Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over het bericht 'Grapperhaus zit ernaast met verbod op gebruik softdrugs, stelt RUG-hoogleraar Jan Brouwer'
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister van Justitie en veiligheid over het bericht «Grapperhaus zit ernaast met verbod op gebruik softdrugs, stelt RUG-hoogleraar Jan Brouwer» (ingezonden 21 oktober 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 16 november
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 758.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht ««Grapperhaus zit ernaast met verbod op gebruik softdrugs»,
stelt RUG-hoogleraar Jan Brouwer»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de volgende uitspraak in uw Kamerbrief van 19 oktober 2020 gebaseerd
is op een arrest van de Hoge Raad d.d. 14 december 2004: «Aangezien men om softdrugs
te gebruiken deze ook zal moeten bezitten, kan er in alle gevallen worden opgetreden
tegen mensen die in de publieke ruimte (op enig tijdstip) met softdrugs worden aangetroffen,
ook als men deze op dat moment aan het gebruiken is»?2
Antwoord 2
Nee. De uitspraak is gebaseerd op het feit dat in de Opiumwet het bezit van softdrugs
strafbaar is gesteld, en dat er volgens de Aanwijzing Opiumwet en de Richtlijn Strafvordering
Softdrugs op dit verbod op bezit wordt gehandhaafd, ook bij hoeveelheden onder de
vijf gram. De softdrugs worden dan in beslag genomen, en bij weigering wordt er vervolgd.
Dit verbod op bezit kan niet ongedaan gemaakt worden door een joint aan te steken.
Vraag 3
Erkent u dat de Hoge Raad in een later arrest in 2015 heeft overwogen dat zijn eerdere
uitspraak tot een misverstand heeft geleid, en dat de Hoge Raad heeft geëxpliciteerd
dat in zijn oordeel uit 2004 niet besloten ligt dat ook het gebruiken van hasj strafbaar
is gesteld?3
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Kunt u derhalve bevestigen dat u in uw Kamerbrief van 19 oktober 2020 ten onrechte
hebt beweerd dat tegen het gebruik van softdrugs handhavend zou kunnen worden opgetreden
vanwege verboden bezit op grond van de Opiumwet?
Antwoord 4
Nee. Er is in de brief4 niet geschreven noch bedoeld dat gebruik van softdrugs strafbaar zou zijn. Er is
slechts aangegeven dat er tegen eenieder die met softdrugs wordt aangetroffen kan
worden opgetreden.
Vraag 5
Bent u bereid dit met spoed recht te zetten in een nieuwe brief, daar het onhandig
is hier lang een misverstand over te laten bestaan, temeer daar u in de genoemde Kamerbrief
juist aangaf «helderheid» te willen scheppen over de werking van het gedoogbeleid
en de handhaving van de Opiumwet?
Antwoord 5
Nee, mijns inziens is de bestaande brief helder. De beantwoording van deze vragen
kan eventuele laatste restjes onduidelijkheid wegnemen.
Vraag 6
Kunt u voorts onderschrijven dat gemeenten wel per Algemene Plaatselijke Verordening
(APV) een lokaal bestuursrechtelijk verbod op het gebruik van alcohol of (soft)drugs
kunnen instellen, ter bestrijding van mogelijke overlast?
Antwoord 6
Ja, ook dit wordt in de brief vermeld.
Vraag 7
Kunt u derhalve bevestigen dat het verzoek in de motie Van der Staaij c.s. om met
spoed te bezien hoe het bezit en gebruik van softdrugs in de publieke ruimte tussen
20.00 uur en 07.00 uur verboden kan worden in feite niets toevoegt aan hetgeen lokaal
reeds kan?5
Antwoord 7
Ja, zoals in de brief aangegeven kan aan het verzoek uit de motie tegemoet worden
gekomen door gebruik te maken van bestaande bevoegdheden. Mogelijk brengt de motie
bij lokale driehoeken onder de aandacht dat zij bestaande instrumenten kunnen gebruiken
om de wens uit de motie uit te voeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.