Schriftelijke vragen : Het rapport ‘Women's rights violations in Dutch palm oil supply chains: the case of Guatemala’
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het rapport «Women's rights violations in Dutch palm oil supply chains: the case of Guatemala» (ingezonden 29 oktober 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Women's rights violations in Dutch palm oil supply chains: the case of Guatemala»1, van ActionAid? Wat is uw appreciatie van het rapport?
Vraag 2
Deelt u de zorgen over de mensenrechtenschendingen in de Guatemalteekse palmoliesector
en de disproportionele gevolgen voor vrouwen van deze schendingen, zoals toegenomen
onbetaalde zorgtaken en geweld?
Vraag 3
Deelt u de mening dat Nederlandse bedrijven significante invloed hebben in deze keten,
aangezien 43% van de Guatemalteekse palmolie wordt geïmporteerd naar Nederland, en
hierdoor ook een grote verantwoordelijkheid dragen voor het afdwingen van respect
voor mens en milieu bij de Guatemalteekse palmoliebedrijven? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, is het u bekend welke inzet Nederlandse bedrijven leveren op het terrein van
respect voor mens en milieu bij de Guatemalteekse palmolie bedrijven en is deze inzet
wat u betreft voldoende?
Vraag 4
Deelt u de conclusie van het rapport dat de onderzochte bedrijven tekortschieten bij
de implementatie van de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), met name als het gaat om het
voorkomen en adresseren van risico’s voor vrouwen? Zo ja, welke gevolgen verbind u
hieraan? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Welke stappen zet u binnen het nieuwe beleid voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen (IMVO) om te zorgen dat Nederlandse bedrijven internationaal ondernemen
met respect voor vrouwenrechten?
Vraag 6
Ziet u een belangrijke verbetering in de mate waarin Nederlandse bedrijven voldoen
aan de internationale richtlijnen voor verantwoord ondernemen? Zo ja, waarin zit die
verbetering en is het voldoende in het licht van de bevindingen in het rapport? Zo
nee, wat moet er gebeuren om ervoor te zorgen dat er wel aan deze richtlijnen wordt
voldaan?
Vraag 7
Deelt u de conclusie dat verplichte mensenrechten wetgeving voor gepaste zorgvuldigheid
(due dilligence-wetgeving) in Nederland leidt tot betere implementatie van de OESO-richtlijnen door
Nederlandse bedrijven? Zo nee, welke maatregelen binnen het nieuwe IMVO-beleid zet
het kabinet dan in om implementatie van IMVO- standaarden door Nederlandse bedrijven
te verbeteren en toekomstige misstanden zoals die in Guatemala te voorkomen?
Vraag 8
Kunt u een tijdspad geven voor de nieuwe IMVO-maatregelen en wanneer u verbetering
verwacht ten opzichte van de implementatie van standaarden door Nederlandse bedrijven?
Vraag 9
Welke IMVO-eisen worden gesteld aan ondernemingen waarvan de staat mede-eigenaar is,
zoals de Haven van Rotterdam?
Vraag 10
Deelt u de mening van de Haven van Rotterdam dat zij «niet direct betrokken zijn bij
de handels- en goederenstromen die door de haven lopen»2 en daarom geen gepaste zorgvuldigheid uitvoeren over deze stromen? Zo ja, waarom?
Zo nee, welke stappen onderneemt u om te zorgen dat de Haven, waarvan de staat mede-eigenaar
is, haar beleid in lijn brengt met de OESO-richtlijnen?
Vraag 11
Adviseren de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Nederlandse ambassade
in San José Nederlandse bedrijven die opereren in of exporteren uit Guatemala over
de mogelijke risico’s voor mens, milieu en gendergelijkheid bij de palmolieproductie
in Guatemala? Zo ja, heeft dit het handelen van Nederlandse bedrijven beïnvloed? Ziet
u ruimte om deze inzet te verbeteren?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.A.E. van den Hul, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.