Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Futselaar over het bericht 'Sanering varkenshouderij levert veel minder stikstofwinst op dan gedacht, opnieuw tegenslag voor Minister'
Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Sanering varkenshouderij levert veel minder stikstofwinst op dan gedacht, opnieuw tegenslag voor Minister» (ingezonden 14 september 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 13 oktober
2020)
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Sanering varkensboeren levert te weinig op» en «Sanering
varkenshouderij levert veel minder stikstofwinst op dan gedacht, opnieuw tegenslag
voor Minister Schouten»?1
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het nieuws dat het effect van deze maatregel bijna drie keer
te hoog is ingeschat en wat betekent dit voor de ambities ten aanzien van stikstofreductie
en de daarmee samenhangende plannen voor weg- en woningbouw?
Antwoord 2
Vooralsnog lopen de termijnen van de maatregel nog en zijn nog geen definitieve cijfers
over deelname aan de regeling te geven. Pas op basis van daadwerkelijk beëindigde
varkenshouderijlocaties is een doorrekening te maken op hexagon niveau, die de basis
biedt voor vergunningverlening voor weg- en woningbouw.
Vraag 3 en 4
Hoe hoog ligt het aantal ingetekende varkenshouders op dit moment?
Kunt u aangeven in hoeverre het klopt dat er een terugloop van deelnemers aan de uitkoopregeling
waar te nemen valt, zoals voorspeld door sectorbelangenvereniging Producenten Organisatie
Varkenshouderij (POV)?
Antwoord 3 en 4
Binnenkort zal ik uw Kamer infomeren over de stand van zaken van de Subsidieregeling
sanering varkenshouderijen (Srv). Daarbij zal ik ook ingaan op het aantal deelnemers.
Vraag 5
Waarom is ervoor gekozen om de regeling niet primair te richten op veebedrijven met
een hoge uitstoot die zich in de nabijheid van Natura 2000-gebieden bevinden?
Antwoord 5
De Srv vloeit voort uit de afspraak uit het Regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst»
(Kamerstuk 34 700, nr. 34) om gezondheids- en leefomgevingsrisico’s in gebieden met een zeer hoge veedichtheid
te verminderen. Per brief van 7 juli 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het doel
en de hoofdlijnen van de Srv (Kamerstuk 28 973, nr. 200). Het doel van de Srv is het verminderen van geuroverlast die wordt veroorzaakt door
varkensbedrijven, door het bieden van een subsidie voor het definitief en onherroepelijk
beëindigen van varkenshouderijlocaties in de concentratiegebieden Zuid en Oost. De
Srv is daarmee primair gericht op het verminderen van geuroverlast voor omwonenden.
Reductie van stikstofemissie en -depositie is een positief neveneffect bij de beëindiging
van varkenshouderijlocaties, maar vormde geen toetsingscriterium bij de beoordeling
van aanvragen voor een beëindigingssubsidie op grond van de Srv.
Vraag 6
Bent u bereid om deze criteria alsnog toe te voegen voor deelname aan de regeling?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De Srv bevindt zich momenteel in de fase van uitvoering. Varkenshouders konden in
de periode van 25 november 2019 tot en met 15 januari 2020 een subsidieaanvraag indienen.
Alle aanvragen zijn beoordeeld en beschikt. Het is zowel in juridische als in praktische
zin niet mogelijk om met terugwerkende kracht het doel en selectiecriteria van de
Srv aan te passen.
Per brief van 20 april van dit jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over de structurele
aanpak van de stikstofproblematiek (Kamerstuk 35 334, nr. 82). Onderdeel van deze structurele aanpak wordt gevormd door de bronmaatregelen, waaronder
de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en de gerichte opkoop.
Doel van deze bronmaatregelen is het verminderen van depositie van stikstof op Natura
2000-gebieden.
Vraag 7
Hoe kan het dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) bij haar berekening andere
uitgangspunten heeft gehanteerd dan uiteindelijk in de saneringsregeling zijn opgenomen?
Antwoord 7
PBL heeft in haar doorrekening geen andere uitgangspunten gehanteerd dan in de regeling
zijn opgenomen. PBL heeft een inschatting gemaakt van de afname van de stikstofemissie
die met de Srv gerealiseerd kan worden. PBL heeft daarbij een aanname gedaan over
het aantal varkenshouders dat daadwerkelijk over zal gaan tot beëindiging van hun
productie, het aantal varkensrechten dat daarmee definitief van de markt zou verdwijnen
en heeft die afname met een conversiefactor van het RIVM omgezet in een geschatte
reductie van de stikstofdepositie.
Een belangrijke kanttekening blijft dat de definitieve emissie- en depositiereductie
nog altijd afhankelijk zijn van het uiteindelijk aantal deelnemers, het aantal dieren
dat zij houden, de leeftijd van hun stallen, het type stal en de locatie waarop zij
zijn gevestigd.
Vraag 8
Bent u bereid om de te verwachten stikstofreductie opnieuw te laten doorrekenen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 8
De met de Srv te realiseren stikstofreductie is sterk afhankelijk van het werkelijke
aantal varkenshouderijlocatie dat definitief en onherroepelijk wordt beëindigd en
de ligging van individuele varkenshouderijlocaties ten opzichte van Natura 2000-gebieden.
Ik verwacht in de loop van het vierde kwartaal van dit jaar meer zekerheid te hebben
over welke varkenshouders daadwerkelijk hun productie gaan beëindigen en welke varkenshouders
alsnog afzien van de beëindigingssubsidie. Zodra deze zekerheid er is zal ik het RIVM
opdracht geven om, op basis van de feitelijke gegevens, de reductie van stikstofemissie
en -depositie te berekenen. Ik zal uw Kamer voor het einde van dit jaar over de uitkomst
hiervan berichten. Daarbij dient aangetekend te worden dat pas van feitelijke emissiereductie
sprake is op het moment dat de dieren en de mest daadwerkelijk van de productielocatie
zijn afgevoerd. Dat moment zal per varkenshouderijlocatie verschillen. Mijn verwachting
is dat medio 2021 het merendeel van de productielocaties definitief beëindigd zal
zijn.
Vraag 9
Hoe kijkt u aan tegen de conclusie van de onderzoekende partijen die stellen dat de
uitkoopregeling qua reductie van zowel geuroverlast als broeikasgassen en stikstof,
inefficiënt en extreem duur is?
Antwoord 9
Het doel van de Srv is het verminderen van geuroverlast voor omwonenden in veedichte
gebieden door het definitief en onherroepelijk beëindigen van varkenshouderijlocaties.
Subsidieaanvragen moeten voldoen aan een aantal voorwaarden. De varkenshouderijlocatie
waarvoor een subsidie werd aangevraagd, moest een minimale geurbelasting op geurgevoelige
objecten in een straal van 1.000 meter rond de varkenshouderijlocatie veroorzaken,
de zogenaamde drempelwaarde, om voor subsidie in aanmerking te komen. Met de drempelwaarde
is geborgd dat uitsluitend die varkenshouderijlocaties worden beëindigd die daadwerkelijk
geuroverlast veroorzaken, waarmee een doelmatige besteding van middelen wordt gegarandeerd.
Met de beëindiging van varkenshouderijlocaties worden naast geur ook andere emissies
voorkomen, waaronder die van stikstof (ammoniak) en broeikasgassen. Ten algemene heeft
de beëindiging van varkenshouderijlocaties een positief effect op de leefomgeving.
Vraag 10 en 11
Onderschrijft u de uitspraak van de heer Rosenthal, die als voorzitter van de ontwerpcommissie
van de saneringsregeling aangaf dat het voornaamste motief van de uitkoopregeling
is om de varkenshouders meer rendement te geven?3
Waarom is gekozen voor een regeling die volgens de voorzitter primair gericht is op
het verhogen van rendement voor de varkenshouderij, terwijl volgens het regeerakkoord
de saneringsregel gericht was op gezondheids,- en leefbaarheidsproblemen in Veedichte
gebieden?4
Antwoord 10 en 11
Ik onderschrijf de uitspraak van de heer Rosenthal in het artikel van het Platform
Investico niet. Ik herken de uitspraak van de heer Rosenthal wel uit eerdere gesprekken
in relatie tot het doel van de samenwerking in de keten, zoals nu door CoViVa wordt
vormgegeven. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 vloeit de Srv rechtstreeks
voort uit de afspraak uit het Regeerakkoord om gezondheids- en leefomgevingsrisico’s
in gebieden met een zeer hoge veedichtheid te verminderen. De Srv is niet gericht
op het verhogen van het rendement van de varkenshouderij.
Overigens wil ik uw Kamer er op wijzen dat de heer Rosenthal niet de voorzitter van
de ontwerpcommissie van de Srv was. De heer Rosenthal trad op als voorzitter van de
Coalitie Vitalisering Varkenshouderij (CoViVa). CoViVa was, net als de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de vijf betrokken provincies, een van de partijen
waarmee ik op regelmatige basis afstemming heb gezocht over de invulling van de Srv.
Vraag 12
Kunt u een overzicht geven van de conjuncturele positie van de varkenssector in Nederland
tussen 2015 tot aan de start van de uitkoopregeling?
Antwoord 12
In het artikel van Investico wordt over de Srv geconcludeerd «dat de maatregel in
2015 werd ontworpen om de varkenssector een economische oppepper te geven, die destijds
in een ernstige conjuncturele crisis verkeerde.» Zoals in antwoord op vraag 10 en
11 al is aangegeven is de Srv niet gericht op het verhogen van rendement voor de varkenshouderij
maar op het verminderen van geuroverlast voor omwonenden. De conjuncturele positie
van de varkenssector tussen 2015 en het moment van inwerkingtreding van de Srv (12 oktober
2019) heeft dan ook geen rol gespeeld in de besluitvorming over de in het Regeerakkoord
aangekondigde maatregel.
Vraag 13
Deelt u de mening dat de saneringsregeling strikt als doel zou moeten hebben om stikstof,
broeikasgas en geuroverlast te reduceren en daarmee de natuur- en omgevingswaarde
te versterken?
Antwoord 13
De Srv heeft als doel de geuroverlast voor omwonenden in veedichte gebieden te verminderen.
Een positief neveneffect van de definitieve en onherroepelijke beëindiging van varkenshouderijlocaties
is dat daarmee ook andere emissie worden gereduceerd.
Vraag 14
Klopt het dat de Rabobank als deelnemende partij bij het opstellen van de voorwaarden
van de saneringsregeling zelf financieel baat heeft bij de uitkoopregeling in de vorm
van 40% van het totale bedrag aan af te lossen leningen?5
Antwoord 14
Varkenshouders die het besluit hebben genomen om zich aan te melden voor de Srv hebben
een eigen afweging gemaakt. Daarbij zullen verschillende aspecten een rol hebben gespeeld
en tegen elkaar afgewogen zijn. Een belangrijk aspect is of met de hoogte van het
subsidiebedrag de varkenshouder zijn nog lopende financiële verplichtingen kan nakomen.
Varkenshouders zullen om die reden, afhankelijk van hun individuele situatie, in meer
of mindere mate afstemming hebben gezocht met die partijen jegens welke ze als ondernemer
nog een financiële verplichting hebben, zoals bijvoorbeeld slachterijen, voerleveranciers
of banken. Of en in welke mate een varkenshouderij nog financiële verplichtingen moet
nakomen richting deze partijen hangt sterk af van de individuele situatie. Ik heb
geen zicht op welk deel van het totaal aan uit te keren subsidiebedragen uiteindelijk
naar deze partijen vloeit.
Vraag 15
Was u bekend met het financiële belang dat de Rabobank heeft bij de saneringsregeling?
Zo ja, hoe is het dan mogelijk dat u de Rabobank niet hebt geweerd als onderdeel van
deze commissie?
Antwoord 15
Zoals in het antwoord op vraag 14 is aangegeven zal elke varkenshouder die gebruik
maakt van de Srv en die zijn productie definitief onherroepelijk beëindigd in meer
of minder mate te maken hebben met nog lopende financiële verplichtingen jegens derden.
Dat de Rabobank en andere banken, net als partijen zoals slachterijen en voerleveranciers,
mogelijk een financieel belang hebben bij een varkenshouder die zijn bedrijf beëindigt
is daarmee evident. De suggestie die in het artikel van Investico wordt gewekt dat
de Rabobank, vanwege dit financiële belang, «het grootste deel van de voorwaarden
schreef», is echter onjuist.
De voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de Srv, hangen voor een belangrijk deel
samen met uit de Europese staatssteunkaders, de Richtsnoeren van de Europese Unie
voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020
(2014/C 204/01). De Richtsnoeren stellen onder meer strikte voorwaarden aan de hoogte
van de steun die mag worden verstrekt voor de beëindiging van een veehouderijlocatie.
De Europese Commissie heeft de Srv hierop getoetst en is tot het oordeel gekomen dat
de met de regeling te verstrekken steun verenigbaar is met de interne markt en dat
er vanuit de optiek van staatsteun daarom geen bezwaar bestaat tegen (definitieve
vaststelling van) de subsidieregeling.
Vraag 16
Kunt u zich voorstellen dat de deelname van de Rabobank aan de betreffende commissie
de schijn van belangenverstrengeling oproept, temeer daar het hierbij gaat om een
groot bedrag aan belastinggeld dat is opgebracht door inwoners?
Antwoord 16
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 15 is het evident dat er verschillende partijen
kunnen zijn die een financieel belang hebben bij het beëindigen van een varkenshouderij.
Dit belang staat echter los van het doel van de regeling, het verminderen van de geuroverlast
voor omwonenden in veedichte gebieden. Om die reden bevat de Srv een toetsing op geurbelasting
(de zogenaamde geurscore). Een eventueel financieel belang van partijen, zoals banken,
veevoerleveranciers of slachterijen, speelde bij de opstelling van de Srv – laat staan
bij de beoordeling van de aanvragen – geen enkele rol. Van belangenverstrengeling
bij het opstellen van de criteria en voorwaarden voor de subsidieregeling is dan ook
geen sprake.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.