Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over het bericht ‘Extreem gevoelig; Corona besmettingen op nertsenfokkerijen’
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Extreem gevoelig; Corona Besmettingen op nertsenfokkerijen» (ingezonden 9 oktober 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 11 november 2020). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 634.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Extreem gevoelig; Corona Besmettingen op nertsenfokkerijen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u dat uit onderzoek onder zestien besmette nertsenhouderijen naar voren
is gekomen dat maar liefst 66 van de 97 van de betrokken eigenaren, werknemers en
familieleden besmet zijn geraakt met het coronavirus?
Antwoord 2
Het is in de eerste plaats belangrijk om te melden dat dit gaat om 97 onderzochte
mensen. Er zijn meer medewerkers/familieleden op deze bedrijven, niet iedereen is
getest. Op sommige bedrijven zijn alleen de mensen getest die klachten hadden, hierdoor
vind je een hoger aandeel positieven. Daarnaast is het zo dat de genetische stamboom
van de virussen uit het aangehaalde onderzoek dicht bij elkaar liggen. Het is echter
onbekend of sprake is van nerts-mens besmetting of nerts-mens-mens. De besmettingsroute
van de mensen die ziek zijn geweest, is niet meer te achterhalen. Ze lijken wel binnen
het bedrijf besmet te zijn geraakt. Deze onderzoeksresultaten laten geen verspreidingen
buiten de bedrijven zien. Deze virussen worden niet in de postcodegebieden buiten
de bedrijven aangetroffen.
Wat bovendien van belang is, is dat ook in dit onderzoek is vastgesteld dat het virus
niet via de lucht wordt verspreid. Het risico voor omwonenden is verwaarloosbaar.
Het RIVM heeft deze bevindingen uit dit onderzoek meegenomen in de OMT-Z adviezen.
Vraag 3
Wordt momenteel verder onderzocht of deze mensen besmet zijn geraakt via direct contact
met nertsen, of via andere besmette personen op de bedrijven?
Antwoord 3
Conclusies daarover zijn alleen mogelijk als de mensen intensief zijn bemonsterd en
onderzocht op SARS-CoV-2 zodat hiermee het besmettingsmoment nauwkeurig kan worden
geschat. Daarnaast zullen de sequenties van de virussen, die zijn gevonden bij deze
besmette mensen en nertsen, bepaald moeten worden. En tenslotte moet de contactgeschiedenis
van de besmette personen nauwkeurig in beeld zijn gebracht. Veel van deze gegevens
moeten direct zijn verzameld, achteraf is dat vaak niet meer mogelijk. Deze 66 besmettingen
worden daarom nu niet meer verder onderzocht op of deze mensen besmet zijn geraakt
via direct contact met nertsen, of via andere besmette personen op de bedrijven.
Vraag 4
Wordt ook onderzoek uitgevoerd op de ongeveer 45 resterende besmette nertsenhouderijen
naar de besmettingsbron en de hoeveelheid besmette medewerkers?
Antwoord 4
Onder leiding van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht wordt uitgebreid
onderzoek gedaan naar de besmettingsbron(nen) van de besmette nertsenbedrijven. Voor
nu geldt dat mensen geadviseerd wordt om bij klachten zich te laten testen. Niet alle
medewerkers worden dus getest. Testen (PCR) kan via de GGD teststraten, en in het
Bron- en contactonderzoek (BCO) wordt gevraagd wat voor werk mensen doen. Er is dus
geen compleet beeld van hoeveel medewerkers er besmet zijn geraakt op deze bedrijven.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de uitspraak dat duidelijke hygiëneprotocollen ontbraken tijdens
de periode van vaccineren en spenen, terwijl al zeventien bedrijven besmet waren?
Antwoord 5
Die informatie is onjuist. Op 28 mei heb ik een hygiëneprotocol verplicht gesteld.
Dit protocol is daarna, naar aanleiding van voortschrijdend inzicht, verschillende
keren bijgewerkt.
Vraag 6
Waarom heeft u, toen bleek dat het derde nertsenbedrijf dat besmet was met het coronavirus
en geen sprake was van verhoogde mortaliteit of longproblemen, 11 dagen gewacht met
het nemen van de beslissing om op alle bedrijven preventief te screenen (tussen 8
en 19 mei)?
Antwoord 6
Op 20 mei heb ik nertsenhouders verplicht mee te werken aan een landelijke screening
(serologisch onderzoek) en wekelijks kadavers in te sturen van natuurlijk gestorven
nertsen om deze te laten onderzoeken op SARS-CoV-2 (early warning). De voorbereiding
daarvan, het aanpassen van de regelgeving en het praktisch inregelen door de GD en
de NVWA, was al eerder begonnen.
Vraag 7
Bent u van mening dat u 8 mei al had moeten beginnen met het screenen van alle nertsenbedrijven?
Antwoord 7
Nee. Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 8
Vanaf welke datum heeft u de verplichting ingesteld om persoonlijke beschermingsmiddelen
te gebruiken op de bedrijven?
Antwoord 8
Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen op besmette bedrijven is ingesteld
op 26 april. Op 10 juli heb ik uw Kamer gemeld dat het gebruik van niet medische mondkapjes
bij het werken in de stallen op alle bedrijven verplicht werd, door dit op te nemen
in het hygiëneprotocol.
Vraag 9
Klopt het dat toen al 22 bedrijven besmet waren met het virus u pas advies heeft gevraagd
aan deskundigen van de Faculteit Diergeneeskunde (FD), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) over eventuele aanpassingen
van het hygiëneprotocol voor de nertsensector?
Antwoord 9
Nee. Bij het overleg eind april naar aanleiding van de eerste besmetting is de bescherming
van het personeel geagendeerd en het RIVM en de lokale GGD gevraagd hierop te adviseren.
Vervolgens is een hygiëneprotocol opgesteld, inclusief het gebruik van persoonlijke
beschermingsmaatregelen.
Vraag 10
Bent u van mening dat u eerder de hygiënemaatregelen had moeten aanscherpen?
Antwoord 10
Nee, zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 11
Waarom is pas op 20 juli besloten dat er versterkte screening moest komen, nadat tientallen
bedrijven al besmet waren?
Antwoord 11
Er is op 20 juli niet besloten een versterkte screening in te stellen. Ook is er op
20 juli geen advies van het OMT-Z gegeven een versterkte screening in te stellen.
Wel adviseerde het OMT-Z op 17 juli: Het is van belang om het bestaande Early Warning Surveillance te continueren. Deze
kan mogelijk nog verbeterd worden door het toevoegen van onderzoek van stofmonsters
uit de stal. Ook adviseert het OMT-Z om een herhaling van de serologische screening
te overwegen.Er is niet voor gekozen de early warning uit te breiden met stofmonsters. Wel is later,
in september, de serologisch screening in het risicogebied herhaald.
Vraag 12
Waarom werd pas op 28 augustus besloten de monitoring te intensiveren en extra maatregelen
te treffen, terwijl in de periode daarvoor al sprake was van een hoog aantal besmette
bedrijven en het Outbreak Management Team-Zoönosen (OMT-Z) dit al 20 juli adviseerde?
Antwoord 12
In het OMT advies van 24 augustus wordt specifiek geadviseerd: het verhogen van het minimale aantal dode dieren in de Early Warning. Dat advies is opgevolgd.
Vraag 13
Welke actie heeft u ondernomen toen bleek dat niet te achterhalen is wie er allemaal
op de bedrijven werken en dat niet alle medewerkers zich willen laten testen?
Antwoord 13
Er is verplicht gesteld dat de medewerkers, die de nertsen verzorgen, zich met de
volledige NAW-gegevens en telefoonnummer, moeten registeren. Er kan niet worden geëist
dat alle medewerkers zich laten testen. Daarnaast waren niet alle medewerkers meer
op de bedrijven of in Nederland aanwezig.
Vraag 14
Bent u van mening dat de huidige hygiënemaatregelen en protocollen op nertsenbedrijven
voldoende worden nageleefd? Zo ja, hoe is het mogelijk dat nog steeds bedrijven besmet
raken?
Antwoord 14
De indruk is dat de hygiënemaatregelen en -protocollen voldoende worden nageleefd.
De NVWA heeft nauwelijks afwijkingen geconstateerd. Het gegeven dat buiten het risicogebied
nog steeds geen nertsenbedrijven besmet zijn onderbouwt deze stelling ook.
Onder leiding van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht wordt intensief
onderzoek gedaan naar de insleeproutes van de besmette bedrijven. Alle mogelijke routes
worden daarbij onder de loep genomen. Ondanks deze inspanningen is het tot op heden
niet mogelijk gebleken te achterhalen op welke manier het virus tussen bedrijven spreidt.
Ook in Denemarken wordt onderzoek gedaan en ook daar is nog geen antwoord op de vraag
hoe de bedrijven besmet raken gevonden.
Vraag 15
Hoe is het mogelijk dat de tien tot twintig laatst besmette bedrijven allemaal door
één en dezelfde bron zijn besmet? Wordt hier onderzoek naar gedaan?
Antwoord 15
Het is niet aangetoond dat de tien tot twintig laatste bedrijven door één bron besmet
zijn. De virussen, die op deze bedrijven zijn gevonden, behoren tot eenzelfde cluster.
In het OMT advies van 17 juli wordt daar het volgende over gezegd: Binnen zo’n cluster kan sprake zijn van blootstelling aan een gemeenschappelijke bron
of verspreiding tussen bedrijven.De laatste optie «verspreiding tussen bedrijven» is veel plausibeler dan de eerste
«één gemeenschappelijke bron». Gezien de spreiding in de tijd van de uitbraken is
één gemeenschappelijke bron niet waarschijnlijk. Als er ondanks dat toch sprake zou
zijn van één gemeenschappelijke bron, was deze waarschijnlijk wel gevonden. In dat
geval zouden al deze besmette bedrijven één gemeenschappelijke factor moeten hebben.
Die is niet gevonden.
Vraag 16
Wat vindt u van de uitspraak van een van de leden van het OMT-Z, tevens onderzoeker
bij Wageningen Bioveterinary Research, die stelt dat «inmiddels wat anders aan de
hand is» dan dat personeel verantwoordelijk is voor het infecteren van stallen?
Antwoord 16
Ik weet niet of de door u aangehaalde opmerking juist is geciteerd en ik weet ook
niet zeker of ik de opmerking zoals u deze citeert goed begrijp. Ik kan slechts herhalen
dat de onderzoekers van de Faculteit Diergeneeskunde bij het onderzoek naar de insleeproutes
nog niet hebben kunnen achterhalen hoe het virus spreidt tussen nertsenbedrijven.
Mocht u in uw vraag suggereren dat nertsenhouders opzettelijk bedrijven hebben besmet,
dan meld ik u dat het onderzoek van de NVWA-IOD heeft geen informatie opgeleverd,
die wijst op een opzettelijke besmetting van nertsen door houders. De NVWA-IOD heeft
in overleg met het openbaar ministerie het onderzoek afgesloten.
Vraag 17
Gaat u extra maatregelen nemen zodat het aantal besmette bedrijven niet nog verder
oploopt? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Mocht het in de antwoorden op de vragen 14 en 16 aangehaalde onderzoek tot nieuwe
inzichten leiden met aanbevelingen over aanvullende preventie maatregelen, zal ik
aanvullende maatregelen natuurlijk overwegen. Overigens zal de voorgenomen stoppersregeling
indien deze wordt aangenomen door de Tweede Kamer er voor zorgen dat de nertsenpopulatie
de komende maanden tot nul gereduceerd zal worden.
Vraag 18
Worden medewerkers op nertsenbedrijven regelmatig getest op het virus, ook wanneer
geen sprake is van klachten? Zo ja, hoe vaak? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18
Navraag bij de GGD leert dat er bedrijven zijn die zeggen dat hun medewerkers regelmatig
worden getest. Of dit werkelijk zo is, is ons niet bekend aangezien dit niet gaat
via de GGD teststraten. Medewerkers die klachten ontwikkelen mogen gebruik maken van
de teststraat van de GGD.
Vraag 19
Hoe is het mogelijk dat bij het ruimen meerdere nertsen zijn ontsnapt?
Antwoord 19
Pelsdierhouders voorzien hun bedrijf van een omheining en spannen zich er maximaal
voor in om het ontsnappen van dieren te voorkomen. Daarnaast spant de NVWA zich tijdens
een ruiming maximaal in om eventueel ontsnapte nertsen direct te vangen. Hiervoor
zijn er op een bedrijf vangstokken, vangkooien en handschoenen aanwezig. Toch zijn
er afgelopen maanden meerdere ontsnapte nertsen waargenomen en gevangen. Twee daarvan
bleken ook besmet met SARS-CoV-2. Het ligt in de lijn der verwachting dat deze besmette
nertsen afkomstig waren van besmette nertsenbedrijven. Echter, het is niet bekend
of deze nertsen tijdens de ruiming zijn ontsnapt of al daarvoor.
Vraag 20
Heeft u een beeld hoeveel nertsen zijn ontsnapt bij het ruimen en worden deze gevangen?
Antwoord 20
De NVWA spant zich in om nertsen die ontsnappen gedurende een ruiming direct te vangen
en te euthanaseren. De kans dat een met SARS-CoV-2 ontsnapte nerts het bedrijventerrein
verlaat is zeer klein. De NVWA heeft op dit moment geen signalen ontvangen over nertsen
die gedurende de ruiming zijn ontsnapt en niet meer zijn gevangen.
Vraag 21
Wanneer kan de Kamer de uitkomst verwachten van het onderzoek naar mogelijke opzet
bij coronabesmettingen in nertsenhouderijen en worden de uitkomsten van dit onderzoek
met de Kamer gedeeld voordat wordt gedebatteerd over de stoppersregeling?
Antwoord 21
De NVWA-IOD heeft onderzoek gedaan naar mogelijke opzettelijke besmettingen van nertsen
met SARS-CoV-2. Wij hebben u daarover bericht in onze brief van 28 augustus jl. (Kamerstuk
28 286, nr. 1124). Het onderzoek van de NVWA-IOD heeft geen informatie opgeleverd die wijst op een
opzettelijke besmetting van nertsen door houders. De NVWA-IOD heeft in overleg met
het openbaar ministerie het onderzoek afgesloten.
Vraag 22
Bent u bekend met het onderzoek van het University College London, wat stelt dat schapen
en koeien mogelijk gevoelig zijn voor het coronavirus?2
Antwoord 22
Ja.
Vraag 23
Wordt momenteel onderzoek gedaan in Nederland naar de mogelijke vatbaarheid van koeien
en schapen voor het coronavirus? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Antwoord 23
Er wordt geen onderzoek gedaan naar deze diersoorten. Er is wel laboratoriumonderzoek
gedaan naar de gevoeligheid van cellen van sommige diersoorten voor infectie met het
virus, maar er zijn wereldwijd geen aanwijzingen dat koeien en schapen op grote schaal
zijn besmet. De drijvende kracht achter de huidige golf is net als in het voorjaar
de mens tot mens besmetting.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.