Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het bedrijfslevenbeleid
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 442
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 december 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over
de antwoorden op vragen commissie over Bedrijfslevenbeleid (Beantwoording overige
vragen) (Kamerstuk 32 637, nr. 417), de brief Naar meer focus in de Acquisitie van buitenlandse bedrijven (Kamerstuk
32 637, nr. 415), de actuele CBS-cijfers met betrekking tot de handel met het Verenigd Koninkrijk
in 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 384), de recente ontwikkelingen bij het bedrijf Unilever (Kamerstuk 32 637, nr. 422), de kabinetsreactie Monitoringsrapportage boekjaar 2018 Monitoring Commissie Corporate
Governance Code, de inzet van dwanglicenties bij hoge prijzen van medicijnen (Kamerstuk
29 477, nr. 659), het overzicht wet- en regelgeving ter borging van economie, innovatie en werkgelegenheid
bij ongewenste overnames en investeringen (Kamerstuk 30 821, nr. 115), de invulling aan de gewijzigde motie van het lid Omtzigt c.s. over behoud van werkgelegenheid
bij Vredestein/Apollo in Enschede (Kamerstuk 29 544, nr. 1022), de nadere reactie op SOMO-rapport «Overpriced: Drugs developed with Dutch Public
Funding» (Kamerstuk 29 477, nr. 662) en de stand van zaken voorbereidingen afloop overgangsperiode EU-VK en economische
gevolgen (Kamerstuk 35 393, nr. 6).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 oktober 2020 aan de Minister en Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 3 november 2020 zijn de
vragen, die betrekking hebben op COVID-19, datacenters, maakindustrie, Apollo Vredestein,
Unilever, VDL Nedcar, Tata Steel, Lighthouse, Smart Photonics en Apotex, beantwoord.
De overige vragen zullen op een later tijdstip worden beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Renkema
Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister en Staatssecretaris
12
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief over meer focus in de acquisitie van
buitenlandse bedrijven over de grote verschillen tussen Nederlandse en buitenlandse
bedrijven op het gebied van onder andere productiviteit, salarissen en research &
development (R&D) uitgaven. Deze leden vragen of bekend is waarom deze verschillen
zo groot zijn en wat hieraan ten grondslag ligt. Zij lezen dat het aantal grote investeringsprojecten
wereldwijd afneemt. Hoe is de afname van grote investeringsprojecten in en van Nederland?
Zijn hier concrete cijfers van beschikbaar? Welk effect heeft dit op Nederland en
waar is dit voornamelijk merkbaar? Ook lezen deze leden dat de aard van de investeringen
verandert. Kan dit nader worden toegelicht? Over welke uitdagingen en kansen spreekt
de Minister? Zij vragen of deze strategie tussentijds geëvalueerd zal worden en of
er aan de hand van een dergelijke evaluatie wijzigingen kunnen worden aangebracht.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er verschillende focusgebieden zijn waarop de
inspanningen worden geïntensiveerd. Deze leden vragen hoeveel tijd de Netherlands
Foreign Investment Agency (NFIA) voor deze intensivering uittrekt en wanneer de Minister
verwacht antwoord te hebben op de gestelde vragen bij de focusgebieden. Zij lezen
dat de investeringen een startpunt zijn voor hoogwaardige vervolginvesteringen in
R&D. Hoeveel procent van de vervolginvesteringen in R&D komt van buitenlandse bedrijven
en hoeveel procent komt vanuit Nederlandse bedrijven? Hoe wordt dit mogelijke verschil
verklaard? Waarom investeren buitenlandse bedrijven meer in R&D dan Nederlandse bedrijven?
De leden van de VVD-fractie lezen dat over de periode 2015–2019 het aantal projecten
per jaar met hoofdactiviteit R&D bijna is verdubbeld. Wat is hierin de verhouding
buitenlandse/ Nederlandse projecten? Hoe verklaart de Minister deze verdeling? Deze
leden lezen dat de NFIA sterker gaat focussen op projecten van buitenlandse bedrijven
die bijdragen aan innovatie, verduurzaming of digitalisering van de Nederlandse samenleving.
Wat houdt zo’n sterkere focus in? Hoe wordt deze focus uitgedragen? Zij lezen dat
er van kwantiteit naar kwaliteit zal worden gegaan. Met welk aantal zal de hoeveelheid
projecten naar verwachting dalen?
De leden van de VVD-fractie zijn blij om te lezen dat Nederland in de breedte een
aantrekkelijk vestigingsklimaat heeft. Deze leden lezen verder dat de twee belangrijkste
aandachtspunten geschikt personeel en het belastingstelsel zijn. Over wat voor personeel
gaat dit en welke knelpunten zijn geïdentificeerd in het huidige belastingstelsel?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de stikstofproblematiek een groot punt van zorg
is en dat dit een reden kan zijn voor buitenlandse bedrijven om zich niet in Nederland
te vestigen. Is het bekend hoeveel bedrijven tot nu toe zich ergens anders hebben
gevestigd vanwege deze problematiek? Naar welke instrumenten kijkt de Minister om
dit aan te pakken en op welke termijn kan de Kamer de structurele aanpak verwachten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat in bepaalde gevallen buitenlandse controle over
economische activiteiten in Nederland belangen kan schaden. Deze leden vragen of deze
gevallen bekend zijn en of deze gedeeld kunnen worden. Wat was in deze gevallen de
aanpak van de Minister? Hoe vaak vinden dit soort gevallen plaats? Zij lezen in box
1 dat de cijfers van het CBS dateren uit 2017. Worden deze cijfers binnenkort opnieuw
geactualiseerd? Hoe zijn deze cijfers verklaarbaar? Waarom geven deze bedrijven relatief
veel uit aan R&D in vergelijking met Nederlandse bedrijven? In welke sectoren zijn
deze bedrijven het meest actief? Deze leden lezen dat een buitenlandse investering
of overname ongewenst kan zijn als deze een niet-marktgedreven karakter heeft. Hoeveel
buitenlandse investeringen en overnames hebben een dergelijk karakter? Hoe is dit
te achterhalen? Hoe vaak komt het voor dat pas achteraf kan worden bepaald dat de
investering of overname een niet-marktgedreven karakter had?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er bedrijven actief zijn in vitale processen
waarvan het aandeelhouderschap privaat en vrij verhandelbaar is. Worden er bij deze
bedrijven risico-inschattingen gemaakt op het gebied van buitenlandse investeringen?
Wat zijn de best practices voor bedrijven die actief zijn in vitale processen qua
bescherming van overnames van hun bedrijf? Beschikken bedrijven die actief zijn in
vitale processen over de kennis en middelen om te achterhalen wat de precieze aard
is van een investering? Komt het vaak voor dat deze bedrijven de hulp inroepen van
de overheid? Hoe hebben bedrijven, waarbij het aandeelhouderschap privaat en vrij
verhandelbaar is, te maken met een niet-marktgedreven investering? Hoe staat dit in
verhouding met aanbieders die onderdeel of eigendom van de overheid zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen dat in het SOMO-rapport wordt geconcludeerd dat
er bij de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) en het Innovatiekrediet te
weinig rekening wordt gehouden met maatschappelijke effecten. Heeft de Staatssecretaris
deze signalen vaker ontvangen? Hoeveel ondernemers die moeite hebben met het vinden
van voldoende financiering worden uiteindelijk geholpen met het Innovatiekrediet?
Wat is de reden dat deze ondernemers niet voldoende financiering kunnen vinden? Hoe
groot is het gat gemiddeld wat het Innovatiekrediet in deze gevallen dicht?
De leden van de VVD-fractie zijn nog in afwachting van het antwoord op de Kamervragen
gesteld door lid Wiersma, maar hebben aanvullend nog vragen over de ROM’s en de aanvragen
van start-ups voor financiering. Deze leden vragen of er bij de beoordeling van de
aanvraag van financiering ook wordt gekeken naar de maatschappelijke effecten van
desbetreffende aanvrager. Hoe vaak maken start- en scale-ups gebruik van het innovatie-instrumentarium
ten opzichte van andere bedrijven? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe groot het
aandeel start- en scale-ups is van het totale aantal ontvangers van het Innovatiekrediet?
Wat is het gemiddelde bedrag dat deze ondernemingen per toekenning ontvangen? In berichtgeving
kwam naar boven dat start-ups massaal zijn afgewezen door ROM’s bij hun aanvragen
voor de Corona-OverbruggingsLening (COL), zijn scale-ups ook tegen blokkades aangelopen
bij de aanvraag van financiering? Zo nee, wat is hier de verklaring voor? Hoeveel
scale-ups hebben financiering toegewezen gekregen via de COL en hoeveel zijn er afgewezen?
Wat was hier de motivatie voor?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met kennisgenomen van de geagendeerde stukken.
Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen naar aanleiding van het verslag
van het schriftelijk overleg over Bedrijfslevenbeleid d.d. 2 april 2020. In antwoord
op vragen van de leden over Invest-NL schrijft de Minister (antwoord 20): «Invest-NL
werkt onverminderd door aan de ontwikkel- en investeringsopgaven maar heeft op dit
moment veel oog voor de coronacrisis. Zo is intern een speciale Coördinatiegroep Corona
in het leven geroepen waarmee aangesloten wordt op alle mogelijke financieringsvragen
die corona-crisis gerelateerd zijn. Die vallen in deze periode in de hoogste prioriteitencategorie
en worden met spoed behandeld. Specifiek voor mkb financiering is Invest-NL in gesprek
met partijen die financiering nodig hebben om het mkb overbruggingskredieten te kunnen
leveren. Daarnaast is Invest-NL goed aangesloten bij de Europese maatregelen en hoe
deze met financiers en bedrijven naar Nederland gebracht kunnen worden.» Kan de Minister
aangeven wat de resultaten van de Coördinatiegroep Corona van Invest-NL zijn? Hoeveel
coronacrisis gerelateerde financieringsaanvragen er zijn gedaan? Hoeveel daarvan zijn
opgelost met behulp van Invest-NL? Hoeveel aanvragen zijn doorverwezen en afgewezen?
Hoeveel overbruggingskredieten aan het midden- en kleinbedrijf (mkb) zijn er via Invest-NL
geleverd, en hoeveel Europese maatregelen/middelen zijn naar Nederland gebracht? Heeft
de Minister daarnaast een volledige lijst van initiatieven/projecten die tot dusver
via Invest-NL zijn gefinancierd?
De leden van de CDA-fractie lezen de antwoorden van de Minister op vragen over het
Nederlandse vestigingsbeleid-en klimaat voor internationale kenniswerkers (antwoord
40, 41, 42, 43 en 44). Deze leden vragen naar aanleiding daarvan in welke mate de
coronacrisis van invloed is op de positie van Nederland als vestigingsland voor internationaal
talent. In hoeverre zou een regeling als de regeling kenniswerkers, die in de periode
2009–2010 tot doel had om gedurende de economische crisis onderzoekers/kenniswerkers
voor Nederlandse bedrijven te behouden, ook in de huidige crisis een goed instrument
kunnen zijn om talent voor Nederland te behouden? Is de Minister bereid dit te laten
verkennen?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief over de langetermijnstrategie
van het kabinet voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven. Deze leden zien de
uitvoering van de motie van het lid Amhaouch c.s. over de focus leggen op activiteiten
die bijdragen aan de specifieke doelstellingen van het kabinet (Kamerstuk 32 637, nr. 346) terug in de nieuwe prestatieafspraken met de NIFA voor 2020–2025. Zij zijn benieuwd
in hoeverre externe kennispartners en veldpartijen een rol kunnen spelen bij de gerichte
acquisitie van bedrijven en in welke mate dit reeds gebeurt. Hoe wordt aan expertiseopbouw
gedaan, bij de NIFA en de verschillende departementen? Is behalve de acquisitie van
nieuwe bedrijven ook het uitbouwen van bestaande bedrijven een prioriteit van de Minister?
Op welke manieren geeft de Minister dit vorm? Hoe presteert het Nederlandse acquisitiebeleid
ten opzichte van het beleid in de ons omringende landen, zowel qua middelen beschikbaar
voor acquisitie als qua resultaten? Kan de Minister schetsen wat de gevolgen van de
coronacrisis zijn voor (de resultaten van) het Nederlandse acquisitiebeleid, bijvoorbeeld
als het gaat om het aantal buitenlandse bedrijven in Nederland, de omvang van buitenlandse
investeringsprojecten en de werkgelegenheid (directe banen)? Ziet de Minister reden
om naar aanleiding van de coronacrisis de Invest in Holland strategie 2020–2025 te
actualiseren teneinde ook onder de huidige omstandigheden buitenlandse bedrijven te
blijven aantrekken? Zo ja, op welke punten/pijlers? Wat gaat binnen de pijler Vestigingsklimaat
het Invest in Holland Focus Team Talent precies doen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de NIFA en het Innovatie Attaché Netwerk
(IAN) ter versterking van het Nederlandse innovatie-ecosysteem samenwerken in een
pilot waarbij één NIFA- en één IAN-medewerker gezamenlijk in de Verenigde Staten zijn
gestationeerd. Hoe verloopt deze pilot tot dusver en ziet de Minister aanknopingspunten
om dergelijke combinaties ook elders in de wereld op te zetten? In welke landen acht
de Minister die het meest kansrijk?
De leden van de CDA-fractie zijn bekend met het initiatief NLinBusiness. Wat kan de
Minister melden over de resultaten die NLinBusiness boekt en de doelgerichtheid? Kan
de Minister een overzicht geven van buitenlandse handelsmissies in de periode 2019
tot heden en de vertegenwoordiging van het mkb daarin? Op welke wijze zijn handelsmissies
toegankelijk voor het mkb? Ziet de Minister aanknopingspunten voor verbetering? Wat
zijn de ervaringen met internetportaal Acces2Markets, waarmee mkb-ondernemers worden
bijgestaan met zaken doen buiten de Europese Unie (EU)?
De leden van de CDA-fractie zijn positief over de bevindingen van de commissie-Van
der Meer Mohr ten aanzien van de implementatie van de nieuwe Corporate Governance
Code door vennootschappen en de stappen die zijn gezet. Deze leden onderschrijven
de suggesties ten aanzien van langetermijnwaardecreatie (zoals «een goede geïntegreerde
verslaggeving waarbij ook expliciet aandacht is voor transparante duurzaamheidsverslaggeving»)
en het belang van cultuur en gedrag in een onderneming. Op welke manier(en) zou de
gewenste vooruitgang op deze punten kunnen worden gestimuleerd?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister in zijn brief ter uitvoering van
de motie van de leden Wiersma en Van den Berg over het verkennen van waarborgen om
onze economie, innovatie en werkgelegenheid te beschermen (Kamerstuk 30 821, nr. 106) schrijft dat vanwege de toenemende dynamiek in de marktwaarde van bedrijven die
de coronacrisis met zich meebrengt het van belang waakzaam te zijn op ongewenste buitenlandse
overnames en investeringen. Is dit voor de Minister reden om uitgestelde wetgeving
ten behoeve van het stelsel van investeringstoetsing te versnellen (was beoogd eind
2020, nu 2021)? Hoe past de inzet om SMART Photonics en Apotex in Nederland te houden
in het in de brief omschreven beleid? Hoe zal de Minister naar de toekomst toe opereren
wanneer zich dergelijke strategische kansen zich voordoen? Met welk gevoel kijkt de
Minister in dit verband terug op het «verlies» van de productie van medische isotopen
met Lighthouse aan België?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de uitvoering van de gewijzigde
motie van het lid Omtzigt c.s. over behoud van werkgelegenheid bij Apollo Vredestein
in Enschede (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1556). Deze leden lezen dat overeenstemming is bereikt over het beperken van het banenverlies
tot 528. Is de verwachting dat deze mensen met het sociaal plan allemaal van werk
naar werk zullen kunnen worden geholpen? Kan de Minister verder aangeven of een stabiele
toekomst van Apollo-Vredestein Enschede nu is veilig gesteld? Wil hij toezeggen dat
kabinet en regio met Apollo-Vredestein in gesprek blijven over de voorwaarden voor
de duurzame vestiging in Enschede op lange termijn, in het licht van de internationale
concurrentie op het gebied van de productie van banden? Zijn er voornemens om de productie
slimmer te maken, verdergaand te digitaliseren en/of te vergroenen (meer circulair,
minder gasverbruik)? Heeft Apollo Vredestein daartoe zelf plannen en hoe kan de overheid
hierbij helpen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van Europese middelen voor digitalisering
en/of vergroening van de maakindustrie (zoals het Just Transition Fund), zodat Twente/Nederland
een interessante vestigingslocatie blijft voor deze tak van de maakindustrie?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie van de leden
Amhaouch en Wiersma over een onderzoek naar de Nederlandse maakindustrie (Kamerstuk
35 300-XIII, nr. 42) en de motie van het lid Amhaouch c.s. over steun voor de maakindustrie in de herstelfase
na de coronacrisis en het versterken van regionale Smart Industrie Hubs (Kamerstuk
35 438, nr. 9)? Is de Minister bereid regio’s te ondersteunen in hun ambities en concrete inspanningen
om een aantrekkelijke vestigingslocatie te zijn voor slimme en schone maakindustrie?
Is de Minister van mening dat, indachtig de situatie rondom Apollo Vredestein, de
regels voor ruime staatsteun voor armere Oost-Europese regio’s zouden moeten worden
aangescherpt om oneigenlijke concurrentie tussen Europese regio’s te voorkomen? Waarom
wel of waarom niet?
De leden van de CDA-fractie willen graag van de Minister weten wat de stand van zaken
is ten aanzien van Tata Steel IJmuiden omtrent de aangekondigde reorganisatie en gevolgen
voor onder andere de werkgelegenheid. Deze leden vernemen graag van de Minister welke
ministeries, op welke manier(en), betrokken zijn bij de gebiedsontwikkeling uitbreiding
VDL Nedcar in Noord-Limburg. Hoe wordt de motie van het lid Amhaouch c.s. over steun
voor de maakindustrie in de herstelfase na de coronacrisis (Kamerstuk 35 438, nr. 9) hierbij betrokken? In welke mate is er afstemming met de provincie Limburg om gezamenlijk
kansen te benutten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de verschillende
geagendeerde stukken. Deze leden willen graag aandacht voor en vragen stellen over
de hoge prijzen van medicijnen, handel met het Verenigd Koninkrijk in het geval van
een no deal en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO).
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het ontzettend belangrijk dat de aanpak
van de coronacrisis gecombineerd wordt met het voorkomen van een klimaatcrisis. Ondernemen
moet juist nu maatschappelijk verantwoord gebeuren. Dat vindt ook een meerderheid
van de Kamer (Kamerstuk 35 420, nr. 56), daarom betreuren deze leden dat het kabinet geen ambitie toont en geen eisen stelt
voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in de derde steunpakketten (Kamerstuk
35 420, nr. 105). Kan de Minister hier nader op in gaan? Wanneer is het onderzoek naar MVO als voorwaarde
voor steun, waar de Kamer om gevraagd heeft, afgerond? In Nederland zijn nog maar
weinig bedrijven die zeggen zich te houden aan de richtlijnen van de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) wat betreft maatschappelijk verantwoord
ondernemen. De Minister streeft naar een onderschrijving van 90 procent van de grote
bedrijven in Nederland aan deze richtlijnen in 2023. Nu is dit slechts 22 procent
van de grote bedrijven. Deze leden vinden dit zorgelijk. Hoe gaat de Minister dit
gat dichten? Is hij zich er van bewust dat hier maar heel weinig tijd voor is? In
hoeverre gaat hij ook verplichtingen en voorwaarden stellen bij bijvoorbeeld steunmaatregelen?
Deelt de Minister de mening dat het te laat is om alleen nog de focus te leggen op
verleiden en voorlichten van bedrijven om maatschappelijk verantwoord te ondernemen
zoals ook de Sociaal Economische Raad (SER) adviseert in hun rapport «Samen naar duurzame
ketenimpact»?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie
van de Staatssecretaris op het SOMO-rapport «Overpriced: Drugs developed with Dutch
Public Funding» (Kamerstuk 29 477, nr. 622). Deze leden zijn van mening dat de met publiek geld gefinancierde ontwikkeling van
geneesmiddelen primair ten goede moet komen aan de maatschappij en dat transparantie
en toegankelijkheid hierbij cruciaal zijn. Hoewel de beleidsmatige verantwoordelijkheid
voor publieke financieringsinstrumenten van bepaalde sectoren dus zeker bij het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat thuishoort, vragen deze leden of de beleidsmatige
verantwoordelijkheid van de gehele geneesmiddelenindustrie niet beter kan worden ondergebracht
bij het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Staatssecretaris in haar brief
toelicht dat «sinds 2011, onder het Kaderbesluit EZ-subsidies, duurzaamheidsbepalingen
voor het gehele instrumentarium van Economische Zaken Klimaat en is het mogelijk om
aanvragen af te wijzen die een inbreuk maken op de economische, ecologische of sociale
dimensie van duurzaamheid.» Deze leden zouden dan ook graag willen weten of de Staatssecretaris
binnen dit Kaderbesluit de mogelijkheid ziet om transparantie en toegankelijkheidsbepalingen
in te voeren. Zo nee, ziet de Staatssecretaris de mogelijkheid om deze bepalingen
door te voeren onder de bestaande duurzaamheidsbepalingen. Zij zijn namelijk van mening
dat het huidige geneesmiddelen ontwikkelingssysteem ver van duurzaam is.
Ook geeft de Staatssecretaris aan dat het gebruik van het innovatiekrediet kan concurrentie
tussen bedrijven stimuleren, waaronder op het terrein van innovatieve geneesmiddelen.
Deze leden vragen of de Staatssecretaris aanwijzingen heeft dat deze concurrentie
ook daadwerkelijk bevorderd is. Zij vragen of het gebrek aan transparantie binnen
de geneesmiddelenindustrie niet tot hogere winstuitkeringen in plaats van extra transparantie
leidt. De Staatssecretaris geeft verder aan geen waarde te zien in de aanbeveling
van het SOMO-rapport om concrete voorwaarden in de financieringsdocumentatie inzake
de toegankelijkheid voor de patiënt en de prijs van het eventuele product indien ROM’s
investeren in Life Sciences en Health bedrijven op te nemen. De Staatssecretaris refereert
hierbij aan het idee dat veel medicijn trajecten niet succesvol zijn. Deze leden vragen
echter of dit risico niet van tevoren gecalculeerd kan worden. Op het moment dat een
medicijn wel succesvol is komen de toegankelijkheid principes van kracht en zo niet
dan zal dit medicijn ook niet op de markt worden gebracht en zijn de toegankelijkheidseisen
dus ook niet relevant. Daarnaast geeft de Staatssecretaris aan, ten opzichte van het
Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren, de principes als handreiking te zien om tot
evenwichtige licentieovereenkomsten te komen. Deze leden vragen waarom deze principes
nog niet zijn vertaald in bepalingen. Ziet de Staatssecretaris hier op korte termijn
mogelijkheid toe?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
van de Minister inzake dwanglicenties (Kamerstuk 29 477, nr. 659). Deze leden betreuren dat de commissie niet succesvol is geweest in het komen tot
een gezamenlijke rapportage en vragen waarom deze commissie niet succesvol is geweest.
Kan de Minister toelichten wat de inhoudelijke verschillen van mening binnen de commissie
precies waren? Welke procedurele redenen ten grondslag lagen? Daarnaast geeft de Minister
aan dat met name in het Europeesrechtelijk kader er ruimte is voor verbetering. Deze
leden vragen waar de Minister die ruimte ziet. Ziet de Minister een rol voor zichzelf
om eventuele verbeteringen te bewerkstelligen?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden met de actie die de Staatssecretaris
neemt om voor te bereiden op een mogelijke no deal met het Verenigd Koninkrijk in
het ergste geval het terugvallen op regelgeving van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
Deze leden zien dat verschillende scenario’s zijn uitgewerkt. Toch maken zij zich
zorgen of de maatregelen op tijd uitgevoerd kunnen worden in het scenario van een
no deal. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren en hierin ook een laatste stand
van zaken meenemen met betrekking tot de onderhandelingen op economisch gebied? Deze
leden lezen daarnaast dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verschillende
bedrijven heeft voorbereid op de gevolgen van het aflopen van de overgangsperiode.
Hoe heeft de NVWA dit gedaan? Zij lezen dat de kosten voor het voldoen aan douaneformaliteiten
voor invoer en uitvoer van goederen tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland flink
zullen stijgen, vooral voor de snijbloemensector en de vleessector. In hoeverre is
bij deze laatste sector ook het dierenwelzijn door langere wachttijden bij de grens
meegenomen? Deze leden stelden hier eerder al vragen over en horen graag wat hier
mee gedaan is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Minister
en Staatssecretaris op vragen van de commissie over Bedrijfslevenbeleid en hebben
hierover verschillende (vervolg) vragen.
De leden van de SP-fractie merken op dat het project «Internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen (IMVO) maatregelen in perspectief» als doel heeft de effectiviteit
van het huidige beleid te evalueren en aan de hand van de uitkomsten en andere aanbevelingen
en lessen, bepalen of vernieuwing van /aanvulling op het huidige IMVO-beleid nodig
is. In de reactie op het advies van de SER over IMVO en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
erkent de Minister dat er wat betreft beleidscoherentie nog belangrijke stappen gezet
kunnen worden. Deelt de Minister de mening dat het aandeel bedrijven dat in de Transparantiebenchmark
aangeeft de OESO-richtlijnen te onderschrijven zeer laag is en dat er een versnelling
moet plaatsvinden om de doelstelling van 90 procent in 2023 te behalen? Kan de Minister
aangeven welke aanvullende maatregelen zij gaat nemen om deze 90-procentsdoelstelling
te behalen? Volgt hij daarbij het advies van de SER om ook dwingende beleidsmaatregelen
te gebruiken? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het staat met de voortgang van
het onderzoek van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland naar hoe een IMVO-kader
kan worden toegepast op het EZK-instrumentarium? Kan de Minister aangeven wanneer,
in het licht van de 90-procent doelstelling in 2023, hierover een besluit wordt genomen
en op welk moment kan worden begonnen met de invoering van deze IMVO-voorwaarden?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de ambitie om duurzame economische
groei te creëren. Deze leden delen de mening delen dat het aantrekken van buitenlandse
bedrijven die een bijdrage leveren aan de verduurzaming en digitalisering van onze
economie, de voorkeur geniet. Dit betekent echter niet dat ook bedrijven die deze
kwaliteit niet of in mindere mate bezitten, zich niet vestigen in ons land. Kan de
Minister aangeven in welke verhouding, met betrekking tot het wel of niet voldoen
aan criteria rond verduurzaming en digitalisering, bedrijven zich de afgelopen vier
jaar in ons land hebben gevestigd? Met andere woorden, hoe effectief is de gekozen
beleidsrichting? Kan de Minister aangeven hoe voorkomen wordt dat de vestiging in
ons land van datacenters en andere bedrijven met een grote energievraag leidt tot
een vertraging in het behalen van onze duurzame energiedoelen?
De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat belastingontwijking een speerpunt is
en dat de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) en het Invest in Holland netwerk
geen ondersteuning geven aan brievenbusmaatschappijen of andere papieren constructies.
Kan de Minister aangeven op welke wijze dit wordt getoetst? Worden ook bedrijven,
waarbij wel sprake is van reële economische activiteiten in ons land, getoetst op
zaken als belastingontwijking? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Deelt de
Minister de mening dat een voorspelbare en betrouwbare overheid ook transparant dient
te zijn als het gaat om afspraken tussen (buitenlandse) bedrijven en de belastingdienst
over de zekerheden die vooraf geboden worden over de fiscale impact van reële investeringen
in Nederland? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van Unilever. Kan
de Minister aangeven of de versimpeling van de organisatiestructuur van Unilever de
enige reden van het bedrijf voor deze wijziging is? Zo nee, welke andere redenen liggen
aan dit voornemen ten grondslag? Met dit voornemen wordt gekozen voor het Verenigd
Koningrijk als hoofdvestiging. Welke gevolgen zou dit hebben op de korte en lange
termijn en welke gevolgen of invloed heeft de Brexit (met of zonder akkoord) hierop?
Kan de Minister aangeven of er bij deze versimpeling sprake is van financiële en/of
belastingvoordelen voor Unilever? Zo ja, welke? Kan de Minister aangeven hoe hard
de toezeggingen van Unilever zijn als het gaat om de activiteiten in Nederland en
de eventuele vestiging in Nederland mocht F&R een zelfstandig beursgenoteerd bedrijf
worden?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie Monitoringsrapportage
boekjaar 2018 Monitoring Commissie Corporate Governance Code.
Kan de Minister aangeven op welke termijn de Europese Commissie zal bezien of er aanpassingen
in de onderzoeksmethodiek en de rapportage van haar bevindingen nodig zijn om haar
monitoringstaak beter uit te kunnen oefenen? Deze leden vragen om welk type bedrijven
het gaat, naar aard en omvang, als de 5,4 procent van de bedrijven die de verantwoording
van het beloningsbeleid niet naleeft.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe hij de infiltratie
van de lobbyisten van de farmaceutische industrie, die faliekant tegenstander zijn
van dwanglicenties, in een adviescommissie duidt. Op welke wijze is de samenstelling
van deze commissie tot stand gekomen? Daarnaast vragen deze leden of het gebruikelijk
is dat lobbyisten deel uit maken van een adviescommissie. Zij zijn blij dat er toch
een advies ligt en dat de eerste conclusie is dat het juridisch kader ruim genoeg
is voor zowel de overheid als de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om zo nodig dwanglicenties
in te zetten, mocht men daar vanuit hun eigen wettelijke kaders aanleiding toe zien.
Ook de Europese Unie lijkt hierbij niet in de weg te staan. Kan de Minister aangeven
of hij, met in achtneming van de zorgvuldigheid, ook voornemens is waar nodig dwanglicenties
in te zetten? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de mogelijkheden die de wet biedt
als het gaat om de borging van economie, innovatie en werkgelegenheid bij ongewenste
overnames en investeringen en hebben hierover een aantal vragen. Kan de Minister aangeven
hoe het kan dat 1,2 procent van de bedrijven in Nederland, die onder buitenlands zeggenschap
vallen, verantwoordelijk zijn voor maar liefst 18 procent van de werkgelegenheid,
39 procent van de totale bedrijfsomzet in ons land, 30 procent van alle investeringen,
een derde van alle R&D inspanningen en ook nog eens 7 procent beter betalen? Welke
oorzaken liggen hieraan ten grondslag? Wat zegt dit over de (slechte) staat en kwaliteit
van de 98,8 procent van de bedrijven met binnenlandse zeggenschap, die slechts verantwoordelijk
zijn voor 61 procent van de totale omzet? Is de Minister bereid een overzicht te geven
over hoe vaak het breed instrumentarium ter waarborging van publieke belangen, de
afgelopen vier jaar is ingezet tegen welke bedreiging en met welk resultaat? Deze
leden vragen of het klopt dat Nederland in Europa terughoudend was als het gaat om
te komen tot een Europees gelijkspeelveld-instrument. Zo ja, wat was daarvan de reden
en welk effect heeft dit gehad op het beleidsvoorstel van de Europese Commissie? Kan
de Minister aangeven wanneer het publieke belang dusdanig geschaad wordt dat overheidsinterventie
gerechtvaardigd is als dit geen barrières mag opwerpen voor Nederlandse bedrijven
in het buitenland en ook geen afschrikkende werking voor buitenlandse partijen mag
hebben om in Nederland te investeren?
De leden van de SP-fractie zijn verheugd met de 250 dagen bedenktijd die een bedrijf
heeft om zich te bezinnen, al menen deze leden dat het een gemiste kans is hier ook
de ondernemingsraad op een of andere manier bij te betrekken. Zij vragen of de mogelijkheden
die een onderneming heeft zich te beschermen tegen (vijandige) overname hiermee voldoende
is.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven welke concrete steun
door dit kabinet is geboden aan Apollo Vredestein en de gemeente Enschede. Op welke
wijze dit heeft bijgedragen aan het resultaat dat de ondernemingsraad op 10 juli 2020
heeft bereikt met de directie van Apollo Vredestein?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de nadere reactie op SOMO-rapport
«Overpriced: Drugs developed with Dutch Public Funding». Kan de Staatssecretaris aangeven
welke bijdrage en/of garantie het aangaan van het gesprek over transparantie en de
uiteindelijke prijsstelling concreet levert aan de effectieve beschikbaarheid van
de producten of diensten die ontwikkeld worden op grond van de gelicentiëerde kennis?
Deelt de Staatssecretaris de zorg over de mate van vrijblijvendheid bij het uitsluitend
het voeren van het gesprek? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben verschillende vragen en opmerkingen naar aanleiding
van de geagendeerd stukken.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording op de vragen
bij het vorige schriftelijke schriftelijk overleg Bedrijfslevenbeleid en vragen wat
de status is van het onderzoek van de RVO over het hanteren van een IMVO-kader bij
de EZK-instrumenten, waar in het antwoord van de Minister op vraag 153 op wordt gewezen.
Wanneer verwacht de Minister dat dit onderzoek is afgerond en kan de Minister dat
de Kamer doen toekomen? Deze leden vragen tevens of de Minister al antwoord kan geven
op de vraag (nummer 153) waarom niet bij ieder EZK-instrument als voorwaarde wordt
gesteld dat een onderneming daarvan alleen gebruik mag maken als die onderneming de
OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen onderschrijft, in de praktijk hanteert
en daar verifieerbaar rekenschap van aflegt. Indien de Minister hier nog geen antwoord
op kan geven, is hij dan bereid het antwoord in samenhang met het onderzoek met de
Kamer te delen?
De leden van de PvdA-fractie achten het van groot belang voor de Nederlandse economie
en het slagen van de energietransitie dat er voldoende technisch personeel beschikbaar
is, zoals de Minister ook omschrijft in de brief over het acquisitiebeleid. Deze leden
vragen of er voldoende zicht is op toekomstige tekorten aan technisch personeel, indachtig
de groeiende vraag naar duurzame energiebronnen, de nodige verzwaring van het elektriciteitsnet
en vergrijzing van het huidige personeelbestand. Verwacht de Minister dat de huidige
inspanningen gericht op meer technisch personeel voldoende zijn om te voldoen aan
de groeiende vraag naar technisch personeel? Zo ja, kan de Minister dit onderbouwen
en daarbij het verwachte effect per maatregel toelichten? Zo nee, of indien de Minister
hier geen zicht op heeft, is hij van mening dat het vanuit het voorzorgbeginsel verstandig
is om veel meer te investeren in scholing en werk-naar-werktrajecten, gezien de zeer
negatieve maatschappelijke gevolgen van onvoldoende technisch personeel? In de brief
over het acquisitiebeleid haalt de Minister tevens de druk op de elektriciteit-infrastructuur
aan als actueel aandachtspunt, waarbij hij aangeeft dat dit ook speelt voor datacenters.
Deelt de Minister de mening dat de acquisitie van datacenters mede de oorzaak is van
overbelasting van de elektriciteit-infrastructuur? Wat is het beleid ten aanzien van
de acquisitie van datacenters? Deelt de Minister de mening dat er centrale sturing
nodig is bij de acquisitie van datacenters en dat de kosten en baten van additionele
datacenters beter in kaart gebracht moeten worden? Zo nee, waarom niet? Deze leden
vagen hoe er uitvoering wordt gegeven aan de motie van de leden Moorlag en Agnes Mulder
over het beheersen en reguleren van de impact van datacenters (Kamerstuk 32 813, nr. 552). Graag een toelichting hierop.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief
over Unilever waarin de Minister onder andere aangeeft dat er intensieve gesprekken
zijn geweest met Unilever en dat Unilever heeft toegezegd dat de divisie food and
refreshments in Nederland gevestigd wordt indien deze divisie op enig moment een zelfstandig
beursgenoteerd bedrijf wordt. Deze leden vragen wat het algehele resultaat is van
de gesprekken met Unilever en specifiek of de Minister ook een toezegging heeft gedaan
aan Unilever. Zo ja, wat heeft het kabinet Unilever geboden? Zo nee, waarom heeft
het bestuur van Unilever zich dan gecommitteerd aan een toezegging? Waarom heeft Unilever
toegezegd dat extra functies van de Europese supply chain naar Rotterdam worden verplaatst
en dat het intellectueel eigendom over de drie divisies anders georganiseerd wordt?
Kan de Minister een toelichting geven op de andere organisatie over de drie divisies?
Deze leden zijn benieuwd wat een toezegging van een door aandeelhouders gestuurd bedrijf
als Unilever waard is. Hoe groot acht de Minister de kans dat de toezegging van Unilever
wordt gehonoreerd, gegeven de structuur van het bedrijf en de onzekerheid van de toekomstige
(economische) ontwikkelingen?
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen met betrekking tot de brief over
de voorbereidingen op afloop van de overgangsperiode Europese Unie-Verenigd Koninkrijk.
Deze leden vragen of er voldoende zicht is op de voorbereidingen in het Verenigd Koninkrijk
in het geval van een no deal-scenario. Is het Verenigd Koninkrijk voldoende voorbereid
om lange wachtrijen bij de grens te voorkomen? Is de Staatssecretaris bereid een impact
assessment te maken voor zowel burgers als bedrijven voor de verschillende scenario’s
en deze met de Kamer te delen. Zo nee, waarom niet? Hoe en in welke mate worden burgers
en bedrijven de komende maanden geïnformeerd over alle gevolgen van de Brexit? Deze
leden vragen naar de gevolgen van Brexit op steunmaatregelen die bedoeld zijn voor
de coronacrisis. Verwacht de Staatssecretaris dat er meer steunaanvragen, bijvoorbeeld
wat betreft de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), zullen komen
wegens Brexit? Wat is het oordeel van de Staatssecretaris daarover? Kan de Staatssecretaris
een reflectie geven op de houdbaarheid van de coronasteunmaatregelen? Blijft er steun
voor bedrijven als het virus meer dan anderhalf jaar actief blijft? Heeft de Staatssecretaris
een verkenning uitgewerkt voor een dergelijk scenario of is de Staatssecretaris voornemens
deze te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid deze te delen
met de Kamer?
II Antwoord / Reactie van de Minister en Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
33
In berichtgeving kwam naar boven dat start-ups massaal zijn afgewezen door ROM’s bij
hun aanvragen voor de Corona-OverbruggingsLening (COL), zijn scale-ups ook tegen blokkades
aangelopen bij de aanvraag van financiering? Zo nee, wat is hier de verklaring voor?
Hoeveel scale-ups hebben financiering toegewezen gekregen via de COL en hoeveel zijn
er afgewezen? Wat was hier de motivatie voor?
Antwoord
De Corona-overbruggingslening (COL) onderscheidt vier categorieën aanvragers. Dit
betreft startups (58% van de aanvragers), scale-ups (23%), innovatief mkb (15%) en
mkb zonder bancaire financiering (4%). Uit de percentages blijkt dat een aanzienlijk
kleiner deel van de aanvragen door scale-ups is ingediend.
Ik heb geen signalen uit de markt ontvangen over blokkades waar scale-ups tegenaan
zijn gelopen bij de aanvraag van financiering. Dit kan te maken hebben met het feit
dat scale-ups vaak al enige vorm van financiering hebben ontvangen en daarmee een
stabielere basis hebben dan een gemiddelde startup.
In totaal hebben 455 scale-ups een aanvraag voor de COL ingediend. Van het totaal
aantal aanvragen zijn er 240 aanvragen gehonoreerd. Er zijn 215 aanvragen afgewezen.
De meest voorkomende afwijzingsgronden zijn momenteel:
– Aanvrager behoort niet tot de doelgroep;
– Er is onvoldoende relatie met de COVID-19-crisis;
– Er is onvoldoende vertrouwen in dat de aanvrager in staat is om lening af te lossen
uit eigen toekomstige cashflow;
– Er is onvoldoende comfort dat het bedrijf na het verkrijgen van de financiering opnieuw
geld op kan halen als het niet genoeg is.
– Er is onvoldoende informatie aangeleverd om een inschatting te kunnen maken.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
34
In antwoord op vragen van de leden over Invest-NL schrijft de Minister (antwoord 20):
«Invest-NL werkt onverminderd door aan de ontwikkel- en investeringsopgaven maar heeft
op dit moment veel oog voor de coronacrisis. Zo is intern een speciale Coördinatiegroep
Corona in het leven geroepen waarmee aangesloten wordt op alle mogelijke financieringsvragen
die corona-crisis gerelateerd zijn. Die vallen in deze periode in de hoogste prioriteitencategorie
en worden met spoed behandeld. Specifiek voor mkb financiering is Invest-NL in gesprek
met partijen die financiering nodig hebben om het mkb overbruggingskredieten te kunnen
leveren. Daarnaast is Invest-NL goed aangesloten bij de Europese maatregelen en hoe
deze met financiers en bedrijven naar Nederland gebracht kunnen worden.» Kan de Minister aangeven wat de resultaten van de Coördinatiegroep Corona van Invest-NL
zijn? Hoeveel coronacrisis gerelateerde financieringsaanvragen er zijn gedaan? Hoeveel
daarvan zijn opgelost met behulp van Invest-NL? Hoeveel aanvragen zijn doorverwezen
en afgewezen?
Antwoord
Vanuit deze interne coördinatiegroep heeft Invest-NL tijdens de eerste fase van de
COVID-19-pandemie het TOPPS-programma (Tijdelijk Overbruggingskrediet innovatieve
start- en scale-ups) gelanceerd met de ROM’s en Techleap. Met het TOPSS-programma
heeft Invest-NL innovatieve start- en scale-ups in staat gesteld om door te gaan met
investeren. Hiervoor is vanuit Invest-NL 100 miljoen euro beschikbaar gesteld.
In totaal ontving Invest-NL vanaf de start van TOPSS 41 officiële aanvragen. De eerste
investering betrof ViCentra, een innovatieve scale-up actief in de markt voor medische
technologie ten behoeve van diabetes. De financieringsronde stelt ViCentra in staat
verder te groeien in Nederland, en op korte termijn internationaal op te schalen.
Aankondiging van een tweede investering vanuit TOPPS wordt op zeer korte termijn verwacht.
Er zijn op dit moment nog acht aanvragen in behandeling. Daarnaast worden acht andere
aanvragen in plaats vanuit het TOPPS-programma, behandeld vanuit het reguliere investeringsaanbod
van Invest-NL, omdat dit beter aansluit bij de specifieke financieringsbehoefte van
de desbetreffende ondernemingen. Invest-NL heeft 13 aanvragen afgewezen. Verder zijn
er nog tien aanvragen waarvoor geldt dat de aanvragende onderneming na het indienen
van de aanvraag zich heeft teruggetrokken.
53
Hoe past de inzet om SMART Photonics en Apotex in Nederland te houden in het in de
brief [ter uitvoering van de motie van de leden Wiersma en Van den Berg] omschreven
beleid? Hoe zal de Minister naar de toekomst toe opereren wanneer zich dergelijke
strategische kansen zich voordoen?
Antwoord
In principe zijn dit verschillende casussen. Hoewel ze beide gaan over economische
veiligheid, houden zij geen direct verband met de in de brief van de leden Wiersma
en Van den Berg bedoelde beleid rondom Europese screeningsverordening en ook niet
met de gevraagde «verkenning naar waar onze eigen wet- en regelgeving [...] voldoende
waarborgen kent om onze economie, innovatie en werkgelegenheid beter te beschermen».
In het geval van Smart Photonics is er sprake van het beschermen van de Nationale
Agenda Fotonica en past het in de oproep van de Europese Commissie om onwenselijke
marktontwikkelingen te voorkomen. Terwijl bij Apotex sprake is van strategische borging
van geneesmiddelenproductie in Nederland, aangezien de aandeelhouder uit een derde
land de fabriek wilde sluiten. Beide situaties staan dus los van beperkende wet- en
regelgeving inzake de bescherming van onze nationale veiligheid. Het kabinet is momenteel
aan het verkennen in hoeverre strategische investeringen in sleuteltechnologieën in
de toekomst kunnen worden gefaciliteerd.
54
Met welk gevoel kijkt de Minister in dit verband terug op het «verlies» van de productie
van medische isotopen met Lighthouse aan België?
Antwoord
De potentiële doorbraaktechnologie van Lighthouse vond geen private partners en investeerders
in Nederland. Daarom ben ik blij met de oplossing die, hoewel buiten onze landsgrenzen,
toch dichtbij is gevonden. De technologie wordt nu door kwalitatief goede partners
verder tot ontwikkeling gebracht in België, met een grote rol voor diverse Nederlandse
hightechbedrijven.
55
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de uitvoering van de gewijzigde
motie van het lid Omtzigt c.s. over behoud van werkgelegenheid bij Apollo Vredestein
in Enschede (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1556). Deze leden lezen dat overeenstemming is bereikt over het beperken van het banenverlies
tot 528. Is de verwachting dat deze mensen met het sociaal plan allemaal van werk
naar werk zullen kunnen worden geholpen?
Antwoord
Het is nog te vroeg om hier conclusies over te trekken, aangezien het reorganisatieproces
net is opgestart. Wel is bekend dat de medewerkers naast hun ontslagvergoeding steun
krijgen om te zoeken naar ander werk. Ook zal een gedeelte van de werknemers natuurlijk
afvloeien de komende jaren.
56
Kan de Minister verder aangeven of een stabiele toekomst van Apollo-Vredestein Enschede
nu is veilig gesteld?
Antwoord
Ik kan voor geen enkel bedrijf een stabiele toekomst garanderen. Apollo Vredestein
opereert in een sector die het al zwaar had voor de COVID-19-crisis. De markt voor
auto’s is gekrompen en de bandenprijzen zijn sterk gedaald door een groter aanbod
uit Azië. Door de COVID-19-crisis zijn de economische vooruitzichten voor deze sector
er niet beter op geworden. Een reorganisatie om te kunnen specialiseren was daarom
ook noodzakelijk voor het bedrijf. Door deze reorganisatie is de kans op een stabiele
toekomst vergroot. Er is toegezegd dat door deze specialisatie de komende vijf jaar
in ieder geval de productie van de Spacemaster reserveband in Enschede blijft en de
productie van landbouwbanden op het huidige niveau wordt gehandhaafd.
57
Wil hij toezeggen dat kabinet en regio met Apollo-Vredestein in gesprek blijven over
de voorwaarden voor de duurzame vestiging in Enschede op lange termijn, in het licht
van de internationale concurrentie op het gebied van de productie van banden?
Antwoord
Medewerkers van het Ministerie van EZK en de regio zijn en blijven in gesprek met
Apollo Vredestein over een investeringsplan voor de lange termijn. Deze gesprekken
zullen in ieder geval worden voortgezet tot hier meer duidelijkheid over is.
58
Zijn er voornemens om de productie slimmer te maken, verdergaand te digitaliseren
en/of te vergroenen (meer circulair, minder gasverbruik)? Heeft Apollo Vredestein
daartoe zelf plannen en hoe kan de overheid hierbij helpen, bijvoorbeeld door gebruik
te maken van Europese middelen voor digitalisering en/of vergroening van de maakindustrie
(zoals het Just Transition Fund), zodat Twente/Nederland een interessante vestigingslocatie
blijft voor deze tak van de maakindustrie?
Antwoord
Apollo Vredestein werkt momenteel aan een investeringsplan voor de vestiging in Enschede.
Naar aanleiding van dit plan zal de overheid Apollo Vredesteun helpen om, indien mogelijk,
passende Europese en nationale middelen aan te vragen.
59
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie van de leden
Amhaouch en Wiersma over een onderzoek naar de Nederlandse maakindustrie (Kamerstuk
35 300 XIII, nr. 42) en de motie van het lid Amhaouch c.s. over steun voor de maakindustrie in de herstelfase
na de coronacrisis en het versterken van regionale Smart Industrie Hubs (Kamerstuk
35 438, nr. 9)?
Antwoord
Op vrijdag 30 oktober heeft uw Kamer de kabinetsvisie op de industrie in Nederland
(Kamerstukken 29 826 en 29 696) ontvangen. Deze brief is vooral gericht op het langtermijnperspectief voor de brede
Nederlandse (maak)industrie – van voedingsmiddelen, de hightech-industrie, tot aan
de maritieme sector en de defensie-industrie. Hierin wordt tevens toegelicht op welke
wijze uitvoering wordt gegeven aan de motie van de leden Amhaouch en Wiersma (Kamerstuk,
35 300 XIII, nr. 42), die vraagt om onderzoek naar de Nederlandse maakindustrie en de motie van het lid
Amhaouch c.s. over steun voor de maakindustrie in de herstelfase na de COVID-19-crisis
(Kamerstuk, 35 438, nr. 9).
60
Is de Minister bereid regio’s te ondersteunen in hun ambities en concrete inspanningen
om een aantrekkelijke vestigingslocatie te zijn voor slimme en schone maakindustrie?
Antwoord
Ja. Rijk en regio hebben de afgelopen jaren succesvol samengewerkt aan het versterken
van de maakindustrie, onder meer via de uitvoering van de Smart Industrie Agenda,
een samenwerking tussen publieke en private partijen om bedrijven te stimuleren om
met slimme technologie te gaan werken. Daarbinnen zijn op regionale schaal samenwerkingen
tot stand gekomen, zoals de Smart Industry fieldlabs. Daarin werken bedrijven en kennisinstellingen,
met steun van de overheid, samen om een Smart Industry-oplossing te ontwikkelen, testen
en implementeren. Er zijn de afgelopen jaren meer dan veertig van dergelijke fieldlabs
opgericht. De afgelopen jaren zijn tevens vijf Smart Industry-hubs opgericht: SMITZH,
BOOST, Zuid, Noordwest en het meest recent een Hub Noord. Deze hubs hebben als doel
om meerdere bedrijven te activeren om aan de slag te gaan met relevante technologie.
Via deze hubs zijn vouchers beschikbaar gesteld aan het mkb voor haalbaarheidsstudies
om innovaties te testen. In het kader van het interdepartementale programma Circulaire
Economie wordt ook in het uitvoeringsprogramma circulaire maakindustrie ingezet op
breed toepassen van digitalisering. Met partijen uit de maakindustrie wordt verkend
of extra versnelling mogelijk is op de projecten windparken, pv-zonnesystemen, hightech
apparatuur, batterijen en warmte als dienst verlening voor levensduurverlenging. Een
en ander wordt nader geduid in de kabinetsvisie op de industrie in Nederland, die
uw Kamer binnenkort zal ontvangen. Het Smart Industry-programma wordt op dit moment
geëvalueerd. Daarna wordt samen met de regionale overheden en de andere partners bekeken,
met inachtneming van de herstelagenda van het IPO, hoe de industrie via een gezamenlijk
aanpak kan worden versterkt. Hierbij kijkt het kabinet samen met de provincies ook
naar de mogelijkheden die Europese fondsen bieden.
61
Is de Minister van mening dat, indachtig de situatie rondom Apollo Vredestein, de
regels voor ruime staatsteun voor armere Oost-Europese regio’s zouden moeten worden
aangescherpt om oneigenlijke concurrentie tussen Europese regio’s te voorkomen? Waarom
wel of waarom niet?
Antwoord
Uiteraard wil het kabinet oneigenlijke concurrentie tussen Europese regio’s voorkomen.
Daar zijn de Europese staatssteunregels voor opgesteld. Het kabinet onderschrijft
de hoofddoelstelling van staatssteuntoezicht op het gebied van regionale steun. De
hoofdoelstelling is steun voor regionale duurzame ontwikkeling mogelijk maken en tegelijkertijd
voor gelijke concurrentievoorwaarden tussen de lidstaten zorgen. Relocatie van werkgelegenheid
door regionale staatssteun moet worden voorkomen.
In de situatie van Apollo Vredestein is in 2014 door de Europese Commissie beoordeeld
dat de steun rechtmatig verstrekt kon worden overeenkomstig de regionale steunmaatregelen
van dat moment. Daarmee zie ik op basis van deze casus geen aanleiding hiervoor extra
aandacht te vragen bij de Europese Commissie.
62
De leden van de CDA-fractie willen graag van de Minister weten wat de stand van zaken
is ten aanzien van Tata Steel IJmuiden omtrent de aangekondigde reorganisatie en gevolgen
voor onder andere de werkgelegenheid.
Antwoord
In het voorjaar hebben de transformatieplannen van Tata Steel Europe, gecombineerd
met de vrees voor een verlies aan banen in IJmuiden en het vertrek van directievoorzitter
Tata Steel Nederland geleid tot estafettestakingen in IJmuiden. De directie van Tata
Steel Nederland en de vakbonden zijn tijdens de stakingen overeengekomen om na de
zomer te spreken over de toekomstige bedrijfsstructuur van Tata Steel in Nederland.
Daarbij is afgesproken dat er eerst gesproken zou worden over de bedrijfsplannen en
dat daaruit pas zou volgen welke consequenties dit zou hebben voor het aantal arbeidsplaatsen.
Eerder genoemde reducties van arbeidsplaatsen in het transformatieprogramma waren
vanaf dat moment niet meer leidend.
Op 30 september jl. is het eerste gesprek geweest tussen de Europese Directie (Exco),
de directie van Tata Steel Nederland en de bonden, over de stand van zaken met betrekking
tot het transformatieplan. De vertegenwoordigers van de bonden besloten dit gesprek
kort na aanvang te schorsen, omdat er in de media een concreet getal (850) was genoemd
van het aantal arbeidsplaatsen dat in IJmuiden zou moeten verdwijnen. De directie
van Tata Steel Nederland geeft aan niet te kunnen duiden waar deze berichtgeving vandaan
komt. Er staat nog geen aantal vast, omdat de bedrijfsplannen nog besproken moeten
worden. Vast staat wel dat er geen gedwongen ontslagen zullen vallen, zoals eerder
is besproken met de vakbonden. Er wordt op dit moment gewerkt aan een herstart van
de gesprekken met de bonden. De verwachting is dat de gesprekken met de verschillende
partijen nog enige tijd in beslag zullen nemen voordat een resultaat in zicht komt.
Ik heb goed contact met Tata Steel en houd de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.
63
Deze leden vernemen graag van de Minister welke ministeries, op welke manier(en),
betrokken zijn bij de gebiedsontwikkeling uitbreiding VDL Nedcar in Noord-Limburg.
Hoe wordt de motie van het lid Amhaouch c.s. over steun voor de maakindustrie in de
herstelfase na de coronacrisis (Kamerstuk 35 438, nr. 9) hierbij betrokken? In welke mate is er afstemming met de provincie Limburg om gezamenlijk
kansen te benutten?
Antwoord
Bij de gebiedsontwikkeling rond de uitbreiding van VDL Nedcar in Zuid-Limburg zijn
de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Infrastructuur en Waterstaat
(IenW) betrokken. Indien het traject voor de gebiedsontwikkeling wordt doorgezet dan
EZK draagt onder voorwaarden 6,8 miljoen euro bij aan het oorspronkelijk plan voor
de gebiedsontwikkeling, waarvan de totale kosten geraamd zijn op 41 miljoen euro.
Daar bovenop is de provincie voornemens een randweg om het bedrijventerrein van VDL
Nedcar aan te leggen, de meerkosten hiervoor bedragen 22 miljoen euro. Als ook de
randweg doorgaat dan zal EZK hier 2,5 miljoen euro aan bij dragen. IenW draagt met
de verbreding van de A2 tussen Het Vonderen en Kerensheide bij aan de bereikbaarheid
van VDL NedCar. Daarin wordt ook de aansluiting Born aangepakt, wat leidt tot een
betere aansluiting van VDL NedCar op de A2. Ook zijn vanuit IenW het afgelopen jaar
verkennende gesprekken gevoerd over het activeren van VDL NedCar in het kader van
de aanpak van het mobiliteitsbeleid tot 2040, zoals uitgewerkt in de beleidsnota «Veilig,
Robuust & Duurzaam» van de Minister en Staatssecretaris van I&W (Kamerstuk 31 305, nr 290). Tot slot heeft de provincie Limburg het Ministerie van IenW verzocht bij te dragen
de gebiedsontwikkeling, met name aan het verleggen van de provinciale randweg.
Bovengenoemde ondersteuning draagt bij aan invulling van de motie van het lid Amhaouch
c.s. waar het gaat om kansen creëren voor behoud van werkgelegenheid en het stimuleren
van regionale investeringen rondom de maakindustrie. Over de gebiedsontwikkeling en
uitbreiding van VDL Nedcar vindt met regelmaat afstemming plaats tussen Rijk en de
provincie Limburg.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
64
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het ontzettend belangrijk dat de aanpak
van de coronacrisis gecombineerd wordt met het voorkomen van een klimaatcrisis. Ondernemen
moet juist nu maatschappelijk verantwoord gebeuren. Dat vindt ook een meerderheid
van de Kamer (Kamerstuk 35 420, nr. 56), daarom betreuren deze leden dat het kabinet geen ambitie toont en geen eisen stelt
voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in de derde steunpakketten (Kamerstuk
35 420, nr. 105). Kan de Minister hier nader op in gaan?
65
Wanneer is het onderzoek naar MVO als voorwaarde voor steun, waar de Kamer om gevraagd
heeft, afgerond?
Antwoord vraag 64 en 65
Zoals eerder aangegeven (Kamerstuk 35 541, nr. 3), zijn vanwege het grote aantal aanvragen de steunmaatregelen voor het bedrijfsleven
zo veel mogelijk generiek vormgegeven. Het doel van de maatregelen is om in de kern
gezonde bedrijven te steunen en banen te behouden. Het ligt dan ook niet voor de hand
dat door de COVID-19-crisis getroffen ondernemingen aan hogere maatschappelijke verwachtingen
moeten voldoen dan ondernemingen die niet zijn getroffen. Daar komt bij dat de beoordeling
van aanvullende duurzaamheidsvoorwaarden op bedrijfsniveau zou moeten plaatsvinden.
Dit zou een te grote belasting voor de uitvoeringsorganisaties betekenen en kunnen
leiden tot tragere uitbetaling aan bedrijven.
Dit neemt niet weg dat ik inzet op een groen herstel, bezig ben met de uitvoering
van de motie van het lid Segers (Kamerstuk 35 420, nr. 56) en onderzoek hoe IMVO kan terugkomen in het EZK instrumentarium in den brede. Zo
vraagt de motie Segers om een onderzoek te doen naar het stellen van voorwaarden aan
overheidssteun. Het kabinet heeft besloten om dit onderzoek bij een onafhankelijk
onderzoeksbureau te beleggen. Naar verwachting zullen de resultaten in Q1 2021 worden
opgeleverd. Ik zal uw kamer daar te zijner tijd over informeren. Tevens laat ik, zoals
al eerder aan uw Kamer gemeld, RVO.nl onderzoeken hoe een IMVO-kader kan worden gehanteerd
bij het EZK instrumentarium in den brede en hoe kan worden gestart met proportioneel
invoeren van zo’n kader (Kamerstuk 26 485, nr. 320). Gezien de omvang van dit onderzoek (het Ministerie van EZK heeft meer dan 100 instrumenten
en regelingen), wordt een stapsgewijze aanpak gehanteerd. Het onderzoek wordt naar
verwachting eind van dit jaar afgerond en vanaf 2021 zal RVO.nl gefaseerd IMVO in
de EZK-instrumenten gaan implementeren. Aanvragers van EZK-regelingen (inclusief de
noodsteunregelingen KKC, TOGS, TVL, BMKB en COL) zullen in de eerste plaats via de
websites van deze regelingen worden gewezen op het belang van Internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
82
Kan de Minister aangeven hoe voorkomen wordt dat de vestiging in ons land van datacenters
en andere bedrijven met een grote energievraag leidt tot een vertraging in het behalen
van onze duurzame energiedoelen?
Antwoord
Datacenters zijn onderdeel van de digitale infrastructuur. We gebruiken allemaal steeds
meer data in ons dagelijks leven. Dat er meer datacenters bij komen is daarvan een
logisch gevolg. Het naar het buitenland verhuizen van datacenters is geen zinvolle
klimaatoplossing. Ik heb in de Kamer toegezegd om te inventariseren hoeveel datacenters
er in Nederland (in ontwikkeling) zijn, hoeveel elektriciteit deze (gaan) verbruiken
en hoe deze datacenters hun elektriciteitsverbruik kunnen minderen. Het onderzoek
zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2021 gereed zijn. Op dat moment zal
ik uw Kamer hierover informeren.
Met het Klimaatakkoord in Parijs hebben vele landen zich verbonden aan het doel in
2050 95% CO2 te reduceren ten opzichte van 1990. Dit hebben we in Nederland uitgewerkt in een
Klimaatwet en Klimaatakkoord. Dit betekent onder meer het «vergroenen» van onze elektriciteitsvoorziening
en dus die van bedrijven, waaronder datacenters. Met het Klimaatakkoord zet het kabinet
niet in op het weren van energie-intensieve industrie, maar juist op de verduurzaming
ervan. In de Klimaat- en Energieverkenning (KEV), die vanaf 2019 jaarlijks in oktober
verschijnt, zal gerapporteerd worden over de verwachte CO2-emissies in 2030, op basis van de stand van zaken rondom de klimaat- en energiehuishouding
in Nederland en te verwachten toekomstige ontwikkelingen. Jaarlijks rapporteer ik
via de Klimaatnota of de doelen binnen bereik liggen en welke maatregelen zo nodig
genomen worden.
85
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van Unilever. Kan
de Minister aangeven of de versimpeling van de organisatiestructuur van Unilever de
enige reden van het bedrijf voor deze wijziging is? Zo nee, welke andere redenen liggen
aan dit voornemen ten grondslag?
Antwoord
Unilever heeft aangegeven de organisatiestructuur te willen versimpelen, omdat het
bedrijf door de enkelvoudige structuur flexibeler op strategische ontwikkelingen en
kansen kan inspringen. Het bedrijf geeft aan hierdoor beter gepositioneerd te zijn
voor toekomstige groei. Het is niet aan het kabinet om te speculeren over eventuele
andere redenen die aan dit voornemen ten grondslag liggen.
86
Met dit voornemen wordt gekozen voor het Verenigd Koningrijk als hoofdvestiging. Welke
gevolgen zou dit hebben op de korte en lange termijn en welke gevolgen of invloed
heeft de Brexit (met of zonder akkoord) hierop?
Antwoord
Alle afspraken die zijn gemaakt tussen Unilever en de Nederlandse regering zijn opgenomen
in de brief van 11 juni jl. (Kamerstuk 32 637, nr. 422) en de daarbij als bijlage meegestuurde brief van Unilever aan het kabinet. Unilever
heeft aan de Nederlandse overheid toegezegd dat deze unificatie stap geen gevolgen
heeft voor de activiteiten en werkgelegenheid in Nederland. Ook heeft Unilever aangegeven
de mogelijkheid van verdere versterking van de Food & Research-activiteiten van het
bedrijf in Nederland te zullen verkennen. Daarnaast heeft Unilever toegezegd dat extra
functies van de Europese toeleveringsketen naar Rotterdam worden verplaatst. Unilever
verwacht met de structuurwijziging beter gepositioneerd te zijn voor toekomstige groei.
De exacte impact van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de EU op Unilever
en de voorgenomen versimpeling is onduidelijk, omdat nog niet bekend is hoe de toekomstige
relatie van de EU en VK vorm krijgt. Unilever geeft zelf het volgende aan in hun aandeelhouderscirculaire1 de implementatie van de grensoverschrijdende fusie moet plaatsvinden voor het einde
van de overgangsperiode, die gestart is op het moment van uittreding van het VK op
1 februari jl. en afloopt op 31 december 2020. Als de grensoverschrijdende fusie niet
is geïmplementeerd voor het einde van de overgangsperiode, en de grensoverschrijdende
fusieregels van het Verenigd Koninkrijk zijn ingetrokken zoals verwacht, zal de unificatie
niet via deze route kunnen doorgaan. Op 27 oktober jl. heeft het bestuur van Unilever
bekend gemaakt dat zij, rekening houdend met verschillende factoren waaronder initiatiefwetsvoorstel
Snels, deze grensoverschrijdende fusie tijdig willen doorzetten waarbij zij zich richten
om de unificatie per 29 november 2020 af te ronden.
87
Kan de Minister aangeven of er bij deze versimpeling sprake is van financiële en/of
belastingvoordelen voor Unilever? Zo ja, welke?
Antwoord
Unilever geeft aan dat door de voorgenomen versimpeling het bedrijf beter gepositioneerd
zal zijn voor toekomstige groei. Het bedrijf schat daarmee in dat deze versimpeling
– op termijn – ook financiële voordelen zal opleverende financiële prestaties van
de onderneming zal verbeteren.
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht kan het kabinet niet ingaan op de fiscale
positie van een individuele belastingplichtige. Het is ook niet aan het kabinet om
daarover te speculeren.
88
Kan de Minister aangeven hoe hard de toezeggingen van Unilever zijn als het gaat om
de activiteiten in Nederland en de eventuele vestiging in Nederland mocht F&R een
zelfstandig beursgenoteerd bedrijf worden?
Antwoord
Unilever stelt dat deze unificatie stap geen gevolgen heeft voor de werkgelegenheid
van de 2500 werknemers in Nederland en het wereldwijde hoofdkantoor van de F&R-divisie,
de R&D-vestiging en de fabrieken in Nederland.
Bij de toezegging dat indien de F&R-divisie op enig moment een zelfstandig beursgenoteerd
bedrijf wordt, dit wordt gevestigd in Nederland met een Nederlandse beursnotering,
heeft Unilever het voorbehoud opgenomen dat Nederland een aantrekkelijke vestigingslocatie
voor hoofdkantoren van bedrijven blijft. Zoals bij uw Kamer bekend, heeft VNO-NCW
zorgen geuit over de effecten van het initiatiefwetsvoorstel Snels voor het Nederlandse
vestigingsklimaat.
98
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven welke concrete steun
door dit kabinet is geboden aan Apollo Vredestein en de gemeente Enschede.
Antwoord
Het kabinet heeft in overleg met Apollo Vredestein en de regionale ontwikkelingsmaatschappij
naar verschillende steunmaatregelen gekeken, zoals de GO en later de GO-C-regeling.
Deze regelingen bleken uiteindelijk niet haalbaar voor Apollo Vredestein. Daarnaast
is samen met het bedrijf gekeken naar de mogelijkheden tot belastinguitstel. Dit verzoek
is inmiddels positief beoordeeld door de Belastingdienst. Tot slot heeft het bedrijf
ook gebruik gemaakt van de COVID-19-steun- en noodmaatregelen zoals de NOW. Andere
mogelijkheden voor steun hangen af van het nog te presenteren investeringsplan.
99
Op welke wijze dit heeft bijgedragen aan het resultaat dat de ondernemingsraad op
10 juli 2020 heeft bereikt met de directie van Apollo Vredestein?
Antwoord
De gesprekken met Apollo Vredestein en de Ondernemingsraad (OR) hebben bijgedragen
aan een oplossing waar alle partijen zich in konden vinden. De exacte invloed van
stille diplomatie laat zich lastig meten. Wel heeft het bedrijf onlangs in een gesprek
aangegeven dat de gesprekken met de overheden er mede voor hebben gezorgd dat er meer
mensen in Enschede kunnen blijven werken dan in de voorgenomen reorganisatie het geval
geweest zou zijn.
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
106
In de brief over het acquisitiebeleid haalt de Minister tevens de druk op de elektriciteit-infrastructuur
aan als actueel aandachtspunt, waarbij hij aangeeft dat dit ook speelt voor datacenters.
Deelt de Minister de mening dat de acquisitie van datacenters mede de oorzaak is van
overbelasting van de elektriciteit-infrastructuur?
Antwoord
Het huidige gebrek aan netcapaciteit is een gevolg van vele factoren. De forse groei
van het (duurzame) elektriciteitsaanbod, met name de snelle groei van zonne-energie,
is in de meeste gebieden de belangrijkste reden voor gebrek aan netcapaciteit (zie
ook Kamerstuk 30 196, nr. 669 en Kamerstukken 29 023 en 30 196, nr. 260). In sommige gebieden kan ook de groei van elektriciteitsvraag bijdragen aan het
gebrek aan transportcapaciteit. Hoewel datacenters een grote elektriciteitsbehoefte
hebben, spelen alle gebruikers hierbij een rol. Dit speelt onder andere rond Amsterdam
en de Haarlemmermeer. In deze regio speelt daarnaast ook mee dat de druk ruimte hoog
is waardoor uitbreiding van de transportinfrastructuur hier een extra grote uitdaging
vormt. Datacenters kunnen kortom een bijdrage leveren aan het gebrek aan transportcapaciteit,
net als alle andere gebruikers, maar de snelle groei van zonne-energie is over het
algemeen een belangrijkere reden voor het gebrek aan transportcapaciteit.
107
Wat is het beleid ten aanzien van de acquisitie van datacenters? Deelt de Minister
de mening dat er centrale sturing nodig is bij de acquisitie van datacenters en dat
de kosten en baten van additionele datacenters beter in kaart gebracht moeten worden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik deel de noodzaak van centrale sturing. Ten aanzien van datacentra wordt ingezet
op selectievere groei vanwege de beperkingen in beschikbaarheid van energie en ruimte.
Het proactief acquireren van datacenters is geen prioriteit voor de NFIA. Indien gewenst
– door bedrijf of regio – introduceert de NFIA een bedrijf bij regionale partijen
en faciliteert daarmee de beide partijen. Het is uiteindelijk aan de regionale overheid
om te bepalen of zij een dergelijke investering in eigen regio wenselijk achten.
We maken in onze maatschappij en economie steeds meer gebruik van data en dus ook
van datacenters. Ook komende jaren neemt het gebruik toe van toepassingen die grote
hoeveelheden data genereren en verwerken, zoals kunstmatige intelligentie. Datacenters
zijn daarvoor een belangrijk onderdeel van de digitale infrastructuur. Samen met de
Minister van BZK, die verantwoordelijk is voor de ruimtelijke strategie datacenters,
bekijk ik daarom hoe we met centrale sturing de impact van datacenters op de ruimte
en energievoorziening beter kunnen beheersen en reguleren.
De ruimtelijke strategie datacenters en de recent bekrachtigde NOVI (bijlage bij Kamerstuk
34 682, nr. 9 en Kamerstuk 34 682, nr. 55) geeft daarvoor een kader, zoals het uitgangspunt om in te zetten op vestigingslocaties
waar voldoende capaciteit is op het net en restwarmte kan worden benut. Aangezien
gemeenten vergunningen afgeven voor nieuwe datacenters ben ik met mijn collega van
BZK in gesprek met IPO en VNG en werken we het beleid de komende tijd samen met provincies
en gemeenten verder uit. Zie ook het antwoord op vraag 82.
108
Deze leden vagen hoe er uitvoering wordt gegeven aan de motie van de leden Moorlag
en Agnes Mulder over het beheersen en reguleren van de impact van datacenters (Kamerstuk
32 813, nr. 552). Graag een toelichting hierop.
Antwoord
Het Rijk spreekt op basis van de Nederlandse digitaliseringsstrategie (Kamerstuk 26 643, nr. 541) en de (planning van de) energiehoofdstructuur met medeoverheden over het regionaal
datacenterbeleid. Dit gebeurt door middel van zogenaamde omgevingsagenda’s. Dit proces
is recent gestart, de NOVI ligt er immers pas. Dit is dus niet één moment maar een
voortdurend overleg. Zie ook het antwoord op vraag 107.
109
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief
over Unilever waarin de Minister onder andere aangeeft dat er intensieve gesprekken
zijn geweest met Unilever en dat Unilever heeft toegezegd dat de divisie food and
refreshments in Nederland gevestigd wordt indien deze divisie op enig moment een zelfstandig
beursgenoteerd bedrijf wordt. Deze leden vragen wat het algehele resultaat is van
de gesprekken met Unilever en specifiek of de Minister ook een toezegging heeft gedaan
aan Unilever. Zo ja, wat heeft het kabinet Unilever geboden? Zo nee, waarom heeft
het bestuur van Unilever zich dan gecommitteerd aan een toezegging?
Antwoord
Alle afspraken die zijn gemaakt tussen Unilever en de Nederlandse regering zijn opgenomen
in de Kamerbrief van 11 juni jl. (Kamerstuk 32 637, nr. 422) en de daarbij als bijlage meegestuurde brief van Unilever aan het kabinet. Unilever
stelt in haar brief dat de voorgenomen versimpeling van de juridische structuur geen
gevolgen heeft voor de werkgelegenheid van de 2.500 werknemers in Nederland en het
wereldwijde hoofdkantoor van de F&R-divisie, de R&D-vestiging en de fabrieken in Nederland.
Tegelijkertijd heeft Unilever toegezegd te gaan bespreken dat de F&R-activiteiten
van het bedrijf in Nederland verder worden versterkt. Het bedrijf geeft hierbij aan
dat indien de F&R-divisie op enig moment een zelfstandig beursgenoteerd bedrijf wordt,
dit wordt gevestigd in Nederland met een Nederlandse beursnotering. Daarbij maakt
Unilever wel het voorbehoud dat Nederland een aantrekkelijke locatie blijft voor hoofdkantoren
van bedrijven. Ook heeft Unilever toegezegd dat extra functies van de Europese toeleveringsketen
naar Rotterdam worden verplaatst en dat het intellectueel eigendom over de drie divisies
anders georganiseerd wordt.
In de gesprekken met Unilever heeft het kabinet het aantrekkelijke Nederlandse vestigingsklimaat,
zeker voor bedrijven uit de agrifoodsector, onder de aandacht gebracht. Zo heeft Nederland
met de Wageningen Universiteit wereldwijd één van de belangrijkste kenniscentra op
dit terrein. Ook hebben we een hoog opgeleide bevolking die goed Engels spreekt en
zijn het onderwijs en de infrastructuur in Nederland van hoog niveau. Dit vestigingsklimaat
is er voor alle bedrijven die in Nederland willen ondernemen. Er is dan ook geen sprake
van specifieke toezeggingen van de overheid aan Unilever. Zoals in de brief van 11 juni
jl. aangegeven blijft het kabinet met het bedrijf in gesprek om samen te bekijken
hoe de activiteiten van de divisie Food & Refreshment in Nederland verder kunnen worden
versterkt en verankerd. De inzet van het kabinet richt zich daarbij steeds op hoe
deze activiteiten de Nederlandse concurrentiepositie op het terrein van agrifood kunnen
versterken.
110
Waarom heeft Unilever toegezegd dat extra functies van de Europese supply chain naar
Rotterdam worden verplaatst en dat het intellectueel eigendom over de drie divisies
anders georganiseerd wordt? Kan de Minister een toelichting geven op de andere organisatie
over de drie divisies?
Antwoord
Sinds 2018 is het bedrijf Unilever georganiseerd langs drie divisies. Het hoofdkantoor
van de Food & Refreshment divisie is gevestigd in Rotterdam. De hoofdkantoren van
de andere twee divisies, Home Care en Beauty & Personal Care, zijn gevestigd in Londen.
Deze geografische verdeling van de drie divisies is van oudsher zo gegroeid.
Nu Unilever het voornemen heeft om haar juridische structuur te simplificeren, heeft
het bedrijf ook gekeken naar mogelijke gevolgen voor de rest van de organisatie. Dat
Unilever haar organisatie anders organiseert, en de exacte redenen hiervoor, is primair
aan het bedrijf zelf. In haar aandeelhouderscirculaire2 heeft Unilever bijvoorbeeld aan dat de simplificatie van de juridische structuur
leidt tot de noodzaak om de intellectuele eigendomsrechten opnieuw in te richten.
In de gesprekken met het bedrijf heeft het kabinet er continu op aangedrongen om de
activiteiten van Unilever zoveel mogelijk in Nederland te versterken en verankeren,
zeker op het terrein van Food & Refreshment. Daarom is het positief dat Unilever in
haar aandeelhouderscirculaire aangeeft dat het voornemens is om haar intellectueel
eigendom van de Food & Refreshment divisie in Nederland te plaatsen. Het voornemen
om extra functies van de Europese toeleveringsketen naar Rotterdam te verplaatsen
past ook bij deze versterking.
111
Deze leden zijn benieuwd wat een toezegging van een door aandeelhouders gestuurd bedrijf
als Unilever waard is. Hoe groot acht de Minister de kans dat de toezegging van Unilever
wordt gehonoreerd, gegeven de structuur van het bedrijf en de onzekerheid van de toekomstige
(economische) ontwikkelingen?
Antwoord
Dergelijke bedrijfsbeslissingen zijn de verantwoordelijkheid van het bedrijf zelf
en haar aandeelhouders. De overheid faciliteert bedrijven, onder andere via een aantrekkelijk
vestigingsklimaat, met als inzet dat zij hun activiteiten in Nederland willen versterken
en verankeren. Mede op basis van de constructieve gesprekken die ik met Unilever heb
gevoerd, heb ik er vertrouwen in dat het bedrijf Unilever voornemens is haar toezeggingen
zoals vastgelegd in een brief aan de Nederlandse regering (Kamerstuk 32 637, nr. 422) na te komen.
Bij deze toezeggingen heeft Unilever het voorbehoud opgenomen dat Nederland een aantrekkelijke
vestigingslocatie voor hoofdkantoren van bedrijven blijft. Zoals ook aangegeven in
mijn eerdere antwoord op vraag 88 van de SP, heeft VNO-NCW zoals bij uw Kamer bekend
zorgen uitgesproken over de effecten van het initiatiefwetsvoorstel Snels voor het
Nederlandse vestigingsklimaat.
116
Deze leden vragen naar de gevolgen van Brexit op steunmaatregelen die bedoeld zijn
voor de coronacrisis. Verwacht de Staatssecretaris dat er meer steunaanvragen, bijvoorbeeld
wat betreft de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), zullen komen
wegens Brexit? Wat is het oordeel van de Staatssecretaris daarover?
Antwoord
Op dit moment zijn geen aanvullende maatregelen op het gebied van Brexit voorzien,
anders dan de voortdurende inspanningen op communicatie. Wel is de Europese Commissie
door de Europese Raad gevraagd om in november te komen met een voorstel voor een invulling
van het «Brexit adjustment reserve». De werking hiervan is op dit moment onbekend. Het wetsvoorstel is bedoeld om onvoorziene
en negatieve effecten van het aflopen van de overgangsperiode te mitigeren. Het kabinet
verwelkomt dit instrument, dat de financiële en economische impact van Brexit op de
meest getroffen lidstaten erkent. De verwachting is dat Nederland, vanwege de sterke
economische verwevenheid met het VK, meer dan gemiddeld geraakt zal worden door de
gevolgen Brexit. Het kabinet zal de ontwikkelingen rondom dit instrument daarom nauwgezet
volgen.
117
Kan de Staatssecretaris een reflectie geven op de houdbaarheid van de coronasteunmaatregelen?
Blijft er steun voor bedrijven als het virus meer dan anderhalf jaar actief blijft?
Heeft de Staatssecretaris een verkenning uitgewerkt voor een dergelijk scenario of
is de Staatssecretaris voornemens deze te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de
Staatssecretaris bereid deze te delen met de Kamer?
Antwoord
Met de aankondiging van een steun- en herstelpakket voor negen maanden heeft het kabinet
perspectief en duidelijkheid geboden. Voor de komende negen maanden, maar zeker ook
voor de periode daarna geldt dat de epidemiologische ontwikkeling zeer onzeker is,
en daarmee ook het economisch herstel. Ook het Centraal Planbureau wijst op deze en
andere onzekerheden in haar middellange termijnverkenning 2022–2025. De vraag of ook
na deze negen maanden nog steun zal worden geboden, is nu dus nog niet te beantwoorden.
Wel geldt dat hoe langer de crisis en de steunmaatregelen aanhouden, hoe groter het
belang van aanpassing van bedrijfsmodellen zal zijn. Het kabinet blijft hierover in
overleg met sociale partners en met uw Kamer.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier