Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Schonis, Belhaj en De Groot over munitiedumps in de Deltawateren en Noordzeekust
Vragen van de leden Schonis, Belhaj en De Groot (D66) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Defensie over munitiedumps in de Deltawateren en Noordzeekust (ingezonden 4 september 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Visser (Defensie), mede namens Ministers van Infrastructuur
en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 16 oktober 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 145.
Vraag 1
Kent u het bericht «Opnieuw onderzoek in de Oosterschelde: hoe gevaarlijk is de dertig
miljoen kilo munitie?»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u van plan om de resultaten van het onderzoek naar de munitiedump in de Oosterschelde
te delen met de Kamer? Zo ja, binnen welke termijn kan de Kamer de resultaten tegemoetzien?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
In 2001, 2002, 2004 en 2015 zijn onderzoeksrapporten over de munitiestort in de Oosterschelde
met de Kamer gedeeld. We zijn voornemens dat ook met de resultaten van de recente
onderzoeken te doen, die naar verwachting voor het einde van dit jaar zullen zijn
afgerond. De resultaten worden dan in 2021 aan uw Kamer aangeboden.
Vraag 3
Wat voor monsters zijn op dit moment genomen om te onderzoeken welk risico de munitiedump
vormt voor het Nationaal Park de Oosterschelde en het omliggende gebied?
Antwoord 3
Zoals in de beantwoording van Kamervragen van de leden Schonis en Belhaj (Kamerstuk
2019D16068) aangegeven is de berichtgeving aan de omgeving versterkt. Dit heeft onder andere
geleid tot een tweetal bijeenkomsten met lokale bestuurders en bestuursleden van belangenorganisaties
voor visserij, natuur en recreatie in 2019, waarin eerdere onderzoeken naar de munitiestort
zijn toegelicht en de recent uitgevoerde onderzoeken aan de regio zijn toegezegd.
Zodra de uitkomsten beschikbaar zijn wordt een vervolgbijeenkomst gepland. In de periode
24 augustus tot 4 september van dit jaar zijn er in de munitiestort Oosterschelde
bodem- en watermonsters genomen om de milieukwaliteit daarvan vast te stellen. Daarnaast
is door de Explosieven Opruimingsdienst Defensie een twintigtal stuks munitie aan
land gebracht. De granaten zijn ter plaatse met hogedruk watersnijapparatuur door
midden gesneden zodat TNO de mate van corrosie aan de hulzen kan gaan bepalen. De
munitieresten zijn vervolgens vernietigd.
Vraag 4
Wordt in het lopende onderzoek ook het vrijkomen van fosfor uit gedumpte fosforgranaten
meegenomen?
Antwoord 4
Bij de analyse van de bodem- en watermonsters wordt ook naar de aanwezigheid van fosfor
gekeken.
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat het ongecontroleerd laten voortbestaan van de munitiedump
in de Oosterschelde, notabene in een nationaal park behorende tot het Europese natuurnetwerk
Natura2000, onwenselijk is. Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Er is geen sprake van het ongecontroleerd laten voortbestaan van de munitiestort in
de Oosterschelde. De situatie rondom de munitiestort wordt periodiek gevolgd. In het
kader van de verantwoordelijkheid voor de waterkwaliteit neemt Rijkswaterstaat maandelijks
watermonsters in de Oosterschelde om te toetsen of wordt voldaan aan de normen van
de Kaderrichtlijn Water. Om de vijf jaar wordt aanvullend daarop een jaar lang elke
twee maanden een meting uitgevoerd in de waterkolom direct boven de munitiestort.
Deze metingen zijn opnieuw uitgevoerd in 2019.
Vanwege één afwijkende meting, waarbij de gevonden waarden overigens vér onder de
normen voor de oppervlaktewaterkwaliteit bleven, vinden vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid
in augustus, oktober en december 2020 ter verificatie nog aanvullende metingen plaats.
Tot op heden geven de meetresultaten over meerdere jaren heen aan dat er geen sprake
is van een situatie die gevaar oplevert voor de gezondheid, de waterkwaliteit of de
aanwezige ecosystemen.
In 2000 zijn er daarnaast bodemmonsters uit de munitiestort genomen en geanalyseerd
en ook toen is er munitie naar boven gebracht en op corrosie onderzocht. Dat onderzoek
is recent herhaald. De uitkomsten van dit onderzoek, gecombineerd met die van eerdere
onderzoeken, zullen worden gebruikt om de monitoringfrequentie voor bodem-, water-
en corrosiemonsters onderbouwd te beoordelen en vast te stellen.
De resultaten van deze onderzoeken zullen in 2021 in samenhang aan uw Kamer worden
toegezonden.
Vraag 6
Kunt u een schatting geven van de kosten die gemoeid zouden gaan met het opruimen
van de munitiedump in de Oosterschelde versus het afdekken en beheersen ervan?
Antwoord 6
Recente schattingen van TNO voor het opruimen van de munitiestort in de Oosterschelde
bedragen tenminste € 75 miljard. Uit een eerste, verkennende inschatting door Rijkswaterstaat
komt naar voren dat de kosten van het afdekken van de munitiestortplaats al snel een
bandbreedte kennen van enkele tientallen tot meer dan honderd miljoen euro. De omvang
van deze kosten is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het gebruikte materiaal,
oppervlakte, dikte van de afdeklaag, etc.
Vraag 7
Kunt u bovendien uiteenzetten wat de overwegingen zijn geweest van het kabinet om
tot nu toe niet over te gaan tot opruimen dan wel afdekking van de munitiedump?
Antwoord 7
In de brief «Onderzoek munitiestortlocatie Oosterschelde» van 25 maart 2004 (Def-04-54),
waarbij ook twee rapporten van TNO en het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) aan
uw Kamer zijn aangeboden, geven de bewindslieden van Defensie, V&W, LNV en VROM aan
dat «op grond van de uitkomsten van het tot dusver uitgevoerde onderzoek, alsmede
vanuit budgettaire overwegingen, op dit moment geen aanleiding bestaat voor een besluit
tot het uitvoeren van een bodemafdekking op de stortlocatie. Een eventuele wenselijkheid
of noodzaak van een dergelijke maatregel zal in de toekomst regelmatig worden geëvalueerd
aan de hand van periodieke controle op water- en waterbodemkwaliteit van de stortlocatie».
Vanuit de onder vraag 5 beschreven monitoring is in de tussenliggende jaren geen noodzaak
naar voren gekomen om een nieuwe afweging te maken.
Vraag 8
Is op dit moment een beheerfonds beschikbaar om de kosten van het onderzoek, het opruimen
of het afdekken ook voor meerdere jaren te financieren?
Antwoord 8
De kosten voor de monitoring van water- en bodemkwaliteit worden gedragen door het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De financiering vindt plaats uit het
reguliere beheerbudget van Rijkswaterstaat. Het Ministerie van Defensie neemt de kosten
van het periodieke onderzoek naar corrosie voor haar rekening. Hiervoor is een meerjarig
fonds beschikbaar. Voor andere ingrepen, zoals opruimen of afdekken, is geen beheerfonds
beschikbaar en zijn ook anderszins geen middelen gereserveerd.
Vraag 9
Indien dit beheerfonds niet bestaat, deelt u de mening dat het beschikbaar stellen
van een dergelijk beheerfonds wenselijk kan zijn om enerzijds de risico’s goed in
kaart te hebben en anderzijds eventuele maatregelen te financieren die nodig zijn
om de veiligheid van het milieu en de omgeving te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zie de antwoorden op vraag 7 en 8. Voor de periodieke monitoring van de water- en
bodemkwaliteit en de toestand van de munitie ten behoeve van het inschatten van de
risico’s voor veiligheid en milieu zijn afdoende middelen beschikbaar. Het kabinet
ziet vooralsnog geen reden om aanvullende maatregelen te treffen.
Vraag 10
Kunt u een overzicht geven van waar in de Nederlandse wateren en de Noordzee nog meer
munitiedumps te vinden zijn? Speelt daar eenzelfde problematiek als in de Oosterschelde?
Zo ja, worden hier ook onderzoeken verricht naar de risico’s voor de omgeving? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 10
Naast de munitiestort in de Oosterschelde zijn er nog drie munitiestortlocaties op
de Noordzee: een 30 km uit de kust ter hoogte van Hoek van Holland, een 30 km uit
de kust ter hoogte van IJmuiden en een in een geul tussen Ameland en Schiermonnikoog.
Op alle drie locaties is de munitie op natuurlijke wijze vrijwel volledig met zand
bedekt; bij Ameland zelfs met 10 meter zandafdekking. De voormalige munitiestortplaatsen
zijn afgesloten («Area to be avoided») voor de scheepsvaart, staan als zodanig op
de zeekaarten en zijn apart van betonning voorzien.
Uit in 2001 geborgen munitie (TNO-rapport PML 2001-A6) blijkt dat de corrosie van
de munitie ook in de Noordzee zeer langzaam verloopt. Omdat de munitie grotendeels
onder het zand ligt en er getijdestromen over het gebied gaan, zullen de concentraties
van de op termijn vrijkomende stoffen zeer laag zijn. In 2006 heeft het Ministerie
van Defensie TNO aanvullend onderzoek laten doen naar de milieurisico’s van munitie
in de Noordzee. Uit een monstername van munitie voor de kust van IJmuiden is toen
gebleken dat er geen aantoonbare belasting van het ecosysteem is.
Ook voor de Noordzee geldt dat Rijkswaterstaat periodiek metingen verricht naar de
bodemontwikkelingen en waterkwaliteit in algemene zin. Deze metingen laten zien dat
de waterkwaliteit rond de munitiestortlocaties ruimschoots voldoet aan de gestelde
normen.
Vraag 11
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.