Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Eijs over het bericht ‘Deurnese twintigers willen bouwen in villawijk: ‘Maar de buurt wil ons er niet bij hebben’
Vragen van het lid Van Eijs (D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Deurnese twintigers willen bouwen in villawijk: «Maar de buurt wil ons er niet bij hebben»» (ingezonden 19 oktober 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
9 november 2020).
Vraag 1
Kent u het artikel «Deurnese twintigers willen bouwen in villawijk: «Maar de buurt
wil ons er niet bij hebben»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is de rol van de provincie in gevallen als deze, waar een gemeenteraad terugkomt
op zijn eigen voornemens en zo nieuwbouw voor starters in de weg staat?
Antwoord 2
De rol van de provincie is om erop te sturen dat op regionaal niveau tijdig voldoende
bouwplannen zijn om voldoende volume en tempo in de woningbouw te realiseren. Hiermee
wordt rekening gehouden met risico op vertraging en planuitval. Ook moet rekening
worden gehouden met betaalbaarheid en de behoefte van de mensen die een woning nodig
hebben, zodat de beschikbaarheid van locaties aansluit bij de bouw van het juiste
type woningen. Ook is het de verantwoordelijkheid van de provincie dat er een goede
afweging wordt gemaakt tussen verschillende ruimtelijke belangen.
De voortgang van specifieke locaties kan in het geding komen door verschillende factoren
zoals weerstand van bewoners tegen plannen. In deze situatie heeft de provincie niet
direct een rol, tenzij deze locatie cruciaal is om te voorzien in de woningbehoefte.
In de Kamerbrief over de versnelde aanpak van het woningtekort2 bent u geïnformeerd over hoe ik generiek met alle provincies inzet op voldoende plancapaciteit,
waarbij ook voldoende alternatieven beschikbaar zijn wanneer vertraging en planuitval
optreedt.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het van belang is om tot gemengde wijken te komen en dat dergelijke
initiatieven als ontplooid in het artikel daarbij kunnen helpen?
Antwoord 3
Het is wenselijk om op lokaal niveau de menging van wijken te bevorderen waar een
te eenzijdige woningvoorraad negatieve effecten heeft op de leefbaarheid en kansen
van bewoners. Dat betekent niet dat menging van de woningvoorraad een doel op zichzelf
voor elke wijk is. Een wijk met een woningvoorraad van relatief hoge kwaliteit met
een zeer goede leefbaarheid kan wel kansen bieden voor aangrenzende wijken waar sprake
is van een woningvoorraad van slechte kwaliteit en waar leefbaarheid een probleem
is. Daarnaast kan de ruimtelijke voorkeur om mogelijkheden binnen bestaand bebouwd
gebied te benutten in combinatie met en vraag naar betaalbare woningen ertoe leiden
dat het wenselijk is om in een ruim opgezette woonwijk bij te bouwen.
Deze afweging is lokaal van aard. Wel ben ik betrokken bij de versnelde realisatie
van een aantal woningbouwlocaties in de woondealgebieden die de belangrijke bijdrage
leveren aan de regionale opgave, waarbij ik ook oog heb voor het type woningen dat
wordt gerealiseerd. Bovendien zet ik me in voor 16 stedelijke vernieuwingsgebieden
waar de leefbaarheid in het geding is. Waar relevant zal ik zorgen dat daar kansen
worden meegenomen die er liggen in aangrenzende wijken en ontwikkelgebieden voor nieuwbouw.
Vraag 4
In hoeverre klopt de veronderstelling dat er in de doelstelling om tot gemengde wijken
te komen vaker sprake is van het mengen van wijken met relatief veel sociale woningbouw,
terwijl menging van wijken met relatief hoge huizenprijzen moeilijker totstandkomt?
Antwoord 4
Helaas beschik ik niet over feitelijke informatie over de mate waarin weerstand van
bewoners een vertragende rol speelt in woningbouwprojecten gerelateerd aan hoe het
type woningen dat gebouwd wordt zich verhoudt tot de bestaande wijk. Voor mij staan
de kwaliteit van de woningvoorraad, de leefbaarheid van wijken en de kansen voor de
mensen die daar wonen voorop. Het kan dan wenselijk zijn om ten behoeve van de omstandigheden
in de ene wijk ook de voorraad in een wijk met hoge woningprijzen en navenant goede
kwaliteit en leefbaarheid te mengen. Zoals gezegd is het wat mij betreft geen doel
op zichzelf voor elke wijk. Betrokkenheid van omwonenden is een belangrijke factor
in de ontwikkeling van elke woningbouwlocatie, en kan vaak veel zorgen van omwonenden
verminderen, ook wanneer woningen gebouwd worden voor een andere groep dan de huidige
bewoners van de wijk. Het is daarom vooral van belang dat de gemeente de burgerparticipatie
vanaf het begin goed organiseert.
Vraag 5
Indien deze veronderstelling klopt, kunt u reflecteren op de redenen waarom dit zo
is en op welke wijze ook in buurten met relatief duurdere woningen gemengd wonen gestimuleerd
wordt?
Antwoord 5
Zoals ik onder vraag 3 heb gesteld kan een wijk met een woningvoorraad van relatief
hoge kwaliteit met een zeer goede leefbaarheid kansen bieden voor aangrenzende wijken
waar sprake is van een woningvoorraad van slechte kwaliteit en waar leefbaarheid een
probleem is. Bij mijn gebiedsspecifieke inzet voor 16 stedelijke vernieuwingsgebieden
waar de leefbaarheid in het geding is zal ik er daar waar relevant op inzetten dat
kansen in aangrenzende wijken en ontwikkelgebieden voor nieuwbouw worden meegenomen.
Vraag 6
Op welke manier spant u zich met gemeenten in om ook de bouw van kleinere en dus goedkopere
woningen te stimuleren, zodat ook starters makkelijker betaalbare woonruimte kunnen
vinden?
Antwoord 6
Hoewel de grootte van de woning een factor van invloed is op de prijs, zijn er veel
meer factoren die de prijs van een woning bepalen. Denk daarbij aan de regio waarin
een woning ligt, de bereikbaarheid en locatie ten opzichte van voorzieningen, de duurzaamheid
en de kwaliteit. Ook is de groep starters divers en heeft de ene starter behoefte
aan een kleine woning nabij OV en voorzieningen, terwijl de ander een eengezinswoning
met een tuin zoekt.
Het vinden van een goede woning die past bij de behoefte en het budget is voor elk
van deze starters van belang. Gemeenten spelen hierin een belangrijke rol. Platform 31
heeft daarom in mijn opdracht 34 maatregelen in kaart gebracht waarmee gemeenten starters
op de woningmarkt kunnen helpen. Hier wordt kleiner bouwen als één van de maatregelen
genoemd. De bouw van meer betaalbare woningen stimuleer ik daarnaast door de voorwaarden
die ik heb gekoppeld aan de woningbouwimpuls. Om in aanmerking te komen voor een impulsbijdrage
dient een project een substantieel aandeel betaalbare woningen te bevatten.
Vraag 7
Welke inspanningen pleegt u om starters te stimuleren zelf (via CPO) met plannen voor
de realisatie van nieuwbouw te komen? Verhoudt de in dit artikel beschreven situatie
zich met deze inspanningen?
Antwoord 7
Op dit moment stimuleer ik starters niet gericht om via Collectief particulier Opdrachtgeverschap
(CPO) een woning te realiseren. In hoeverre CPO een geschikt model is, is van vele
factoren afhankelijk zowel wat het project en de locatie betreft als de woningzoekenden.
Dit betreft een lokale afweging die gemeenten het beste kunnen maken. Wel moedig ik
deze vorm van projectontwikkeling aan. Voor specifieke kennis om CPO toe te passen
kunnen gemeenten zich daarom wenden tot het Expertteam woningbouw. Het expertteam
kan bekijken welke vorm van CPO het meeste kans maakt per specifiek geval of bekijken
hoe een vastgelopen CPO vlot getrokken kan worden. Daarnaast zet ik zoals hierboven
omschreven gericht in op meer woningbouw voor starters.
Vraag 8
In hoeverre onderschrijft u de conclusie van het CPB3 dat gemeenten geen prikkel kennen om grond toe te kennen aan nieuwbouw vanwege het
feit dat zittende bewoners er geen belang bij hebben en er weinig financieel profijt
is voor gemeenten en hoe stimuleert u gemeenten voldoende grond beschikbaar te stellen
voor nieuwbouw?
Antwoord 8
De constatering van het CPB is gebaseerd op de aannames dat gemeenten in hun besluiten
over woningbouw meer belang hechten aan de positie van huidige bewoners dan aan die
van potentiële toekomstige bewoners, en dat huidige bewoners over het algemeen tegenstander
zijn van nieuwe ontwikkelingen. De specifieke casus in Deurne laat zien dat het vaak
ook huidige bewoners zijn die hechten aan de ontwikkeling van woningbouw, bijvoorbeeld
omdat jongeren in de gemeente willen blijven wonen. Ook wanneer huidige bewoners zelf
niet de beoogde doelgroep zijn, kunnen bewoners belang hebben bij nieuwe ontwikkelingen,
bijvoorbeeld omdat deze bijdraagt aan de vitaliteit en kwaliteit van de eigen leefomgeving.
De gemeente zal geen financieel nadeel ondervinden van de bouw van woningen bij woningbouwprojecten
zoals het project waar het artikel betrekking op heeft. De kosten voor het aanpassen
van straten, aanleg van groenvoorzieningen en dergelijke kunnen via de regeling voor
het kostenverhaal in rekening worden gebracht. Ook kan de gemeente meer inkomsten
uit de onroerendzaakbelasting ontvangen. De mogelijkheden om kosten te verhalen zijn
beperkter bij grootschalige woningbouwlocaties waar sprake is van hoge bovenplanse
kosten zoals grote investeringen in infrastructuur.
Met provincies zet ik generiek in op beschikbaarheid van voldoende plancapaciteit,
zoals ik heb omschreven onder vraag 2. Daarnaast draag ik middels de woningbouwimpuls
bij aan woningbouwlocaties met een publieke onrendabele top. Met de eerste tranche
draag ik zo bij aan de realisatie of versnelling van circa 51.000 woningen, waarvan
65% in het betaalbare segment. Ook de korting op de verhuurderheffing voor nieuwbouw
draagt bij aan de financiële mogelijkheden om met name meer sociale huurwoningen te
realiseren.
Vraag 9
Wat kunt u – in overleg met gemeenten en provincies – doen om te voorkomen dat op
grotere schaal eigen plannen voor de realisatie van nieuwbouw in een late fase van
het traject alsnog geen doorgang kunnen vinden?
Antwoord 9
In algemene zin heb ik geen aanwijzingen dat op grotere schaal bouwplannen van particulieren
geen doorgang vinden. Wel is het voor particulieren soms lastig een planvormingsproces
te doorlopen. Om het planvormingsproces voor particulieren toegankelijker te maken
zet ik in op de Omgevingswet. Met de Omgevingswet kunnen initiatiefnemers ervoor kiezen
om eerst vergunningen voor het meest kritieke onderdeel van de planvorming aan te
vragen. Hierdoor wordt sneller inzichtelijk of een plan kans van slagen heeft. Voorafgaand
aan de vergunningverlening blijft het van belang de participatie van omwonenden goed
vorm te geven. Indien er bezwaren van omwonenden zijn kunnen die eventueel vertaald
worden in de planontwikkeling. Wanneer gemeenten behoefte hebben aan ondersteuning
om ruimte te bieden aan particuliere initiatieven, dan is daarvoor het Expertteam
Woningbouw beschikbaar.
Vraag 10
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.