Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Laçin over onvoldoende mogelijkheden voor de politie om verkeershufters aan te pakken
Vragen van de leden Van Nispen en Laçin (beiden SP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Infrastructuur en Waterstaat over onvoldoende mogelijkheden voor de politie om verkeershufters aan te pakken. (ingezonden 7 oktober 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 9 november 2020)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 503.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Noodkreet: pak Tik Tok-patsers die met bijna
300 km/uur over de A16 racen keihard aan»? Welke plannen heeft u om de pakkans van
deze snelheidsduivels te vergroten?1
Antwoord 1
Ja ik heb kennisgenomen van dit bericht. Dit zijn natuurlijk absurde en levensgevaarlijke
snelheden. Het is ook zeer onwenselijk dat beelden van dergelijke snelheidsovertredingen
op sociale media worden geplaatst om hiermee te pochen en zo mogelijk anderen aan
te sporen hetzelfde te doen.
De pakkans wordt bepaald door de inzet van verschillende handhavingsmiddelen. Staandehoudingen
zijn van belang alsmede de digitale handhavingsmiddelen zoals flitspalen, trajectcontroles
en mobiele radarsets. De korpsleiding van de politie heeft in 2016 besloten verkeershandhaving
sterker neer te zetten, waardoor er gerichter wordt gestuurd op meer zichtbare handhaving
door middel van staandehoudingen. Deze aanpak heeft resultaat. Het heeft geleid tot
een stijging van het aantal staandehoudingen in 2019 (ruim 530 duizend) ten opzichte
van 2018 (ruim 400 duizend). Dat is een stijging van ruim 30 procent. Deze stijging
lijkt zich dit jaar, ondanks de (tijdelijke) lagere verkeersdrukte vanwege de coronamaatregelen,
door te zetten. Om op meer feiten digitaal te kunnen handhaven is het OM in samenwerking
met de politie verschillende pilots gestart. Het gaat hierbij onder andere ook om
snelheidscontroles met behulp van verplaatsbare flitspalen. Daarnaast is het OM momenteel
bezig om op 20 locaties op N-wegen trajectcontrolesystemen te plaatsen. Momenteel
zijn er al 9 systemen op N-wegen in werking, de overige systemen zullen naar verwachting
later dit jaar operationeel worden.
Vraag 2
Zou het in de strijd tegen dit soort asociale verkeersdeelnemers helpen als er meer
trajectcontroles zouden zijn? Zo ja, bent u bereid deze in te voeren? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2
Trajectcontroles zorgen voor een verlaging van de gemiddeld gereden snelheid op het
desbetreffende traject. Handhaving middels een trajectcontrolesysteem is dus zeker
effectief. Het bepalen van de locaties van de trajectcontroles op het hoofdwegennet
gebeurt in samenspraak tussen het OM, de politie en Rijkswaterstaat. Een belangrijk
criterium bij de plaatsing van trajectcontroles is de mate waarin de snelheidslimiet
wordt overschreden. Zoals ik ook in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, worden
er momenteel trajectcontrolesystemen geplaatst op N-wegen.
Vraag 3
Worden verkeersovertreders die hun overtredingen zelf online plaatsen, al dan niet
via social media platforms, altijd opgespoord en desnoods buiten heterdaad aangehouden
dan wel bekeurd? Zo nee, waarom niet en welk percentage van deze overtreders komt
met hun overtredingen dus gewoon weg?
Antwoord 3
Indien mogelijk moeten deze verkeersovertreders worden opgespoord en vervolgd. Onlangs
nog is een verdachte in hoger beroep op basis van videobeelden veroordeeld tot 2,5
jaar rijontzegging, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, een voorwaardelijke celstraf en
het betalen van 6.500 euro aan de Vereniging Verkeersslachtoffers. Dit is een flinke
straf. Er zitten echter veel haken en ogen aan de opsporing (en vervolging) op basis
van videobeelden. Op basis van enkel beelden is het moeilijk vast te stellen of daadwerkelijk
te hard is gereden, welk voertuig het betreft en wie op dat moment het voertuig bestuurde.
De beelden kunnen gemanipuleerd zijn en ook is niet duidelijk hoe betrouwbaar de snelheidsmeter
is. Ook geven de beelden veelal een eenzijdig beeld vanuit het perspectief van de
camera, zonder dat de aanleiding en context bekend is. Zo is het niet mogelijk om
te zien wat zich buiten het zicht van de camera afspeelt en wat er voorafgaand aan
de snelheidsovertreding heeft plaatsgevonden. Ook is de opsporing van de verdachte
en precieze bepaling van pleegdatum en -plaats erg ingewikkeld.
Dit vergt dus veelal intensief opsporingsonderzoek onder leiding van het OM. Er vindt
daarom altijd overleg plaats tussen de politie en OM om te bepalen of het mogelijk
is om de bestuurder in de desbetreffende zaak op te sporen en te vervolgen. Helaas
is dit dus niet in alle gevallen mogelijk.
Vraag 4
Erkent u dat er te weinig capaciteit is bij de opsporing om deze strafbare feiten
adequaat en consequent op te sporen? Kunt u een overzicht geven van de feitelijk inzetbare
capaciteit hiervoor de afgelopen jaren?
Antwoord 4
De capaciteit die voor dit soort zaken wordt ingezet, wordt mede bepaald door prioritering
en te maken keuzes in het totaal van taken van de politie. Er zijn geen cijfers beschikbaar
over hoeveel capaciteit er specifiek voor de opsporing van dit soort verkeersovertreders
is ingezet.
Vraag 5
Wat is uw reactie op het pleidooi om een snelheidsbegrenzer in te voeren om te voorkomen
dat met dit soort belachelijke snelheden gereden kan worden?
Antwoord 5
Voertuigeisen worden Europees geregeld en daar is gekozen om in te zetten op een Intelligente
Snelheidsadaptatie/-assistent (ISA)2. Dit zijn systemen die op basis van de lokale snelheidslimiet waarschuwen of ingrijpen
zodra de limiet overschreden dreigt te worden. Voordeel hiervan is dat deze ook effectief
zijn op het onderliggend wegennet waar de risico’s het grootst zijn. In nieuwe voertuigen
wordt een ISA vanaf 2022 verplicht. In Europees verband wordt nu gesproken over de
concrete invulling van de eisen waar voertuigen aan moeten voldoen.
In 2012 is er onderzoek gedaan naar een snelheidsslot voor zware overtreders.
Dit betrof een variant die de snelheid hard begrenst. Hieruit bleek dat dit niet voor
alle voertuigen mogelijk was en dat het relatief eenvoudig te omzeilen is.
Dat maakt het ongeschikt voor de aanpak van deze doelgroep. In een expertgroep met
CBR, Reclassering, SWOV, Politie, OM, Fonds Slachtofferhulp, Ministerie van IenW en
Ministerie van JenV verkennen we de mogelijkheden om zware overtreders effectiever
aan te pakken. De inzet van nieuwe technische oplossingen is hier een belangrijk onderdeel
van.
Vraag 6
Welke mogelijkheden bestaan er op dit moment om social mediaplatforms als Tik Tok
aan te sporen om «dit soort opruiende filmpjes» te verwijderen? Bent u bereid te bekijken
of hier meer actie op nodig is en hierover zo nodig in overleg te gaan?
Antwoord 6
Om content van social media platforms gedwongen te laten verwijderen dient het te
gaan om illegale of onrechtmatige content. Illegale content (kinderpornografie, online
hate speech en terroristische content) kan strafrechtelijk worden aangepakt. Onrechtmatige
content (hierbij gaat het bijvoorbeeld om beeldmateriaal dat een persoon schade toe
brengt, zoals naaktfoto’s die onrechtmatig verkregen of verspreid worden) kan op grond
van het civielrecht worden verwijderd of een social media platform dient hier zelf
actie op te ondernemen. In het geval van het delen van filmpjes waarin een verkeersovertreding
wordt begaan is geen sprake van illegale of onrechtmatige content, hoewel de overtreding
zelf natuurlijk wel strafbaar is. Er is geen wettelijke grondslag om social media
platforms te dwingen om dit beeldmateriaal te verwijderen. Sociale media platforms
kunnen hier natuurlijk zelf tegen optreden, maar het zal in het geval van verkeersovertredingen
niet altijd even duidelijk zijn of het opruiende beelden betreft. Er bestaan immers
ook meerdere tv-programma’s waarin beelden van verkeersovertredingen worden getoond,
zonder dat hier een opruiende boodschap achter zit. Ik ben momenteel wel met social
media platforms in gesprek over hun bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid
met betrekking tot het voorkomen en verwijderen van strafbare content.
Vraag 7 en 8
Bereiken u ook signalen dat het vaak lastig is voor de politie om bewijs te vergaren
tegen overtreders die hun overtredingen online plaatsen, omdat de verdenking van de
overtreding van artikel 5a Wegenverkeerswet (Wvw) niet altijd genoeg bevoegdheden
biedt om adequaat onderzoek te doen? Deelt u de mening dat de bevoegdheden die kunnen
worden ingezet bij bijvoorbeeld het vermoeden van een poging tot doodslag (zoals het
doorzoeken van woningen, het in beslagnemen en onderzoeken van gegevensdragers en
aanhouden buiten heterdaad) ook wenselijk en zinnig kunnen zijn bij strafbare feiten
zoals deze, voor die gevallen waar geen sprake is van verdenking van poging tot doodslag
maar wel een ernstige overtreding van 5a Wvw wat dicht aan kan zitten tegen poging
tot doodslag?
Bent u bereid te bezien of de in artikel 5a van de Wvw omschreven overtreding aangewezen
kan worden als voorlopige hechtenisfeit in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek
van Strafvordering, zodat de politie en het openbaar ministerie, daar waar zij dat
nodig en wenselijk achten, de juiste opsporingsmogelijkheden kunnen inzetten? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 7 en 8
Deze signalen hebben mij vanuit OM inderdaad bereikt. Ik deel de mening van de vragensteller
dat het mogelijk moet zijn om waar nodig ook voor opsporing in het kader van artikel
5a van de WVW bepaalde opsporingsbevoegdheden in te zetten. Het gaat bij artikel 5a,
zoals ik bij de totstandkoming van dit artikel heb benadrukt, om een ernstig strafbaar
feit3. Voor het bewijs van de gedragingen die overtreding van artikel 5a WVW opleveren,
zal doorgaans de vastlegging in een proces-verbaal nodig zijn, al dan niet vergezeld
van foto-opnamen, camerabeelden, meetresultaten of getuigenverklaringen. Niet alleen
van de gedragingen, maar ook van de aaneenschakeling of volgtijdelijkheid van die
gedragingen, de omstandigheden ter plaatse op dat moment en het gevaar dat daarvan
voor een ander te duchten was. Met name voor buiten de heterdaad situatie tekent zich
de behoefte af ook voor wat betreft artikel 5a, teneinde opheldering van dit delict
mogelijk te maken, bepaalde opsporingsbevoegdheden te kunnen toepassen, die slechts
mogen worden aangewend bij verdenking van een voorlopige hechtenisfeit. Hierbij kan
in het bijzonder worden gedacht aan het vorderen van gegevensverkeer met betrekking
tot telecommunicatie, bijvoorbeeld om na te gaan of de verdachten kort voor of tijdens
het ongeval gebruik maakte van een mobiele telefoon (artikel 126n Sv), of het vorderen
van gegevens of camerabeelden (artikel 126nd Sv en artikel 126nda Sv). Daartoe wordt
artikel 176, eerste lid, WVW (de strafbepaling voor artikel 5a) opgenomen in de opsomming
in artikel 67, eerste lid, onderdeel c, Sv. Dit maakt onderdeel uit van een conceptvoorstel
voor een verzamelwet dat ik aan de bij de strafrechtsketen betrokken organisaties
in consultatie heb gegeven. Ik verwacht dat het wetsvoorstel naar verwachting begin
volgend jaar ter advisering aan de Raad van State kan worden voorgelegd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.