overheid
kan dat ondersteunen met innovatiefondsen. Hier ligt dus een gezamenlijke opdracht
voor overheid en industrie. Wat is de stand van zaken van de uitvoering van deze aanbeveling?
Antwoord
Saxxion Hogeschool voert in samenwerking met het Rijk en het MKB een onderzoek uit
naar het traceren van gerecycled materiaal in stoffen. Met dit onderzoek – dat in
maart 2021 wordt afgerond – wordt een objectief meetsysteem gerealiseerd waarmee het
aandeel gerecycled materiaal ook werkelijk aangetoond kan worden.
Vraag 79
De leden van de ChristenUnie-fractie zien graag dat de groei van fast fashion een
halt wordt toegeroepen. Informatie/bewustwording voor consumenten, het indammen van
de retourstromen van internetaankopen door hiervoor kosten in rekening te brengen
en het beperken van de periode van uitverkoop zijn mogelijkheden hiervoor. De Staatssecretaris
heeft aangegeven hierover in overleg te treden met haar collega van EZK. Kan zij aangeven
wat de stand van zaken van deze gesprekken is?
Antwoord
Dit overleg heeft inmiddels plaatsgevonden. Uw Kamer wordt separaat geïnformeerd over
dit onderwerp. In die brief informeer ik u ook over de uitkomsten van het onderzoek
van Rebel Group naar de vernietiging van bruikbaar textiel.
Mondkapjes
Vraag 80
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over het afval dat geproduceerd
wordt door niet- herbruikbare persoonlijke beschermingsmiddelen die worden gebruikt
in de strijd tegen COVID-19. Naar schatting worden er maandelijks 129 miljard mondkapjes
en 65 miljard plastic handschoenen weggegooid. Een deel hiervan kan in de natuur,
langs kustlijnen of in de zee terechtkomen. Dit heeft verschillende consequenties.
Zo kunnen rondslingerende mondkapjes en handschoenen helpen het virus verder te verspreiden,
zijn de chemicaliën in de mondkapjes schadelijk voor de natuur en zitten er grote
hoeveelheden polypropyleen in de maskers. Dit is een lastig afbreekbare stof en er
komen bovendien giftige stoffen vrij. De mondkapjes kunnen gegeten worden door verschillende
dieren, zowel op land als in de zee. Door de touwtjes aan de mondkapjes kunnen dieren
verstrikt raken en vast komen te zitten. De mondkapjes en ander coronagerelateerde
wegwerpproducten zoals plastic handschoenen hebben dus een stijgende, schadelijk impact
op het milieu. Gelukkig zijn er wel alternatieven, denk aan herbruikbare mondmaskers.
Het University College London berekende dat de impact van een katoenen mondkapje tien
keer zo klein is als die van een wegwerpmondkapje. Is de Staatssecretaris het met
deze leden eens dat het belangrijk is om het gebruik van duurzame mondkapjes te stimuleren?
Zo ja, kan de Staatssecretaris toelichten hoe zij dit wilt doen? Zo nee, waarom niet?
En welke maatregelen neemt de Staatssecretaris om de aanwezigheid van mondkapjes in
het zwerfafval terug te dringen?
Antwoord:
Hoewel veel mensen herbruikbare mondkapjes gebruiken, is het zeker zo dat er helaas
ook mondkapjes, veelal voor eenmalig gebruik, in het zwerfafval worden gevonden. Via
communicatie van o.a. Milieu Centraal wordt mensen aangespoord herbruikbare mondkapjes
te gebruiken en eenmalige mondkapjes in het restafval te gooien. Ondanks dat ik het
zeer betreur dat mondkapjes in het zwerfafval terechtkomen en het gebruik van herbruikbare
kapjes de voorkeur heeft, is op dit moment de prioriteit van het kabinet dat mensen
het dringende advies een mondkapje te dragen, opvolgen.
Vraag 81
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat een duurzaam alternatief voor mondkapjes
en handschoenen voor medische doeleinden moeilijker te bewerkstelligen is. Deze mondkapjes
moeten voldoen aan verschillende vereisten en kunnen niet zomaar hergebruikt worden.
Echter, de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Maastricht hebben beiden
gewerkt aan maskers en sterilisatiemethodes die hergebruik van medische maskers mogelijk
maken. Ook het RIVM geeft aan dat met sterilisatie hergebruik in principe mogelijk
is. Ook heeft het Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology naar verluidt
een herbruikbaar medisch mondmasker ontworpen. Wat vindt de Staatssecretaris van dergelijke
ontwikkelingen? Denkt de Staatssecretaris dat het haalbaar en verantwoord is om, indien
wetenschappelijk aantoonbaar is dat dit medisch verantwoord is, medische mondkapjes
te hergebruiken om de afvalproductie te beperken? Is de Staatssecretaris bereid om
onderzoek te doen naar recyclebare medische mondkapjes en handschoenen? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, op welke termijn zou de Staatssecretaris dit kunnen doen?
Antwoord:
Deze inzet op meer hergebruik en recycling in de zorg, juich ik toe en is ook een
belangrijk onderwerp in de transitie naar de circulaire economie. Er lopen verschillende
trajecten. Zo is door het versnellingshuis een rondetafel over plastic in de zorg
georganiseerd en is er een CIRCO-track gestart met als doel plastic in de zorg terug
te dringen. Ook ben ik bekend met verschillende initiatieven die in Nederland lopen
om mondkapjes te steriliseren. Tot slot ben ik met het Ministerie van VWS in gesprek
om te kijken hoe de recycling van plastic uit de zorg, beter georganiseerd kan worden.
Autobanden recyclen/rubbergranulaat
Vraag 82
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat 66% van de ingezamelde afgedankte autobanden
worden gebruikt voor materiaalhergebruik. Deze leden vragen welke maatregelen de Staatssecretaris
neemt om dat percentage te verhogen. De leden van de GroenLinks-fractie leden lezen
met grote onvrede dat ongeveer 90% van het materiaalhergebruik plaatsvindt in de vorm
van rubbergranulaat voor kunstgrasvelden. Dat rubbergranulaat zit vol met bodemverontreinigende
stoffen en moet niet op deze manier in het milieu terecht komen. Wat doet de Staatssecretaris
eraan om ervoor te zorgen dat het materiaalhergebruik op een andere manier plaatsvindt?
Afgedankte autobanden kunnen steeds beter gerecycled worden en worden omgevormd in
nieuwe autobanden. Wat doet de Staatssecretaris om deze ontwikkelingen te ondersteunen?
Antwoord:
Jaarlijks worden circa 9 miljoen banden in Nederland ingezameld. Over de verwerking
van deze banden wordt door de bandenbranche jaarlijks gerapporteerd. In 2019 werd
circa 70 procent materiaalhergebruik gerapporteerd. Circa 27 procent van de ingezamelde
banden werd opnieuw als band ingezet. Van het gerapporteerde materiaalhergebruik werd
21 procent toegepast als infill-materiaal op kunstgrasvelden. In 2016 was dit 40 procent.
Granulaat uit banden wordt daarnaast onder meer toegepast als veiligheidstegel, daktegel,
stalmat en in de sporttechnische laag van velden. De mogelijkheden om banden op andere
manieren te recyclen zijn op dit moment nog beperkt. De steeds hogere eisen die worden
gesteld aan nieuwe autobanden maken dat autobanden bestaan uit een mengsel van verschillende
stoffen. Het vinden van nieuwe recyclingmethoden is daarom complex.
Komend jaar laat ik een verkenning uitvoeren naar hoogwaardige recycling van banden
en de mate waarin afzet naar verschillende toepassingen mogelijk is. Chemische recycling
op basis van pyrolyse lijkt voor banden een goed alternatief. Daarom ben ik voornemens
om met de tweede wijziging van LAP3 de minimumstandaard voor de verwerking van banden
aan te passen om dit mogelijk te maken. Vereist wordt dat hierbij ten minste 35 gewichtsprocent
van de stof carbon black uit rubbergranulaat terug wordt gewonnen. Bij deze verwerkingstechniek
komt tevens olie vrij waarvoor nog geen recyclingtoepassing voor handen is, bijvoorbeeld
als grondstof voor de productie van kunststoffen. Afzet van deze fractie als brandstof
wordt daarom toegestaan, maar op termijn is ook recycling van de oliefractie het doel.
Inzameling e-waste:
Vraag 83
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het klopt dat er op 1 januari 2021
een nieuwe regeling van start gaat waarbij alle producenten verplicht worden om de
wettelijke bijdrage voor producentenverantwoordelijk te voldoen aan Stichting Open.
Geldt dit ook voor de 1.000 producenten die Weee Nederland vertegenwoordigt? Deelt
de Staatssecretaris de zorgen van Weee Nederland dat deze algemeenverbindendverklaring
(avv) conflicteert met Europese mededingingsregels, een ongewenste monopolie positie
ontstaat, innovatie belemmert en de circulaire economie uiteindelijk niet ten goede
komt? Kan de Staatssecretaris haar antwoord toelichten?
Antwoord
De aanvraag van Stichting OPEN voor een algemeen verbindend verklaring (avv) van de
overeenkomst voor een afvalbeheerbijdrage voor alle afgedankte elektrische en elektronische
apparaten (AEEA) is nog in procedure. Inmiddels is een positief ontwerpbesluit opgesteld
waarvan op 15 september 2020 kennisgeving is gedaan in de Staatscourant als opmaat
voor het indienen van zienswijzen door eenieder. In geval van een verleende avv zullen
alle producenten die onder de reikwijdte van die avv vallen de overeengekomen afvalbeheerbijdrage
moeten overmaken aan de houder van de avv. Dit is een al lang staande praktijk in
Nederland voor diverse afvalstromen waaronder vlakglas en autobanden.4 Met de afvalbeheerbijdrage wordt de nakoming van wettelijke verplichtingen bekostigd
door middel van een doelmatig afvalbeheersysteem. In mijn brief van 13 november jl.
aan uw Kamer ga ik nader in op de naleving van producentenverantwoordelijkheid voor
AEEA en de wijze waarop de producenten van elektrische en elektronische apparaten
de uitvoering van hun verplichtingen invullen (Kamerstuk 30 872, nr. 251). Over de aspecten van mededinging bij voornoemde avv-aanvraag heb ik overleg met
de ACM. Graag verwijs ik naar deze brief voor het antwoord op de gestelde vragen in
de bredere context van verantwoordelijkheden en verplichtingen op de landelijke schaal.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier