Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over het bericht "etiket dwarsboomt lage dosering gewasbeschermingsmiddelen"
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Etiket dwarsboomt lage dosering gewasbeschermingsmiddelen». (ingezonden 14 oktober 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 29 oktober
2020).
Vraag 1
Bent u bekent met het artikel «Etiket dwarsboomt lage dosering gewasbeschermingsmiddelen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u eerdere vragen van de VVD over het onderwerp rond de dosering van gewasbeschermingsmiddelen
zowel schriftelijke als bij verschillende algemeen overleggen?)?2 3 4 5
Antwoord 2
Ja, ik ben op de hoogte van de inbreng van de leden van de VVD-fractie op het onderwerp
gewasbescherming.
Vraag 3
Deelt u de visie dat bij geïntegreerde gewasbescherming pas gebruikgemaakt wordt van
chemische middelen als alle andere mogelijkheden om een ziekte, plaag of onkruid te
bestrijden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid en dat, als er dan chemische
middelen worden ingezet, een teler zo mogelijk gebruik moet maken van beslissingsondersteunende
systemen en een zo laag mogelijke dosering, en dat daarnaast een aantal andere factoren
een rol spelen, zoals de temperatuur in het gewas en de bodem, de bodemvochtigheid
en de relatieve luchtvochtigheid tijdens en na het spuitwerk en de neerslag? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Antwoord 3
Een agrarische ondernemer dient de principes van geïntegreerde gewasbescherming toe
te passen. Dit betekent dat hij/zij de afweging maakt welke preventieve (bijvoorbeeld
resistente rassen), niet-chemische (bijvoorbeeld mechanische onkruidbestrijding) en
chemische maatregelen (bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen) er ingezet dienen te
worden om ziekten, plagen en onkruiden in een bepaald gewas te voorkomen, te beheersen
en te bestrijden.
Op het moment dat een agrarische ondernemer besluit om een gewasbeschermingsmiddel
toe te passen, dan dient hij/zij zich te houden aan de voorschriften in het Wettelijk
Gebruiksvoorschrift (hierna: WG). Hierop staan de dosering per toepassing en het maximum
aantal toepassingen dat door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (hierna: Ctgb) is beoordeeld.
Het is volgens het Ctgb wel mogelijk om een lagere dosering toe te passen, dan de
dosering in het WG. Het is echter niet toegestaan om het maximum aantal toepassingen
te overschrijden of af te wijken van andere voorwaarden gesteld in het WG.
Vraag 4
Klopt het dat met de heretikettering veel Lage Doseringssysteem (LDS)-toepassingen
van het etiket zijn verdwenen en dat, om deze er weer op te krijgen, toelatingshouders
een nieuw dossier moet aanleveren (met extra studies en extra kosten)?
Antwoord 4
Uw Kamer is in 2012 geïnformeerd over het traject van het verbeteren van de naleefbaarheid
en handhaafbaarheid van het gewasbeschermingsmiddelengebruik. Destijds is gesignaleerd
dat het niet altijd mogelijk is om in de nieuwe situatie een laag doseringssysteem
toe te passen bij de groep van de herbiciden, maar dat dit ondervangen kan worden
door het indienen van uitbreidingsaanvraag door een toelatinghouder. De kosten voor
een dergelijke aanvraag zijn beperkt.
De besluiten voor de nieuwe WG voor de groep van herbiciden zijn overigens per 1 januari
2013 van kracht (Kamerstuk 27 858, nr. 137).
Vraag 5
Klopt het dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
(Ctgb) LDS-toepassingen zonder apart dossier niet op het etiket opneemt vanwege een
mogelijk risico op hogere toepassingsfrequentie voor de toepasser, terwijl er in de
risicobeoordeling onvoldoende wordt geanticipeerd op (nieuwe) precisietechnieken en
ontwikkelingen, zoals een gesloten vulsysteem? Zo ja, hoe kunt u ervoor zorgen dat
het Ctgb deze (nieuwe) technieken gaat betrekken bij de beoordeling van de toepassingen
in relatie tot de etiketten?
Antwoord 5
Het Ctgb is gehouden het dossier te beoordelen dat is ingediend door de toelatinghouder.
Als dit dossier geen informatie bevat over bijvoorbeeld een laag doseringssysteem,
dan is het voor het Ctgb niet mogelijk om dit te beoordelen en dus op te nemen in
het WG. Als dit dossier informatie bevat over bijvoorbeeld het toepassen van een gewasbeschermingsmiddel
met een precisietechniek, dan zal het Ctgb dit beoordelen en – als dat mogelijk is
– opnemen in het WG.
De huidige beoordelingsmethodieken zijn niet in alle gevallen geschikt om precisietechnieken
te beoordelen. Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 bevat
daarom onder meer de actie om het toetsingskader voor gewasbeschermingsmiddelen te
optimaliseren, zoals voor het beoordelen van innovatieve technieken.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het gebruik van methoden en technieken die bijdragen aan vermindering
van het middelengebruik, waaronder LDS, zo veel mogelijk gestimuleerd moet worden?
Zo ja, welke rol ziet u daarbij voor zichzelf?
Antwoord 6
Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 richt zich op het realiseren
van weerbare planten en teeltsystemen en het verbinden van land- en tuinbouw met natuur.
Dit leidt tot het verminderen van de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen. Daar
waar dan nog gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, gaat de voorkeur uit naar
laag-risicomiddelen, is er nagenoeg geen emissie naar met milieu en is er nagenoeg
geen residu op voedselproducten.
Het uitvoeringsprogramma bevat vele acties die moeten leiden tot het realiseren van
de hierboven genoemde doelen. Hieronder zijn acties die zich richten op bijvoorbeeld
innovatieve teeltconcepten en technische maatregelen en het toepassen daarvan in de
praktijk via pilotprojecten. Daarnaast zal ik op basis van de uitkomst van het onderzoek
naar mogelijke economische prikkels, dat ook is aangekondigd in het uitvoeringsprogramma,
bezien welke financiële instrumenten ik het best kan inzetten om de hierboven genoemde
doelen te realiseren.
Vraag 7
Bent u bereid om samen met het Ctgb een reparatieslag uit te voeren op de gebruiksvoorschriften
van middelen waarvoor voor de heretikettering een LDS-toepassing mogelijk was en nu
niet meer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Nee, dit is de verantwoordelijkheid van de toelatinghouder.
Vraag 8
Bent u bereid om etiketuitbreiding met LDS-toepassingen te stimuleren door deze als
«kleine toepassing» aan te merken en daarmee via het Fonds Kleine Toepassingen subsidiabel
te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Een laag doseringssysteem kan worden toegepast in grote en kleine gewassen en is daarmee
niet per definitie een kleine toepassing. Dit neemt niet weg dat er wellicht mogelijkheden
zijn in het nieuwe fonds kleine toepassingen. Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie
gewasbescherming 2030 bevat de inzet om te komen tot zo’n nieuw fonds. Het lijkt me
een goed idee om te onderzoeken of het financieren van het uitbreiden van het WG met
laag doseringssystemen en innovatieve technieken binnen de reikwijdte van dit nieuwe
fonds zou kunnen passen.
Vraag 9
Bent u bereid te onderzoeken hoe de toelating van LDS gefaciliteerd kan worden door
in de risicobeoordeling beter te anticiperen en rekening te houden met de technologische
ontwikkelingen op het gebied van gewasbescherming?
Antwoord 9
Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 bevat onder meer de actie
om het toetsingskader voor gewasbeschermingsmiddelen te optimaliseren, zoals voor
het beoordelen van innovatieve technieken.
Vraag 10
Kunt u aangeven waarom er op etiketten van gewasbeschermingsmiddelen nog steeds onvoldoende
aandacht is voor het gebruik van LDS en precisiegewasbescherming?
Antwoord 10
Dit is de verantwoordelijkheid van de toelatinghouder. Zoals aangegeven in het antwoord
op vraag 5 is het Ctgb gehouden het dossier te beoordelen dat is ingediend door de
toelatinghouder. Als dit dossier geen informatie bevat over bijvoorbeeld een laag
doseringssysteem, dan is het voor het Ctgb niet mogelijk om dit te beoordelen en dus
op te nemen in het WG. Als dit dossier informatie bevat over bijvoorbeeld het toepassen
van een gewasbeschermingsmiddel met een precisietechniek, dan zal het Ctgb dit beoordelen
en – als dat mogelijk is – opnemen in het WG.
Vraag 11
Deelt u de mening dat, in lijn met eerder ontvangen beleidsbrieven, precisielandbouw
een van de speerpunten is en dat dit vraagt om meer actie (zowel beleid als uitvoering)
om precisiegewasbescherming beter van de grond te krijgen?6
Antwoord 11
Ja, daarom staan er in het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030
verschillende acties die moeten leiden tot het toepassen van innovatieve technieken
in de praktijk.
Vraag 12
Deelt u de mening dat het gebruik van LDS en precisiegewasbescherming een bijdrage
leveren aan de verdere verduurzaming van de sector? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe
gaat u meer prioriteit geven aan het wegnemen van belemmeringen die de toepassing
van LSD en precisiegewasbescherming frustreren?
Antwoord 12
Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 richt zich op het realiseren
van weerbare planten en teeltsystemen en het verbinden van land- en tuinbouw met natuur.
Dit leidt tot het verminderen van de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen. Daar
waar dan nog gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, gaat de voorkeur uit naar
laag-risicomiddelen, is er nagenoeg geen emissie naar met milieu en is er nagenoeg
geen residu op voedselproducten. Precisietechnieken kunnen een bijdrage leveren aan
het terugdringen van emissie en residuen. Het uitvoeringsprogramma bevat verschillende
acties om eventuele belemmeringen in kaart te brengen en daar waar mogelijk deze belemmeringen
weg te nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.