Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over de aanhoudende schade van neonicotinoïden in het milieu en voor dieren
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de aanhoudende schade van neonicotinoïden in het milieu en voor dieren (ingezonden 3 september 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 21 oktober
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 4060.
Vraag 1
Kent u de berichten «Bijengif imidacloprid vergiftigt het slootwater tussen de kassen»
en «Neonicotinoids and decline in bird biodiversity in the United States»?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat het bijengif imidacloprid, dat alleen nog is toegestaan in gesloten
kassystemen en als biocide, in 2019 op alle meetpunten van het waterschap Delfland
boven de toegestane norm werd aangetroffen?
Antwoord 2
Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft in 2019 op 54 locaties metingen verricht
op de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen. Op 9 van deze locaties is de werkzame
stof imidacloprid aangetroffen boven de toegestane ecologische waterkwaliteitsnorm.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat imidacloprid (alsmede thiamethoxam en clothianidine) verboden
zijn voor open teelten vanwege de ernstige schadelijkheid voor insecten?
Antwoord 3
De goedkeuring van de drie genoemde stoffen is in 2018 beperkt tot gebruik in bedekte
teelten vanwege de risico’s voor bijen bij toepassingen in de onbedekte teelt van
verschillende gewassen. Inmiddels zijn thiamethoxam en clothianidine binnen de EU
niet meer goedgekeurd en zal de goedkeuring van imidacloprid binnen afzienbare tijd
vervallen omdat de aanvraag voor verlenging van de goedkeuring door de aanvrager is
ingetrokken.
Vraag 4, 5
Kunt u bevestigen dat insecten en andere dieren nu alsnog blootgesteld worden aan
deze neonicotinoïden, aangezien deze gifstoffen in het slootwater aanwezig zijn?
Op welke manier kan landbouwgif uit gesloten kassystemen toch in het oppervlaktewater
terecht komen en op welke wijze kan dit voorkomen worden?
Antwoord 4, 5
Gewasbeschermingsmiddelen, die in de glastuinbouw worden toegepast, kunnen via verschillende
emissieroutes (denk bijvoorbeeld aan percolatiewater, condenswater en schrobputjes)
in het oppervlaktewater terecht komen. Dit kan ertoe leiden dat insecten en andere
dieren aan deze middelen worden blootgesteld. Er zijn verschillende acties om de lozingen
van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater te voorkomen of zoveel mogelijk
te beperken, zoals:
– het identificeren van emissieroutes die nog niet afdoende in beeld zijn, het vaststellen
van de wijze waarop deze kunnen worden aangepakt en communicatie daarover richting
glastuinbouwondernemers door partijen die samen werken in het Platform duurzame glastuinbouw
via het kennisplatform glastuinbouw waterproof3;
– het (individueel of collectief) verplicht zuiveren van het afvalwater met gewasbeschermingsmiddelen
uit de glastuinbouw met een rendement van ten minste 95%;
– het houden van toezicht en handhaving.
Hoewel alle partijen zich ervan bewust zijn, dat er een gezamenlijke opgave is om
te komen tot een goede waterkwaliteit door het voorkomen van emissies van gewasbeschermingsmiddelen
naar het milieu, zal dit punt met nadruk aandacht krijgen in gesprekken die komen
met agrarische belangenorganisaties en het bevoegd gezag.
Vraag 6
Worden glastuinbouwers gecontroleerd op de vervuiling die zij mogelijk veroorzaken
door het gebruik van imidacloprid, thiamethoxam en clothianidine? Zo ja, op welke
manier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ja, via gebiedsgericht monitoren en handhaven door verschillende waterschappen en
via bedrijfsbezoeken door de verschillende omgevingsdiensten en waterschappen en de
NVWA.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat recent onderzoek aantoont dat het toenemende gebruik van neonicotinoïde
landbouwgif in de VS afnames in vogelpopulaties veroorzaakt, waarbij vooral weidevogels
hard geraakt worden?4
Antwoord 7
In het betreffende onderzoek concluderen de onderzoekers op basis van een statistische
analyse dat de toename van het gebruik van neonicotinoïden in de VS gepaard gaat met
de afname van de vogelbiodiversiteit, met name die van weidevogels.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat neonicotinoïden toxischer zijn voor insecten en langer in de
natuur achterblijven dan andere insecticiden?
Antwoord 8
Neonicotinoïden zijn een klasse van insecticiden, maar er is variatie binnen de klasse
wat betreft de toxiciteit van de individuele stoffen voor verschillende insecten en
de persistentie in het milieu. Dat geldt ook voor andere klassen insecticiden. Zoals
ik uw Kamer heb geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 421) leidde de toepassing van de neonicotinoiden imidacloprid, thiamethoxam en clothianidine
tot risico’s voor bijen. Daarom werd de toepassing destijds beperkt tot alleen gebruik
in bedekte teelten. De toxiciteit voor bijen en de persistentie van deze stoffen was
relatief hoog in vergelijking met andere neonicotinoiden (acetamiprid en thiacloprid)
en andere insecticiden. Zo is de acute toxiciteit voor honingbijen van thiacloprid
meer dan 4.500 keer lager en de persistentie bijna 57 keer lager in vergelijking met
clothianidine. Dat verschillende stoffen tot dezelfde klasse behoren, wil dus niet
zeggen dat deze ook dezelfde eigenschappen hebben. Vanwege variatie in eigenschappen
tussen werkzame stoffen en de toepassing ervan wordt in de Europese goedkeuringsprocedure
per stof bezien of het gebruik veilig is voor mens, dier en milieu. Bij de middeltoelating
wordt dat opnieuw per middel getoetst.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat de neonicotinoïden acetamiprid en sulfoxaflor in Nederland nog
steeds toegelaten zijn voor open teelten?
Antwoord 9
Ja. Ik wil hierbij, zoals eerder aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 2020D26901), aangeven dat de werkzame stof sulfloxaflor niet behoort tot de neonicotinoiden,
maar is ingedeeld in de klasse van de sulfoximines.
Vraag 10
Hoe rijmt u de bescherming van (weide)vogels onder de Vogel- en Habitatrichtlijnen met de schade die deze dieren ondervinden door blootstelling aan neonicotinoïden
op open teelten en in het oppervlaktewater?
Antwoord 10
Voor de Europese stofgoedkeuring wordt een risicobeoordeling uitgevoerd voor vogels,
conform het betreffende Europese richtsnoer. Het richtsnoer gaat uit van gevoelige
vogelsoorten die in landbouwgebieden voorkomen, zodat andere minder gevoelige soorten
ook door de risicobeoordeling worden afgedekt.
Vraag 11, 12
Wordt in de Europese toelatingsprocedure voor landbouwgif getoetst op het effect van
de stof op beschermde vogelsoorten?
Zo nee, kunt u bij de Europese Commissie pleiten voor een herziening van de toelatingsprocedure
voor landbouwgif, zodat de effecten op beschermde diersoorten meegenomen worden?
Antwoord 11, 12
Volgens de Vogelrichtlijn zijn alle vogels beschermd. Momenteel wordt het huidige
Europese richtsnoer voor vogels en zoogdieren herzien onder leiding van EFSA. Nederland
levert een actieve bijdrage aan deze herziening waarbij er ook specifieke aandacht
voor kwetsbare vogelsoorten is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.