Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden De Roon en Beertema over samenwerking tussen Amsterdamse universiteiten en de Chinese onderneming Huawei
Vragen van de leden De Roon en Beertema (beiden PVV) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over samenwerking tussen Amsterdamse universiteiten en de Chinese onderneming Huawei (ingezonden 27 augustus 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Ministers van Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister-President
(ontvangen 27 oktober 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 63.
Vraag 1
Deelt u de mening dat het risico vermeden moet worden dat nieuwe technologische ontwikkelingen
op o.a. het terrein van kunstmatige intelligentie, internet en datavergaring, al of
niet door tussenkomst van derden, in handen komen van dictaturen?1
Antwoord 1
Nederlandse bedrijven en instellingen die strategische (militair en of dual use) goederen of technologie ontwikkelen dan wel produceren, zijn gehouden aan wet- en
regelgeving op het gebied van exportcontrole. Indien technologie wordt geëxporteerd
die voorkomt op de lijsten van exportcontroleregimes is een exportvergunning vereist.
Exportvergunningaanvragen worden getoetst op grond van het EU gemeenschappelijk standpunt
inzake wapenexport (EUR2.008/944/GBVB), of de EU Dual Use Verordening (EUR428/2009). Nederland is partij bij meerdere internationale verdragen
en aangesloten bij exportcontroleregimes waarbinnen lijsten met dual use goederen en technologie worden vastgesteld. Daarnaast wordt van alle Nederlandse
bedrijven verwacht dat zij bij het internationaal zakendoen handelen in lijn met de
OESO-Richtlijnen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Dit betekent
dat zij in relatie tot hun waardeketens mogelijke risico’s – waaronder eventuele risico’s
die verband houden met mensenrechtenschendingen en samenwerking met bedrijven die
onder invloed staan van buitenlandse overheden – dienen te identificeren en te voorkomen
of aan te pakken.
Overigens, Artificial Intelligence als wetenschaps- en toepassingsgebied is zeer breed
en valt als zodanig niet als geheel binnen de kaders van dual use-goederen zoals die onder exportcontrole wetgeving is gedefinieerd.
Vraag 2
Deelt u ook de mening dat China technologische ontwikkelingen regelmatig inzet op
een manier die leidt tot onderdrukking van mensen?
Antwoord 2
Te zien is dat door middel van geavanceerde censuurtechnieken het vrije woord op het
Chinese internet steeds verder wordt ingeperkt, zowel op openbare fora zoals Weibo
als in privégesprekken binnen apps zoals WeChat. Van de uitrol van surveillancetechnologie
gaat gezien de politieke context in China een afschrikkende werking uit richting etnische
en religieuze minderheden, mensenrechtenactivisten en andersdenkenden. Met name in
Tibet en Xinjiang geldt dat surveillancetechnologie bijdraagt aan de onderdrukking
van Tibetaanse boeddhisten en onder andere Oeigoerse moslims. Deze toepassingen brengen
risico’s voor de fundamentele vrijheden, privacy en mensenrechten van Chinese burgers
en buitenlandse personen die zich in China bevinden met zich mee.
Vraag 3
Deelt u voorts de mening dat het denkbaar is dat ook ontwikkelingen op het gebied
van zoektechnologie door een dictatuur kunnen worden ingezet om ongewenste ontwikkelingen,
gebeurtenissen en personen (beter) op het spoor te komen, te intimideren en te onderdrukken?
Antwoord 3
Het is mogelijk dat zoektechnologie als een van vele databronnen gebruikt wordt om
ongewenste ontwikkelingen, gebeurtenissen en personen (beter) op het spoor te komen,
te intimideren en te onderdrukken. Op dit moment zijn er geen concrete aanwijzingen
dat onderzoeksresultaten die voortkomen uit de samenwerking tussen Huawei Finland2 en de UvA en VU – welke is gericht op de kennisontwikkeling op het gebied van meertalig
en multimodaal zoeken in informatie voor consumenten, welke een civiele toepassing
mogelijk maakt (zoals een zoekmachine) – specifiek hiervoor zullen worden gebruikt.
Het kabinet onderzoekt momenteel welke aanvullende maatregelen wenselijk zijn om ongewenste
kennis- en technologieoverdracht langs de weg van onderwijs en onderzoek tegen te
gaan, gericht op het vergroten van de (kennis)veiligheid. Dit proces is eerder reeds
genoemd in de beleidsreactie op het rapport van het Rathenau Instituut «Kennis in
het Vizier».3 Het kabinet zal uw Kamer dit najaar nader informeren over de voortgang op dit proces.
Vraag 4
Deelt u tenslotte de mening dat Nederlandse onderzoeksinstellingen zich niet moeten
laten verleiden door het grote geld afkomstig uit China?
Antwoord 4
Instellingen in onderwijs en onderzoek worden geacht om bij het aangaan van een samenwerking
– ongeacht uit welk land de samenwerkingspartner afkomstig is – een zorgvuldige afweging
te maken van de kansen, opbrengsten en risico’s. Daarin worden meerdere factoren meegewogen.
Vraag 5
Vindt u ook dat niet van hen mag worden verwacht dat zij zelf beoordelen of samenwerking
met (organisaties en personen uit) dictaturen tot schadelijke gevolgen voor mensenrechten
kunnen leiden, doch dat die beoordeling een taak van de overheid is?
Antwoord 5
Zie beantwoording vraag 4. De politieke situatie in een land, en het mogelijke effect
daarvan op de samenwerking, is een van de factoren die meegewogen moeten worden bij
het aangaan van internationale samenwerkingen. Die afweging van de kansen en risico’s
maken instellingen zelf. De Nederlandse overheid kan kennisinstellingen in voorkomende
gevallen bijstaan bij het maken van die afweging, onder andere door middel van informatie-uitwisseling
en kennisdeling.
Deze taakverdeling respecteert de autonomie van de instellingen, een fundamenteel
uitgangspunt van het Nederlandse kennisstelsel. Deze is wettelijk geborgd in de Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
Vraag 6
Hoe beoordeelt u in het licht van het voorgaande de samenwerking tussen de Amsterdamse
universiteiten en Huawei om nieuwe zoektechnologie te ontwikkelen en bent u bereid
om een streep door dat project te zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De samenwerking is gericht op kennisontwikkeling op het gebied van meertalig en multimodaal
zoeken in informatie voor consumenten, welke een civiele toepassing mogelijk maakt
(zoals een zoekmachine).
De keuze om de samenwerking aan te gaan is uiteindelijk aan de instellingen. De universiteiten
hebben die autonomie en verantwoordelijkheid, daarbij de kansen, risico’s en aandachtspunten
en bestaande wet- en regelgeving in acht nemend. Het kabinet heeft geen formele rol
in het goed- of afkeuren van samenwerkingsovereenkomsten van instellingen.
Vraag 7
Wilt u deze vragen separaat en volledig beantwoorden?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M. (Mark) Rutte, minister van Algemene Zaken -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.