Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Von Martels over het artikel 'Zwaar weer dreigt voor boeren bij Wierdense Veld'
Vragen van het lid Von Martels (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het artikel «Zwaar weer dreigt voor boeren bij Wierdense Veld» (ingezonden 7 oktober 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 6 november
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 504.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel over het Wierdense Veld waarin wordt gesuggereerd dat
u onderzoek heeft laten doen door twee partijen die al eerder onderzoek hebben gedaan
en betrokken zijn geweest bij het Wierdense Veld? Zo ja, kunt u aangeven in welke
mate hier inderdaad sprake van is en waarom er niet werd gekozen voor partijen waarvan
de onafhankelijkheid bij voorbaat geborgd kan worden?1
Antwoord 1
In het artikel van 6 oktober 2020 worden twee onderzoeksrapporten genoemd, die op
13 oktober 2020 openbaar zijn geworden (Kamerstuk 32 670, nr. 200). De rapporten hebben betrekking op Natura 2000 als geheel. Het Wierdense Veld is
slechts één van de voorbeelden die in het rapport van Arcadis behandeld worden. In
het onderzoeksrapport van Witteveen+Bos wordt niet specifiek ingegaan op dit Natura
2000-gebied.
Voor de onderzoeken naar Natura 2000 was specialistische én brede kennis benodigd.
Er zijn niet veel partijen die de juiste expertise hebben. Arcadis en Witteveen+Bos
hebben deze wel. De opdrachten aan beide bureaus zijn via een aanbestedingsprocedure
verleend.
Wat betreft de eerdere betrokkenheid van de genoemde bureaus bij Wierdense Veld heeft
Arcadis in 2008 een rapport over dit gebied geschreven. Witteveen+Bos heeft meegewerkt
aan een kosten-batenanalyse (MKBA) en de PAS-gebiedsanalyse Wierdense Veld. Beide
bureaus hadden geen specifiek belang bij een bepaalde uitkomst van nieuw onderzoek.
Uit het onderzoeksrapport van Arcadis blijkt dat voor de ecologische conclusies over
het Wierdense Veld zeven bronnen zijn gebruikt, waarvan slechts één van Arcadis zelf.
De juridische conclusie is afkomstig van juristen van buiten Arcadis. Een begeleidingscommissie
en een breed samengestelde klankbordgroep heeft toegezien op een heldere en overtuigende
onderbouwing. De onafhankelijkheid was dus goed geborgd.
Vraag 2
Heeft u gelezen dat volgens de boeren uit het gebied de richtlijnen voor het verminderen
van stikstofuitstoot onhaalbaar zijn, omdat alleen al vanuit het buitenland vier keer
zoveel stikstof in het gebied neerdaalt als is toegestaan? Zo ja, kunt u aangeven
hoe u de haalbaarheid van de stikstofdoelen voor de desbetreffende boeren voor u ziet
met het oog op de stikstofdepositie vanuit het buitenland?
Antwoord 2
De doelstelling van het kabinet is dat in 2030 ten minste de helft van de hectaren
met stikstofgevoelig Natura 2000-gebied onder de kritische depositiewaarden wordt
gebracht. Dit is een resultaatsverplichting die wettelijk wordt vastgelegd. Deze doelstelling
komt overeen met 26% reductie van emissies door binnenlandse bronnen. Binnen de resultaatsverplichting
is er ruimte om in sommige gebieden een minder groot deel van de hectaren onder de
kritische depositiewaarde te brengen, als een ander gebied dat compenseert. Tegelijkertijd
wordt onder regie van de provincie in de gebiedsgerichte aanpak specifieke aandacht
aan dergelijke gebieden besteed, om te bezien hoe ondanks de ligging zo effectief
mogelijk aan de doelstelling voldaan kan worden. Tot slot worden de mogelijkheden
verkend om met de buurlanden te komen tot een grensoverschrijdende stikstofaanpak,
met specifieke aandacht voor de Natura 2000-gebieden in de grensstreek.
Vraag 3
Klopt het dat de onderzoeken, waarvoor u opdracht heeft gegeven, aantonen dat het
behoud van hoogveen in het Wierdense Veld haalbaar is, ook als de drinkwaterwinning
in het gebied wordt voortgezet?
Antwoord 3
In het rapport van Arcadis wordt niet expliciet ingegaan op de drinkwaterwinning,
omdat het geen onderdeel was van de onderzoeksvraag om na te gaan of er structureel
zwakke gebieden zijn. Wel zijn bronnen gebruikt, zoals de PAS-gebiedsanalyse en de
ecologische beoordeling uit 2019, waarin dat wel is gedaan. Uit die bronnen bleek
dat een combinatie van interne maatregelen in het gebied en vernattingsmaatregelen
in de omgeving voldoende perspectief biedt voor het bereiken van het kortetermijndoel:
stoppen achteruitgang/behoud aangewezen natuurwaarden in het Wierdense Veld. Er was
geen reden voor de onderzoekers om deze conclusies in twijfel te trekken.
Vraag 4
Klopt het dat deze uitkomst concreet betekent dat Nederland in het kader van de Natura
2000-wetgeving juridisch verplicht is om in te zetten op het behoud van hoogveen,
ongeacht de maatschappelijke kosten? Zo ja, welke bestuurlijke afwegingsruimte is
er op landelijk en/of provinciaal niveau?
Antwoord 4
Arcadis concludeert dat geen sprake is van een situatie waarin het Wierdense Veld
definitief geen bijdrage meer kan leveren aan de instandhouding van de habitattypen
en/of aan de vorming van het netwerk Natura 2000. Het Natura 2000-gebied Wierdense
Veld is niet structureel zwak. Tevens behoort het gebied tot de vijf belangrijkste
gebieden voor Herstellende hoogvenen en is daarmee dus ook van groot belang voor het
bereiken van een landelijk gunstige staat van instandhouding voor dat habitattype.
Op grond van de Habitatrichtlijn mogen de natuurwaarden van het gebied niet verslechteren
en moeten maatregelen worden getroffen om dat te voorkomen. De Habitatrichtlijn geeft
overigens ruimte om bij het nemen van die maatregelen rekening te houden met de vereisten
op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden.
In algemene zin ziet het kabinet voorbeelden van gebieden waarbij de omvang van de
ingrepen en de zekerheid over het te bereiken resultaat mogelijk op gespannen voet
met elkaar staan, zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief van 13 oktober 2020 (Kamerstuk
32 670, nr. 200). Het kabinet is daarom voornemens het gesprek met de Europese Commissie aan te gaan
over de proportionaliteit van de te nemen maatregelen in het kader van Natura 2000.
Vraag 5
Kunt u aangeven wat de raming is van de investering (ontwikkel- en beheerkosten in
het natuurgebied zelf en opgave voor de omliggende landbouwgrond) om het hoogveen
in Wierdense Veld te behouden?
Antwoord 5
De provincie Overijssel heeft een indicatieve raming van de totale kosten van de investeringen
om het hoogveen te behouden. Deze bedraagt naar de huidige inzichten ca 39,5 miljoen euro.
Hiervan is ca 6–8 miljoen euro nodig voor maatregelen in het natuurgebied zelf en
is ca 31,5 miljoen euro nodig voor maatregelen op landbouwgronden buiten het natuurgebied
(inclusief de vergoeding van schade aan eigenaren van grond en gebouwen). Deze indicatieve
raming is gebaseerd op het maatregelpakket uit de in 2017 door gedeputeerde staten
van Overijssel vastgestelde Natura 2000 Gebiedsanalyse Wierdense Veld en op aanvullende
maatregelen die in beeld zijn gekomen bij de uitwerking van de Gebiedsanalyse tot
een inrichtingsplan. Door die aanvullende maatregelen is de huidige raming ca 20 miljoen euro
hoger dan de oorspronkelijke raming. Bij verdere planuitwerking kan deze raming wijzigen.
De bijdrage van de provincie Overijssel aan het Landschap Overijssel voor het natuurbeheer
in het Wierdense Veld bedraagt jaarlijks ca 92.500 euro.
Vraag 6
Welke zekerheid is er dat met deze investering het hoogveen ook daadwerkelijk op lange
termijn behouden blijft?
Antwoord 6
Er is voldoende zekerheid om de benodigde investering te doen, zo blijkt uit de vele
onderzoeken die door de jaren heen zijn uitgevoerd. Daar waar in andere gebieden soortgelijke
maatregelen zijn uitgevoerd, is gebleken dat ze effectief zijn. Een onzekere factor
voor het Wierdense Veld is de drinkwaterwinning. De winningen zijn langjarig gemiddeld
ruim onder het vergunde niveau benut, maar dat kan in de toekomst anders worden. Goede
monitoring van de benutting van de winningen, de waterhuishouding in het gebied en
de ontwikkeling van de vegetatie is nodig voor de omgang met deze onzekerheid.
Vraag 7
Vindt u de verhouding tussen kosten en baten proportioneel en bent u bereid om de
proportionaliteit van de investering in relatie tot het beoogde doel ten principale
in Brussel ter discussie te stellen en afwegingsruimte te bedingen op landelijk niveau?
Antwoord 7
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.