Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Dam, Van Toorenburg en Kuiken over het bericht 'Geheim telefoonverkeer legt ernstige corruptie bij politie bloot'
Vragen van de leden Van Dam, Van Toorenburg (beiden CDA) en Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Geheim telefoonverkeer legt ernstige corruptie bij politie bloot» (ingezonden 18 september 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 3 november 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 273.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Geheim telefoonverkeer legt ernstige corruptie bij
politie bloot»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een analyse geven van de aard en omvang van de geconstateerde corruptie bij
de politie en specifiek bij de Landelijke Eenheid die door het onderzoek 26Lemont
naar de encryptiedienst EncroChat bekend geworden is? Bent u bereid deze analyse openbaar
– dan wel vertrouwelijk – te delen met de Kamer?
Antwoord 2
Nee, ik doe geen uitspraken over lopende onderzoeken. Het Openbaar Ministerie rapporteert
jaarlijks over de onderzoeken die de Rijksrecherche heeft uitgevoerd in haar jaarbericht.
De politie rapporteert in de jaarverantwoording over het aantal gestarte (disciplinaire)
onderzoeken en de opgelegde disciplinaire maatregelen.
Vraag 3
Heeft deze corruptiezaak alleen betrekking op de Landelijke Eenheid van de politie,
of ook op medewerkers van andere eenheden? Welke andere opsporingsdiensten komen uit
de EncroChat-informatie naar voren als diensten waar medewerkers corrupt zijn?
Antwoord 3
Het verstrekken van informatie hierover kan lopende opsporingsonderzoeken schaden.
Ik doe hierover dan ook geen uitspraken.
Vraag 4
Deelt u de mening van de korpschef dat corruptie bij de politie onmiskenbaar aanwezig
is en eerder toeneemt dan afneemt? Komt deze constatering uit het onderzoek 26Lemont
voort of zijn daar ook andere aanwijzingen voor? Hoe kan het dat corruptie bij de
politie zo’n hardnekkig probleem is? Speelt de grote vervangingsvraag bij de politie
een rol hierbij?
Antwoord 4
De politie kan niet met zekerheid zeggen of de toename in het aantal signalen komt
door een betere signalering of door een toename van corruptie binnen de eigen organisatie.
Dit bevestigt wel opnieuw dat blijvende aandacht voor integriteit nodig is binnen
de politieorganisatie, net als – overigens – in vele andere organisaties. In een organisatie
van meer dan 60.000 medewerkers kunnen integriteitsschendingen nooit helemaal worden
voorkomen, maar er moet zoveel als mogelijk gedaan worden om de kans op integriteitsschendingen
te verkleinen. De politie neemt maatregelen om de integriteit van de organisatie te
bewaken. Ik zal uw Kamer hierover voor het einde van het jaar nader informeren.
Vraag 5
Welk verband ziet u tussen de verdenkingen en waarnemingen die voortvloeien uit dit
corruptieonderzoek en de waarnemingen die recent in het door KPMG ingestelde cultuuronderzoek
bij de Landelijke Eenheid zijn uitgevoerd? Ziet u verband met de thans lopende onderzoeken
van de Inspectie Justitie en Veiligheid ten aanzien van de Landelijke Eenheid?
Antwoord 5
Uiteraard kan ik niet ingaan op de corruptieonderzoeken noch vooruitlopen op een Inspectierapport
dat ik nog niet ken. Wel geldt in den brede dat een open cultuur van elkaar kunnen
aanspreken en kunnen leren, van groot belang is en preventieve werking heeft.
Vraag 6
Kunt u in zijn algemeenheid – u hoeft niet op individueel herleidbare personen in
te gaan – aangeven uit wat voor personen het Team Aanpak Corruptie bestaat? Heeft
u er vertrouwen in dat dit team de corruptie binnen de politie ook echt kan aanpakken?
Ligt het niet voor de hand om dit onderzoek volledig door de Rijksrecherche uit te
laten voeren?
Antwoord 6
Voor het onderzoek naar mogelijke ambtelijke corruptie binnen de politie naar aanleiding
van de PGP-berichten uit de server van EncroChat is bij de Rijksrecherche een speciaal
Team Aanpak Corruptie in het leven geroepen. Dit team staat onder leiding van de Rijksrecherche
onder gezag van de officier van justitie en wordt ondersteund door rechercheurs van
de landelijke eenheid, om zo optimaal gebruik te maken van de reeds opgedane kennis
en expertise. Ik heb er vertrouwen in dat dit team de corruptiegevallen ook echt kan
aanpakken.
Vraag 7
Zijn er – naast de nieuwe screeningswet – volgens u nog aanvullende maatregelen nodig
om paal en perk te stellen aan corruptie bij de politie dan wel bij andere organisaties?
Zo ja, welke? Bent u bereid dit soort maatregelen met prioriteit uit te rollen? Geven
deze signalen van corruptie aanleiding om terug te komen op uw eerdere standpunt ten
aanzien van huisbezoeken bij politiemensen, zowel tijdens het selectieproces als daarna?
Antwoord 7
De politie neemt reeds een aantal preventieve en repressieve maatregelen op haar integriteitsbeleid,
autorisatiebeleid en screeningsbeleid om normschendingen zoveel mogelijk te voorkomen.
Om medewerkers bewust te maken en het goede gesprek te stimuleren over integriteit
is er een toolbox ontwikkeld. Daarnaast gaan teamchefs en Operationeel Experts op
leiderschapstraining. Meldingen en signalen van corruptie (en van andere vermoedens
van plichtsverzuim), worden altijd onderzocht door de Rijksrecherche en/of de VIKs
onder leiding van het openbaar ministerie2 en bij vastgesteld plichtsverzuim, wordt daartegen strafrechtelijk en/of disciplinair
opgetreden.
Voor een goede toegangsbeveiliging is het proces van verstrekken en intrekken van
autorisaties voor politiesystemen in geval van plaatsing, verplaatsing en uitdiensttreding
van medewerkers inmiddels geautomatiseerd. Ook hanteert de politie sinds januari 2016
het vierogen-principe, waarbij de aanvraag voor een autorisatie boven een bepaald
niveau door een extra leidinggevende wordt getoetst. Om zicht te houden op het gebruik
van de systemen worden alle systemen aangesloten op de Logging as a Service (LaaS)
omgeving. Hiermee kan worden bijgehouden wie welke informatie heeft geraadpleegd.
De wijze van logging wordt daarmee geüniformeerd.
Deze signalen van corruptie geven geen aanleiding tot een gewijzigd standpunt ten
aanzien van huisbezoeken. Het uitgangspunt vormt het zogenoemde betrouwbaarheidsonderzoek.
Het betrouwbaarheidsonderzoek omvat een onderzoek van justitiële gegevens, politiegegevens,
gegevens uit open bronnen, gegevens afkomstig van referenten en van de betrokkene
zelf omtrent onder meer afhankelijkheden en de financiële situatie van de betrokkene.
Een gesprek op een politielocatie, naast de andere onderdelen van het betrouwbaarheidsonderzoek,
is voldoende om de betrouwbaarheid van de betrokkene te beoordelen. Een huisbezoek
is een grote inmenging in de persoonlijke levenssfeer. Gesprekken vinden daarom in
de eerste instantie op de politielocatie plaats. Indien er aanleiding is, dan kan
alsnog besloten worden om het gesprek thuis te voeren.
Vraag 8
Tegen welke privacywetgeving loopt de politie precies aan bij de uitrol van de software
waarbij verdacht zoekgedrag door politiemensen binnen de systemen automatisch moet
kunnen worden opgemerkt? Deelt u de mening dat privacy nooit boven maatschappelijke
veiligheid mag gaan? Bent u bereid dit – en andere noodzakelijke software- met prioriteit
te ontwikkelen en te implementeren om zo corruptie en ondermijnende criminaliteit
tegen te gaan?
Antwoord 8
De politie is verantwoordelijk voor een grote hoeveelheid aan gegevens. Misbruik van
informatie moet voorkomen worden. Daarnaast moet informatie beschikbaar blijven en
niet door technische bedreigingen (bijvoorbeeld een virus of malware) beschadigd worden
of onbeschikbaar raken.
De politie is daartoe begin 2019 gestart met een pilot waarmee stapsgewijs een systeem
en werkwijze ontwikkeld wordt. Het doel is om oneigenlijk gebruik van politie-informatie
en politie-systemen proactief te herkennen en hier adequate opvolging aan te kunnen
geven.
De resultaten dienen als opstap voor een landelijke implementatie. De pilot wordt
in het eerste kwartaal van 2021 afgerond. Na evaluatie zal het systeem en de werkwijze
landelijk uitgerold worden. Deze monitoring op atypische signalen is gefocust op datagebruik
en niet in de eerste plaats op individuele politiemedewerkers. Mocht het blijken dat
het een individu betreft, dan zal de betreffende melding (overigens is niet elke melding
plichtsverzuim) bij het sectorhoofd worden neergelegd en het reguliere proces gevolgd
worden.
Vraag 9
Deelt u de mening van de korpschef dat vertrouwen het uitgangspunt moet zijn in de
relatie tussen werkgever en werknemer? Hoe gaat u ervoor zorgen dat eventuele maatregelen
om corruptie uit te bannen niet leiden tot een collectief wantrouwen bij dienders?
Antwoord 9
Zowel de samenleving als politiemensen onderling moeten erop kunnen vertrouwen dat
de politie integer en betrouwbaar haar werk uitvoert. De maatregelen zijn erop gericht
om corruptie vroegtijdig te herkennen en te voorkomen. Vertrouwen blijft het uitgangspunt,
daar hoort monitoren en controleren ook gewoon bij als waarborg.
Vraag 10
Kunt u aangeven wat de omvang is van de informatie die uit de 23 miljoen ontcijferde
misdaadberichten, middels het kraken van de encryptiedienst EncroChat, te destilleren
valt? Kunt u aangeven of de politie en het Openbaar Ministerie (OM) (inclusief de
Rijksrecherche) over voldoende middelen beschikken om adequaat op deze informatie
te reageren? Zijn er (tijdelijk) extra middelen nodig bij de politie en het OM om
ervoor te zorgen dat de informatie en daaruit voortvloeiende arrestaties – uit het
bericht blijkt dat er al meer dan 100 arrestaties zijn verricht, liquidaties en ontvoeringen
zijn verijdeld, 20 drugslabs, 8.000 kilo cocaïne, 12.000 kilo crystalmeth en zo’n
14 miljoen aan contant misdaadgeld in beslag genomen zijn – tot een succesvol einde
te brengen en hiermee de (ondermijnende) criminele netwerken het meest effectief te
ontmantelen?
Antwoord 10
Zoals uw Kamer weet is de capaciteit van politie en handhavingsdiensten per definitie
schaars. Dat betekent dat door het gezag keuzes dienen te worden gemaakt in lijn met
de Veiligheidsagenda en de lokaal gestelde prioriteiten. Ondermijning is een landelijke
prioriteit voor politie en openbaar ministerie. Die aanpak van de georganiseerde,
ondermijnende criminaliteit krijgt niet alleen via de strafrechtelijke weg vorm, maar
ook via preventie, toezicht en handhaving, bijvoorbeeld op fiscaal of bestuurlijk
terrein. Bovendien verricht ook de Rijksrecherche onderzoeken naar aanleiding van
de verkregen informatie. In het kader van het breed offensief tegen georganiseerde
criminaliteit is extra capaciteit toegekend ten behoeve van de oprichting van een
landelijk multidisciplinair interventieteam (MIT) ter versterking van de (inter)nationale
slagkracht. Dit team bestaat zowel uit toezicht, handhaving als opsporingsteams van
politie, FIOD, KMar, OM, douane en belastingdienst. Het MIT heeft als doel om het
verdienmodel van de (inter)nationale georganiseerde, ondermijnende criminaliteit duurzaam
te verstoren. Ook is de capaciteit bij het OM en bij de Rijksrecherche als belangrijke
partner van het MIT, fors en structureel versterkt met de middelen uit het offensief.
Het gebruik van de informatie uit ontsleutelde berichten kan dus op diverse manieren
bijdragen aan de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Gelet op de grote hoeveelheid
informatie is prioritering in tijd en aanpak noodzakelijk.
Vraag 11
Is de politie – op landelijk of regionaal niveau – bezig met andere, maar vergelijkbare
onderzoeken als het zeer effectieve onderzoek 26Lemont? Deelt u de mening dat dit
soort onderzoeken tot een schat aan zeer waardevolle informatie kunnen leiden? Als
u deze vraag niet openbaar kunt beantwoorden, bent u dan bereid dit vertrouwelijk
aan de Kamer te laten weten?
Antwoord 11
Zoals u weet kan ik niet in gaan op lopende strafrechtelijke onderzoeken. Deze worden
uitgevoerd onder gezag van de officier van justitie. Ik deel de mening dat dit soort
onderzoeken van onschatbare waarde zijn voor de aanpak van de veelal verbogen (inter)nationale
georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Met deze informatie verkrijgen we steeds
een beter zicht op de aard, omvang en werkwijzen van criminele netwerken. Eerder lukte
dit ook door de onderzoeken naar Ennetcom, IronChat en PGP-safe.
Vraag 12
Hoe staat het met de implementatie en de uitrol van het Multidisciplinair Interventieteam
(MIT)? Heeft het integrale karakter op enige wijze bijgedragen aan het thans bekend
worden van de omvang van dit corruptieschandaal bij zowel de politie als andere ketenpartners
of organisaties? Wat wordt er gedaan met de informatie uit het EncroChatonderzoek
dat criminelen beschikken over contacten binnen grote, gerenommeerde ketens op het
gebied van kleding en elektronica die toegang hebben tot gegevens van klanten? Worden
dit soort (private) partijen ook bij een integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit
betrokken? Hoe staat het met eventuele afspraken over het delen van opsporingsinformatie
tussen politie en dit soort organisaties in het kader van de bestrijding van ondermijnende
criminaliteit? Hoe staat het met het delen van informatie in het kader van een integrale
aanpak van ondermijnende criminaliteit tussen verschillende (overheids)partners?
Antwoord 12
Het multidisciplinair interventieteam (MIT) is op dit moment nog volop in oprichting.
De op- en inrichting van een nieuw en innovatief team van honderden specialisten uit
6 verschillende organisaties is uniek. Dit proces is complex en vergt zorgvuldigheid
en tijd. Vanaf april jl. werken de eerste mensen aan de bouw en de vliegende start
van het MIT. In dit kader wordt in een tweetal projecten operationele ervaring opgedaan
met de vernieuwende multidisciplinaire samenstelling en werkwijze. Er wordt gewerkt
aan een eerste (juridisch) kader voor de informatiedeling in het MIT. De ervaringen
van de startfase worden hierin meegenomen. Het kraken van de Encrochat-server en het
ontdekken van de corruptiegevallen is primair te danken aan de inspanningen van de
Dienst landelijke recherche van de landelijke eenheid. Het MIT kan in de toekomst
mogelijk wel een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de opvolging van die informatie,
dit in nauwe samenwerking met de Dienst landelijke recherche en andere (bijzondere)
opsporingsdiensten. Onderdeel daarvan is om samen met partners barrières op te werpen
voor crimineel handelen. Op die wijze geeft het MIT invulling aan: «oprollen, afpakken
en voorkomen». Uw Kamer wordt middels de voortgangsbrief ondermijning medio november
nader geïnformeerd over de oprichting van het MIT.
Vraag 13
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk van elkaar tijdig te beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.