Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over het eindigen van de levensloopregeling per 1 januari 2022
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over het eindigen van de levensloopregeling per 1 januari 2022 (ingezonden 15 september 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 16 oktober 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het stoppen van de levensloopregeling per 1 januari 2022 na afschaffing
op 1 januari 2012?
Antwoord 1
Ja, dat ben ik. Volledigheidshalve wijs ik u erop dat in het wetsvoorstel Overige
fiscale maatregelen 2021, bijlage bij het Belastingplan 2021 dat is gepubliceerd nadat
u uw vragen hebt ingestuurd, wordt voorgesteld de levensloopregeling per 1 november
2021 te beëindigen vanwege uitvoeringstechnische redenen. De datum van 1 november
2021 zal, als het voornoemde wetsvoorstel wordt aangenomen, gelden als fictief genietingsmoment
waardoor het levensloopsaldo in de heffing zal worden betrokken.
Vraag 2
Hoeveel mensen in Nederland hebben nog een levensloopregeling en hoeveel geld hebben
deze mensen gemiddeld gespaard met deze levensloopregeling?
Antwoord 2
Deze informatie is noch bij de Belastingdienst, noch bij de Nederlandse Vereniging
van Banken (NVB) of de DNB standaard beschikbaar. Om toch een indicatie te kunnen
geven heeft de NVB gegevens opgevraagd bij de grootste partijen onder haar leden.
Op basis hiervan schat de NVB het nog uitstaande tegoed voor de bankensector in op
€ 1,5 à € 2 miljard bij 36.000 à 45.000 klanten, gemiddeld circa € 40.000 per klant.
Vraag 3
Welke gevolgen heeft de verhoging van de pensioenleeftijd gehad voor mensen met een
lopende levensloopregeling die, na de duidelijkheid op 1 januari 2012 over het stoppen
per 1 januari 2022, nogmaals de planning over het uitbetalen van de levensloopregeling
hebben moeten bijstellen?
Antwoord 3
In artikel 19g, achtste lid, Wet LB 1965, zoals dat luidde op 31 december 2011, is
opgenomen dat een levenslooptegoed uiterlijk op 65 jaar opgenomen diende te zijn of
op de pensioeningangsdatum als deze eerder is. In het overgangsrecht is in artikel
39d, tweede lid, Wet LB 1965 vanaf 1 januari 2013 deze 65 jaar vervangen door de voor
de werknemer geldende AOW-datum. De AOW-leeftijd is de achterliggende jaren verhoogd.
In 2020 is deze 66 jaar en 4 maanden. Ook de fiscale pensioenrichtleeftijd is in 2018
verhoogd naar 68 jaar. Voor mensen met een lopende levensloopregeling heeft dit tot
gevolg gehad dat zij enerzijds later met pensioen konden gaan maar anderzijds ook
langer de tijd kregen voor het opnemen van het levenslooptegoed.
Vraag 4
Kunt u toelichten hoe het proces tot stopzetten van de levensloopregeling verloopt?
Worden mensen met een levensloopregeling actief geïnformeerd over het stopzetten per
eind 2021 en de mogelijke gevolgen van het gefaseerd of het in één keer opnemen van
het bedrag op de levensloopregeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Antwoord 4
In het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2021 ligt een maatregel voor om, met
het oog op het fictieve genietingsmoment, in alle gevallen de instelling die de levensloopregeling
uitvoert als inhoudingsplichtige aan te merken. De levensloopinstellingen zullen als
inhoudingsplichtige uiterlijk op het fictieve genietingsmoment op 1 november 2021
de resterende waarde van de levensloopaanspraak van een rekeninghouder in de heffing
betrekken. De levensloopinstelling heeft alsdan tot het einde van het jaar om de loonheffing
in te houden en af te dragen.
Daarnaast wordt gevraagd of mensen actief worden geïnformeerd over het stopzetten
per eind 2021 en de mogelijke gevolgen van het gefaseerd of het in één keer opnemen
van het bedrag op de levensloopregeling. Het stopzetten van de fiscale levensloopregeling
heeft zijn aanleiding gehad in de afschaffing per 1 januari 2012 en het daaropvolgende
overgangsrecht voor aanspraken met een minimale waarde in het economische verkeer
van € 3.000 euro. Er is rond 2012 en 2013 door de Belastingdienst over de gevolgen
van de afschaffing en toepassing van het overgangsrecht gecommuniceerd via reguliere
communicatiekanalen en tevens via intermediairs. Levensloopinstellingen hebben zelfstandig
gecommuniceerd met hun rekeninghouders. Mijn verwachting is dat de levensloopinstellingen
dit nogmaals zullen doen in aanloop naar het voorgestelde heffingsmoment op 1 november
2021. De Belastingdienst zal hierover wederom communiceren via de reguliere communicatiekanalen.
Vraag 5
Deelt u de zorg dat het door de jaren heen opgespaarde bedrag op de levensloopregeling,
wanneer geheel wordt uitbetaald eind 2021 bij het stoppen van de levensloopregeling,
gevolgen kan hebben voor bijvoorbeeld het recht op toeslagen, algemene heffingskorting,
arbeidskorting, e.d. over 2021? Zo ja, op welke manier bent u voornemens de mensen
met een levensloopregeling hierop te attenderen en waar mogelijk op voorhand te helpen
bij het voorkomen van het achteraf moeten terugbetalen van soms grote bedragen aan
(onterecht) ontvangen toeslagen en verkregen kortingen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Veranderingen in het (verzamel)inkomen hebben effect op inkomensafhankelijke regelingen
en heffingskortingen. In de nota naar aanleiding van het verslag behorende bij het
Belastingplan 2013 is dit mogelijke effect alreeds benoemd. Daarin is toentertijd
tevens aangegeven dat mensen voldoende de tijd hebben om de aanspraken ingevolge de
levensloopregeling over een langere periode op te nemen om het progressienadeel te
beperken.1 De Belastingdienst zal in zijn communicatie aandacht besteden aan deze mogelijke
effecten.
Vraag 6
Krijgt de Belastingdienst signalen dat het stopzetten van de levensloopregeling per
1 januari 2022 tot problemen leidt? Zo ja, welke signalen en wat is er met deze signalen
gebeurd? Zo nee, kunt u verklaren waarom de leden van de VVD-fractie deze signalen
wel ontvangen (zie zorgen onder vraag 5)?
Antwoord 6
De wetgever heeft signalen ontvangen over praktische bezwaren voor de (ex-)werkgever
om correcte en tijdige loonaangifte te doen. Tevens zijn er bezwaren ontvangen over
het fictieve genietingsmoment van 31 december 2021 in relatie tot de heffing in box
3 en het verhalen van de verschuldigde loonheffing. Mede deze signalen zijn voor het
kabinet aanleiding geweest om in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2021
voor te stellen het fictieve heffingsmoment te verplaatsen naar 1 november 2021 en
de levensloopinstelling in alle gevallen als inhoudingsplichtige aan te wijzen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.