Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Diertens en Van Weyenberg over het voldoen aan artikel 68 van de Grondwet
Vragen van de leden Diertens en Van Weyenberg (beiden D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het voldoen aan artikel 68 van de Grondwet (ingezonden 16 oktober 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
mede namens de Minister voor Medische Zorg (ontvangen 18 november 2020)
Vraag 1
Herinnert u zich dat u bij uw installatie tot Minister de eed (of gelofte) heeft afgelegd,
waarvan een deel luidt:
«Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan
de Grondwet»?
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Bent u op de hoogte van artikel 68 van de Grondwet, dat luidt: «De Ministers en de
Staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling
of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken
niet in strijd is met het belang van de staat»?
2.
Ja
Vraag 3
Herinnert u zich dat de Kamer op 20 februari 2020 unaniem de motie Omtzigt c.s.1 heeft aangenomen, waarvan het dictum luidt: «verzoekt de regering te bevestigen dat
op grond van artikel 68 een individueel Kamerlid specifieke documenten binnen een
redelijke termijn moet kunnen ontvangen, tenzij het belang van de Staat zich hiertegen
verzet»?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Wat is de voornaamste reden dat de verslagen van de OMT (Outbreak Management Team)-overleggen
vertrouwelijk zijn?
Antwoord 4
Het OMT is een gemengd samengestelde adviescommissie van RIVM-deskundigen en top-experts
uit de samenleving die ad hoc en zonder last of ruggenspraak worden uitgenodigd. Voor
een goed werkend OMT is het noodzakelijk dat de deskundigen vrijelijk vanuit inhoudelijk
perspectief kunnen discussiëren, en soms controversiële standpunten naar voren kunnen
brengen, zonder daarop elders aangesproken te (kunnen) worden. Wanneer de bereidheid
tot deelname aan het OMT afneemt (wat een reëel risico is als de notulen in strijd
met de toegezegde vertrouwelijkheid openbaar zouden worden gemaakt), komt het hele
systeem van uitbraak- en epidemiebestrijding op losse schroeven te staan. Dit kan
ernstige gevolgen hebben voor de volksgezondheid en veiligheid van burgers bij deze
of volgende infectieziektecrises. De garantie van vertrouwelijkheid van de beraadslagingen
en notulen weegt dan ook vanuit dat perspectief zwaar.
Vraag 5
Bent u het eens met de stelling dat media-uitingen van verscheidene leden van het
OMT over de OMT-overleggen en de daar spelende meningsverschillen bijdragen aan de
transparantie van de wetenschappelijke adviezen van het OMT? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Uitspraken die afzonderlijke leden van het OMT, in welke hoedanigheid ook, doen in
de media, komen voor hun verantwoordelijkheid. Als er verschillen van inzicht zouden
blijven binnen het OMT, dan worden de verschillende zienswijzen weergegeven in het
advies en op deze wijze wordt door middel van de adviezen al bijgedragen aan de transparantie
van de adviezen van het OMT. Het zijn uiteindelijk de adviezen die de basis vormen
voor besluitvorming.
Vraag 6
Kunt het verslag van het tweede OMT-overleg de Kamer doen toekomen, aangezien op 27 februari
jl., op dezelfde dag dat de eerste besmetting met het coronavirus gemeld werd, dit
tweede OMT-overleg omtrent het coronavirus plaatsvond, waarin specifiek de persoonlijke
beschermingsmiddelen werden besproken? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit
tot artikel 68 GW?
Antwoord 6
De desbetreffende OMT-notulen worden niet verstrekt om redenen vermeld in het antwoord
op vraag 4. Dat is in lijn met artikel 68 Grondwet. Op 15 juni 2020 heeft de Afdeling
advisering van de Raad van State ongevraagd advies uitgebracht over de ministeriële
verantwoordelijkheid. Daarin is ook ingegaan op de betekenis van artikel 68 Grondwet.
Ik verwijs u in dit verband naar de reactie van het kabinet in het Nader rapport van
29 september 2020 over dit advies.
Vraag 7
Bent u bereid alle verslagen van de vergaderingen van het OMT te delen met de Kamer zodat de transparantie
van de wetenschappelijke adviezen nog verder wordt vergroot? Zo nee, waarom niet en
hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
Antwoord 7
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 6.
Vraag 8
Waarop was het advies aan het kabinet gebaseerd van het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg
(BAO van 28 januari jl.2 – waarvan het verslag beschikbaar is gekomen naar aanleiding van een Wob-verzoek
– om de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen voor de verschillende
beroepsgroepen te inventariseren?
Antwoord 8
Dit advies is gebaseerd op het advies van het OMT van 27 januari.
Vraag 9
Kunt u het verslag van het daaropvolgende BAO, dat plaatsvond op 28 februari jl. en
waarin wederom werd geadviseerd om de vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen
te inventariseren en om de eerstelijnszorg hierin te versterken, de Kamer doen toekomen?
Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
Antwoord 9
Er worden geen notulen gemaakt van het BAO. Aan de hand van persoonlijke aantekeningen
van een medewerker wordt een advies opgesteld. Dit advies is naar aanleiding van het
desbetreffende Wob-verzoek ook openbaar gemaakt. Voor de volledigheid is het ook bijgevoegd.
Vraag 10
Kunt u het verslag van het BAO van 28 januari jl., dat leidde tot dit advies, de Kamer
doen toekomen? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
Bent u bereid alle verslagen en alle adviezen van het BAO sinds januari 2020 te delen
met de Kamer? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit tot artikel 68 GW?
Antwoord 10
Er worden geen verslagen gemaakt van het BAO. Aan de hand van persoonlijke aantekeningen
van een medewerker wordt een advies opgesteld. Alle BAO-adviezen zijn al openbaar
gemaakt.
Vraag 11
Kunt u in een tijdlijn per dag aangeven welke acties u tussen 27 januari en 28 februari
2020 heeft ondernomen ten aanzien van (1) de inkoop van persoonlijke beschermingsmiddelen
en (2) de inventarisatie van persoonlijke beschermingsmiddelen in de intra- en extramurale
setting?
Antwoord 11
Voorop gesteld: zorginstellingen in Nederland zijn verantwoordelijk voor hun eigen
inkoop, soms werken ze daarvoor samen met de verzekeraars. Omdat er in aanloop naar
de Brexit zorgen ontstonden over de continuïteit van die inkoop, kreeg VWS meer contacten
met leveranciers dan voorheen.
VWS heeft op 30 januari nog geen signalen dat er sprake is van een tekort. Er zijn
dan nog geen COVID-19 patiënten in Nederland. Op advies van het Bestuurlijk Afstemmings
Overleg (BAO) start VWS toch met een inventarisatie van beschikbare persoonlijke beschermingsmiddelen,
samen met het landelijk netwerk acute zorg (LNAZ) en de veiligheidsregio. Op 30 januari
belt VWS met de brancheorganisaties van fabrikanten om te vragen of zij tekorten zien.
Die zijn er volgens de brancheorganisaties niet.
Wel komen er af en toe signalen binnen uit de zorg dat er tekorten dreigen. Op 5 februari
meldt NFU dat de eerste ziekenhuizen uit hun voorraden FFP maskers lopen, 3M (leverancier
van mondmaskers) coördineert alle bestellingen en blokkeert pogingen tot het aanleggen
van extra voorraad van beschermingsmiddelen door ziekenhuizen, om beschikbare voorraden
evenredig te verdelen. De producent geeft aan hard te werken aan het opschalen van
productie en die eerlijk over de landen te verdelen, al naar gelang het aantal COVID-patiënten.
VWS blijft gebruik maken van de contacten die zijn opgebouwd met inkoopafdelingen
van ziekenhuizen en met de verschillende koepelorganisaties in de zorg. Op 12 februari
komt het eerste signaal binnen dat er een tekort aan mondkapjes zou zijn bij een verpleeghuis.
Het is nog steeds mogelijk om de individuele problemen van tekorten op te lossen.
Brancheorganisaties FME, FHI en Nefemed geven aan dat de vraag naar beschermingsmateriaal
zich nu wereldwijd richt op China en dat die vraag zal stijgen.
22 februari In Italië ontstaat een run op mondmaskers. Op 25 februari zijn er signalen
dat een acuut tekort aan wondmateriaal is, omdat de productie hiervan in Wuhan stil
is gevallen. VWS vraagt opnieuw aan de brancheorganisaties (FME, Nefemed en FHI) of
er tekorten van andere medische hulpmiddelen die in China geproduceerd worden, te
verwachten zijn. Minister Bruins schrijft aan de Kamer dat leveranciers de sterk toegenomen
vraag nog aankunnen en dat de productie in Europa al wordt uitgebreid. «In totaal
bezien is er nog geen sprake van een acuut tekort».
Op 27 februari wordt de eerste besmetting in Nederland vastgesteld. De Nederlandse
Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU) meldt diezelfde dag dat het steeds
moeilijker is aan mondmaskers te komen. VWS inventariseert welke tekorten mogelijk
kunnen ontstaan: zuurstof, gazen, mondkapjes worden gemeld. Fabrikanten verzekeren
VWS dat ze kunnen opschalen. Het OMT stelt dezelfde dag (dus 27 februari) een werkgroep
in die zich buigt over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Ze zijn
schaars en moeten dus niet onnodig gebruikt worden, media-aandacht voor juist gebruik
kan helpen, aldus de werkgroep.
Op 28 februari (OMT-advies) adviseert het BAO een verdelingsstructuur van persoonlijke
beschermingsmiddelen in te richten via de Regionaal Overleg Acute Zorgnetwerken –
de Directeur Publieke Gezondheid coördineert vanuit zijn wettelijke taak om de continuïteit
van zorg te borgen. Door het verdeelmechanisme moeten beschikbare persoonlijke beschermingsmiddelen
beter verdeeld worden en is het minder ieder voor zich. De VVT-sector is in principe
aangesloten op de ROAZ, maar de betrokkenheid verschilt per regio.
Vraag 12
Kunt u voor de periode van 27 januari tot 28 februari 2020 een overzicht geven van
de overleggen aangaande de inkoop en inventarisatie van persoonlijke beschermingsmiddelen
waarbij uw ministerie betrokken was? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bij welke van deze
overleggen was u zelf ook aanwezig?
Antwoord 12
In deze periode is er veel contact met diverse instanties en personen zoals hierboven
beschreven. In deze periode zijn de overleggen niet structureel. Vanaf begin maart
is er meer regulier overleg op ambtelijk niveau en spreekt mijn voorganger ook met
diverse betrokken partijen.
Vraag 13
Heeft u in de periode van 27 januari tot 28 februari 2020 ook overleggen gevoerd met
brancheorganisaties binnen de verpleeghuiszorg en thuiszorg aangaande het coronavirus
en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, wanneer vonden deze overleggen
plaats? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Er hebben in deze periode geen overleggen plaatsgevonden met de brancheorganisaties
binnen de verpleeghuiszorg en thuiszorg over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Er was in die periode van beide zijden geen aanleiding om dit onderwerp te agenderen.
Wel is de sector net als de andere sectoren op 27 februari informeel geïnformeerd
over de op 3 maart verzonden informatiesheet over de beschikbaarheid van persoonlijke
beschermingsmiddelen met de boodschap dat zorgaanbieders zich bij schaarste kunnen
melden bij de ROAZ of DPG in hun regio. Als er onderlinge schaarste is maakt de ROAZ
of DPG een verdeling.
Vraag 14
Wat is de reden dat het OMT en het BAO tussen 27 januari en 27 februari 2020 niet
bijeen zijn gekomen?
Antwoord 14
Het OMT zag geen reden om bijeen te komen, een BAO komt alleen bijeen na een OMT.
Vraag 15
Wanneer bent u op de hoogte gebracht van de eerste besmetting in België, die door
de media op 3 februari jl. gemeld werd, en welke acties heeft u ingezet nadat u hiervan
op de hoogte was gesteld?
Antwoord 15
Op 3 februari hebben de Belgische gezondheidsautoriteiten gemeld dat een persoon die
in hetzelfde vliegtuig zat als de teruggehaalde Nederlanders positief is bevonden
op de aanwezigheid van het nieuwe coronavirus. Omdat het quarantaineprotocol rekening
hield met deze mogelijkheid zijn er geen extra maatregelen in gezet.
Vraag 16
Waarom was de eerste coronabesmetting in België geen aanleiding voor u om direct van
het OMT en het BAO een nieuw advies te vragen omtrent het coronavirus?
Antwoord 16
Omdat het ging om iemand die in quarantaine zat omdat deze teruggehaald was uit China,
was dit geen onverwachtse besmetting en was er geen reden om een nieuw advies te vragen.
Vraag 17
Kunt deze vragen ieder afzonderlijk en vóór de behandeling van de begroting van het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021 beantwoorden?
Antwoord 17
Ja
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.