Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hul en Van Meenen over ophef over een taalboek van de educatieve uitgeverij Malmberg
Vragen van de leden Van den Hul (PvdA) en Van Meenen (D66) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over ophef over een taalboek van de educatieve uitgeverij Malmberg (ingezonden 17 september 2020).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 20 november
2020).
Vraag 1
Herinnert u zich het antwoord van uw collega van OCW op de vraag vanuit de Kamer over
stereotypen in schoolboeken, dat het gezien de vrijheid van onderwijs niet passend
is voor de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media de educatieve uitgeverijen
op de inhoud van leermiddelen aan te spreken, maar dat het denkbaar is om de maatschappelijke
discussie over dit onderwerp te bevorderen en hierin een faciliterende rol te nemen
en dat dit ertoe kan leiden dat leermiddelenmakers vaker andere, minder stereotype
voorbeelden gaan gebruiken?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Welke resultaten heeft de regering inmiddels hierbij geboekt?
Antwoord 2
Voorop staat dat ik als Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media niet
ga over de inhoud van lesmateriaal. Gezien de vrijheid van onderwijs, de autonomie
van scholen en de professionele ruimte van leraren bepalen scholen en leraren zelf
welke leermiddelen zij gebruiken. Bovendien is het niet aan de overheid om de (leer-)boeken
die uitgevers maken te controleren. Het is aan de uitgeverijen zelf om oog te blijven
hebben voor de inhoud van hun materialen en het is aan de scholen om keuzes te maken
bij het aanwenden daarvan. Ik kan u wel melden dat, naar aanleiding van het onderzoek
naar stereotypen in Nederlandse schoolboeken van prof. dr. Mesman, uitgeverijen met
elkaar in gesprek zijn gegaan en de resultaten van het onderzoek hebben besproken
met hun auteurs.
Daarnaast is het belangrijk om aan te geven dat uitgevers van leermiddelen in de praktijk
de politiek maatschappelijke discussie (middels Kamervragen of andere uitingen, zoals
Twitter) over de inhoud van hun leermiddelen zelfstandig volgen en hun eigen verantwoordelijkheid
nemen waar het gaat om verantwoording over of aanpassing van ter discussie gestelde
lesstof. Dat uitgevers responsief zijn ten aanzien van dergelijke maatschappelijke
signalen blijkt bijvoorbeeld ook uit de wijze waarop de uitgever van het lesboek,
waaraan in vraag 3 van deze Kamervragen wordt gerefereerd, is omgegaan met de ophef
over ervaren stereotypering hierin. De betreffende uitgever heeft de opgave waarom
het ging (uit een lesboek uit 2017 voor groep 6 van het basisonderwijs) in een latere
uitgave op eigen initiatief uit de methode verwijderd.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u in dit licht de ophef over een lesboek voor groep 6 van het basisonderwijs
waarbij de begrippen allochtoon en autochtoon aan de kinderen worden uitgelegd door
stereotypen aan hen voor te leggen?
Antwoord 3
Deze vraag wordt tezamen met vraag 4 beantwoord.
Vraag 4
Kunt u begrijpen dat veel mensen deze opdracht ervaren als discriminatie, ongeacht
wat de leermiddelenmaker bedoelt als het goede antwoord?
Antwoord 4
Het is te allen tijde belangrijk dat discriminatie en stereotypering worden voorkomen
en dat leerlingen de ruimte hebben om te kunnen worden wie zij willen worden, zonder
dat zij, bewust of onbewust, worden beperkt door stereotiepe beelden. Scholen en leerkrachten,
maar ook leermiddelenmakers zelf, geven zich daar rekenschap van en het is hun verantwoordelijkheid
de inhoud dan wel inzet van lesstof te verantwoorden. Het is niet aan mij om te beoordelen
of een opdracht als bedoeld in vraag 3 en 4 van deze Kamervragen al dan niet als discriminerend
wordt ervaren: het past mij als Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs immers
niet om een oordeel te geven over inhoud, toon en gehanteerde didactiek in leermiddelen.
Vraag 5
Heeft u de Inspectie van het Onderwijs gevraagd hierop toe te zien? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Ik heb de Inspectie van het Onderwijs niet gevraagd hierop toe te zien. Het past de
overheid, gezien de grondwettelijk verankerde vrijheid van het onderwijs en meningsuiting,
niet om toe te (laten) zien op de inhoud van leermiddelen, deze te verbieden en/of
te toetsen. Het is aan scholen en leerkrachten om het onderwijs zelf in te richten
en een eigen afweging te maken ten aanzien van de inzet van leermiddelen. Dat laat
onverlet dat vrijheid leidt tot verantwoordelijkheid: scholen zijn aanspreekbaar op
gemaakte keuzes ten aanzien van de inzet van leermiddelen. Ouders en leerlingen kunnen
kwesties via de vertegenwoordiging in de medezeggenschapsraad bij het schoolbestuur
aankaarten. Daarnaast kan een klacht worden ingediend via de daarvoor geldende klachtenregeling.
Het (laten) toezien op de inhoud van leermiddelen door de overheid is daarmee niet
alleen ongrondwettelijk, maar ook onnodig.
Vraag 6
Bent u bereid om de maatschappelijke discussie hierover te faciliteren met als mogelijk
gevolg dat ook deze leermiddelenmaker minder ondoordacht stereotype voorbeelden gaat
gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Minister van Engelshoven heeft vanuit haar verantwoordelijkheid voor het emancipatiebeleid
14 oktober jl. een digitale conferentie Genderwijs gefaciliteerd over genderstereotypen
en gendergelijkheid in het onderwijs. Onderwijsprofessionals zijn hier met elkaar
in gesprek gegaan over deze thema’s. Het uitgangspunt blijft daarbij dat scholen en
leraren over de inzet van leermiddelen gaan en niet de rijksoverheid. We hopen en
vertrouwen erop dat leermiddelenmakers en leraren/scholen steeds het goede gesprek
(blijven) voeren over de kwaliteit en het gebruik van leermiddelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.