Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Lodders en Remco Dijkstra over het bericht 'Sloten bij Reusel en Someren vervuild; inspectie bezoekt boeren'
Vragen van de leden Lodders en Remco Dijkstra (beiden VVD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Sloten bij Reusel en Someren vervuild, inspectie bezoekt boeren» (ingezonden 28 juli 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 7 oktober 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3722.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Sloten bij Reusel en Someren vervuild, inspectie bezoekt
boeren»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich de schriftelijke vragen van de leden van Lodders – Laan Geselschap
«aanpak mestfraude» over verschillende signalen van boeren en bewoners in Brabant
die meldingen van mogelijke fraude bij het uitrijden van mest niet konden melden bij
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Herinnert u zich de zorgen van de leden omdat de signalen van vermoedelijke mestfraude
niet serieus genomen werden door de NVWA, meldingen niet geregistreerd werden en er
verschillende verklaringen werden gegeven waarom meldingen niet opgenomen werden?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Herinnert u zich de suggestie van de leden om op percelen waar een of meerdere signalen
van mogelijke mestfraude worden gemeld steekproefsgewijze grondmonsters (of zoals
u in uw antwoord beschrijft «een bodemanalyse») te nemen?
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Herinnert u zich dat u deze suggestie heeft weggewuifd omdat de NVWA een andere definitie
van mestfraude hanteert, namelijk het uitrijden van mest buiten de toegestane periode
of ten tijde van vorst?
Antwoord 5
Ik heb de suggestie om steekproefsgewijs grondmonsters of een bodemanalyse te nemen
niet weggewuifd, maar uiteen gezet waarom dat geen sluitend bewijs oplevert van mestfraude
in de vorm van overbemesting. Ik heb in mijn eerdere antwoord (Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 3379) toegelicht dat het (al dan niet steekproefsgewijs) nemen van grondmonsters door
de NVWA om twee redenen niet als instrument wordt gehanteerd in de aanpak van mestfraude.
Ten eerste verstaat de NVWA onder het illegaal uitrijden van mest het uitrijden buiten
de toegestane periodes of ten tijde van sneeuw en vorst. Hiervoor leveren grondmonsters
geen bewijs. Ten tweede kan het gaan om overbemesting, waar zoals aangegeven grondmonsters
voor zowel een overbemesting van fosfaat als stikstof geen sluitend bewijs voor leveren.
Er is de laatste tientallen jaren namelijk veel fosfaat en stikstof opgehoopt in de
Nederlandse landbouwgronden door hoge bemesting. Fosfaat is weinig mobiel in de bodem.
Overtreding van de meststoffenwetgeving door meer fosfaatbemesting dan is toegestaan,
kan alleen aangetoond worden in een bodemanalyse als het fosfaatgehalte extreem hoog
is. Het teveel bemesten met stikstof kan aangetoond worden in de hoeveelheid minerale
stikstof die in de bodem na de oogst aanwezig is. Er zijn echter meer factoren die
van invloed zijn op de hoeveelheid minerale stikstof in de bodem, zoals het weer.
Veel minerale stikstof in de bodem na de oogst hoeft dus niet te betekenen dat de
meststoffenwetgeving is overtreden. Als een perceel elk jaar een heel hoog gehalte
aan minerale stikstof heeft, dan kan dit een indicatie zijn voor te hoge bemesting,
maar een sluitend bewijs is het niet.
Vraag 6
Hoe kijkt u nu aan tegen uw antwoorden van ruim een jaar geleden met de kennis van
nu dat in sloten hoge concentraties stikstof en fosfor aanwezig is?
Antwoord 6
Ik sta nog steeds achter de beantwoording zoals vorig jaar gegeven. Hoge concentraties
stikstof en fosfor kunnen een indicatie zijn voor een te hoge bemesting of een landbouwkundig
onverantwoorde aanwending van mest, maar een sluitend bewijs is het niet.
Vraag 7
Deelt u de mening van de leden dat het illegaal uitrijden van mest verder gaat dan
alleen het uitrijden van mest buiten de toegestane periode? Zo ja, waarom heeft u
deze signalen niet eerder serieus genomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ik ben het met de leden eens dat fraude verder gaat dan uitrijden buiten de toegestane
periode. Ook meer uitrijden dan de wettelijke gebruiksnorm valt hieronder. Meldingen
daarover neem ik zeer serieus. Dat neemt niet weg dat de bewijslast moeilijk te verkrijgen
valt, zoals ik uiteen heb gezet in mijn antwoord op vraag 5. Ik ben overigens verheugd
over de aanpak van het Waterschap Aa en Maas zoals dat bij monde van watergraaf Verheijen
uiteen wordt gezet in het bewuste artikel in het Eindhovens Dagblad. Het waterschap
wil samen met de boeren nagaan wat de mogelijke oorzaak is van de hogere waarden van
stikstof en fosfor in de sloten, waarbij niet op voorhand wordt uitgegaan van kwade
opzet. Men streeft als waterschap naar het samen zoeken naar oorzaken om vervolgens
waar nodig tot gedragsverandering bij boeren te komen. Dit is een aanpak waar ik achter
sta.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoeveel meldingen er vorig jaar en de eerste zes maanden van dit jaar
zijn gedaan bij de diverse door u in uw antwoorden op de schriftelijke vragen over
de aanpak van mestfraude genoemde instanties?3
Antwoord 8
RVO heeft in de periode van 2019 tot medio 2020, 21 meldingen van mogelijke mestfraude
vastgelegd.
De Inlichtingen- en opsporingsdienst (IOD) van de NVWA heeft in de periode van 2019
tot en met 30 juni 2020, 38 signalen (de IOD gebruikt het woord «signalen» i.p.v.
«meldingen») van mogelijke mestfraude vastgelegd, waarvan 30 signalen uitsluitend
over mestfraude gingen en acht signalen ook mogelijke fraude op andere domeinen betrof.
Deze signalen zijn rechtstreeks, veelal via inspecteurs, binnengekomen bij de IOD.
Bij het Klant Contact Centrum (KCC) van de NVWA zijn in deze periode 55 meldingen
van mogelijke fraude binnen gekomen, afkomstig van buitenstaanders.
Het gaat bij mestfraude om bewuste overtredingen van de mestwetgeving die worden toegedekt
/ verborgen / buiten de administratie gehouden om voordeel te behalen. Voorbeelden
zijn manipulatie van monsters, gewicht of AGR GPS, waardoor er «zwarte» mest ontstaat
die veelal wordt aangewend buiten de boeken om en vaak boven de wettelijke gebruiksnormen.
De NVWA spreekt van fraude als er sprake is van:
– opzettelijk handelen (bewust);
– handelen in strijd met wetten, regels of voorschriften opgesteld door de overheid;
– een vorm van bedrog (verbergen);
– (economisch) voordeel is te behalen door de handeling.
Vraag 9
Kunt u aangeven hoeveel meldingen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
heeft afgehandeld en op welke wijze de RVO onderzoek doet?
Antwoord 9
Alle fraudemeldingen die telefonisch, schriftelijk of via het digitale formulier «melden
mogelijke fraude» bij RVO binnenkomen, worden geregistreerd. Bij de melder wordt gecheckt
of de wet- en regelgeving juist is geïnterpreteerd. RVO doet onderzoek naar de melding.
Er zijn meerdere uitkomsten na een melding van vermoedelijke (mest)fraude mogelijk.
Indien duidelijk sprake is van het vermoeden van (mest)fraude wordt aangifte gedaan
bij het Openbaar Ministerie. Het kan ook zijn dat de melding voor nader onderzoek
wordt doorgezet naar de NVWA. Door RVO wordt daarnaast getoetst of een bestuursrechtelijke
sanctie mogelijk is.
RVO heeft in de periode van 2019 tot medio 2020, 21 meldingen van mogelijke mestfraude
vastgelegd. Daarvan zijn 14 meldingen na een onderzoek niet verder in behandeling
genomen, twee meldingen zijn nog in behandeling, één melding is doorgezet naar de
NVWA en vier meldingen bleken geen betrekking te hebben op de mestwet- en regelgeving
en zijn elders belegd.
Vraag 10
Welk nader onderzoek doet de NVWA nadat zij een melding van de RVO heeft ontvangen
en waarin verschillen de onderzoeken van de RVO en de NVWA?
Antwoord 10
De RVO is belast met de administratieve handhaving op de naleving van de mestregelgeving.
De NVWA is belast met het fysieke toezicht op de naleving van de mestregelgeving.
De NVWA kan bij de fysieke controle ter plaatse toetsen of de feitelijke situatie
en de bedrijfsadministratie overeenkomen met de door de ondernemer ingevulde en naar
RVO gestuurde registraties.
Vraag 11
Worden de meldingen die de NVWA krijgt via de RVO door de NVWA op dezelfde manier
behandeld als de meldingen die de NVWA rechtstreeks ontvangt? Zo nee, waarin verschillen
deze?
Antwoord 11
De meldingen vanuit RVO komen rechtstreeks binnen bij het inspectieteam Meststoffen
van de NVWA. Vanaf dat moment wordt dezelfde wijze van behandelen van de meldingen
uitgevoerd.
Vraag 12
Waaruit bestaat het onderzoek van het inspectieteam en waaruit bestaat het onderzoek
van meldingen die via de RVO bij het inspectieteam binnenkomen?
Antwoord 12
Op verzoek van RVO wordt een inspectie aangemaakt en uitgevoerd door de NVWA.
Het verschil met meldingen die via RVO komen als controleverzoek, is dat RVO al een
administratieve beoordeling heeft gemaakt waarvan de uitkomsten worden meegegeven
aan de NVWA.
Vraag 13
Hoe lang worden meldingen bewaard indien hier geen opvolging aan wordt gegeven en
wordt er bij nieuwe signalen of een ingesteld (strafrechtelijk) onderzoek nog teruggekeken
of er eerder meldingen zijn gedaan waar geen opvolging aan is gegeven? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 13
De NVWA-IOD bewaart signalen/meldingen maximaal 5 jaar. Er wordt teruggekeken naar
oude meldingen bij nieuwe meldingen. Bij nieuwe meldingen controleert de NVWA standaard
of genoemde bedrijven/personen al voorkwamen bij eerdere signalen. De NVWA heeft alle
meldingen geregistreerd die sinds 2011 zijn binnengekomen bij het KCC. RVO hanteert
in elk geval de wettelijke bewaartermijnen. Daarnaast is het geheel aan meldingen
uit voorgaande jaren in beeld. Deze worden betrokken bij de beoordeling van nieuwe
meldingen.
Vraag 14
Klopt het dat de signalen en meldingen die worden ontvangen via Meld Misdaad Anoniem
eenzelfde afhandeling kennen? Zo nee, hoe worden deze behandeld?
Antwoord 14
Meld Misdaad Anoniem meldingen worden ontvangen en verwerkt door het Klant Contact
Centrum (KCC) van de NVWA. Daar wordt bepaald of deze melding wordt doorgezet aan
de NVWA-Inspectie of aan de NVWA-IOD (of een andere dienst, indien van toepassing).
Meld Misdaad Anoniem meldingen die bij de NVWA-IOD binnenkomen worden hetzelfde behandeld
als overige meldingen. Het verschil is wel, dat er geen terugkoppeling kan plaatsvinden
van de afhandeling van de anonieme meldingen.
Vraag 15
Wat is de gemiddelde doorlooptijd voor een melding die door het Klantcontact Centrum
van de NVWA geregistreerd wordt en wat is de gemiddelde doorlooptijd tot afhandeling
en kunt u daarbij aangeven wat de snelste termijn en wat de langste termijn van afhandeling
was?
Antwoord 15
De werkwijze is dat iedere melding direct wordt geregistreerd en indien een signaal
compleet is ook wordt doorgezonden naar de afdeling Virtueel Meldingen Team (VTM;
beoordeelt binnengekomen meldingen volgens een procedure) ter beoordeling.
De gemiddelde doorlooptijd tot afhandeling van de signalen (incl. onderzoek) bedraagt
56 dagen. De kortste afhandeltermijn was 1 dag en de langste termijn (zeer uitzonderlijk)
bedroeg 438 dagen.4
Vraag 16
Bij hoeveel geregistreerde meldingen die door het Klantcontact Centrum van de NVWA
geregistreerd worden is er daadwerkelijk opgetreden en kunt u een overzicht geven
van de tien meest geconstateerde overtredingen en de meest opgelegde sancties?
Antwoord 16
In totaal zijn 36 van de 55 meldingen die zijn binnen gekomen bij het KCC (zie antwoord
op vraag 8) doorgezet naar een team voor onderzoek. Dit heeft uiteindelijk geleid
tot het opmaken van twee proces verbalen en twee rapporten van bevindingen. Het opleggen
van sancties is niet aan de NVWA, maar aan het Openbaar Ministerie (proces verbalen)
of RVO (rapport van bevindingen). Meldingen van fraude betroffen onder andere een
onjuiste administratie, onjuiste gehalten/geen bemonstering en illegale mestdumpingen.
Vraag 17
Hoe kijkt u aan tegen dit «semi-overzichtelijk» veld om meldingen van mogelijke mestfraude
te doen, hoe kijkt u aan tegen de afhandeling van signalen en wat vindt u met de huidige
kennis van de gebrekkige samenwerking tussen de verschillende (overheids)instanties
om mestfraude aan te pakken?5
Antwoord 17
Ik realiseer mij dat het grote aantal mogelijkheden om (vermoeden van) fraude te melden,
ertoe zou kunnen leiden dat het overzicht van en mogelijke samenhang tussen meldingen
in de knel komt. RVO en de NVWA zijn op dat gebied echter zeer waakzaam. Ik vind het
bovendien van nog groter belang dat er zoveel mogelijkheden zijn om (vermoeden van)
fraude te melden, dat het voor niemand een beletsel hoeft te zijn om tot een melding
te komen.
Vanuit de Versterkte Handhavingsstrategie Mest wordt sinds 2018 ingezet op gebiedsgericht
handhaven waarbinnen een verbeterde samenwerking tussen verschillende (overheids)instanties
essentieel is. Onderzoekers van Arcadis/Berenschot beschouwen deze gebiedsgerichte
aanpak zoals die in praktijk wordt gebracht in o.a. de Peel, als een goed voorbeeld
van samenwerking tussen instanties.6 Dat sterkt mij in mijn overtuiging dat de gewenste samenwerking tussen de diverse
overheidsinstanties – genoemd in het artikel in het Eindhovens Dagblad – gestaag vordert.
Vraag 18
Deelt u de mening dat goedwillende boeren de dupe zijn van het ontbreken van serieuze
opvolging van signalen uit de praktijk en het ontbreken van een gecoördineerde aanpak
van mestfraude? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u op korte termijn
zetten om tot een gerichtere aanpak te komen om illegale handelingen (waarbij de leden
dus ook het ongebreideld uitrijden van mest tijdens de periode waarin uitrijden van
mest legaal is als fraude zien) sneller en beter aan te pakken om erger te voorkomen?
Antwoord 18
Ik meen dat er wel serieuze opvolging wordt gegeven aan praktijksignalen over mestfraude.
Mede om goedwillende boeren niet de dupe te laten zijn van kwaadwilligen, is de Versterkte
Handhavingsstrategie Mest opgesteld, met onder andere de gebiedsgerichte aanpak. Deze
aanpak zet juist in op een gecoördineerde aanpak van mestfraude door verschillende
instanties met toezicht- en handhavingstaken. In het artikel in het Eindhovens Dagblad
wordt er op gewezen dat bij het onderzoek naar de oorzaak van de vervuilde sloten
rond Reusel en Someren, sprake is van een gezamenlijk optreden van de waterschappen,
NVWA en omgevingsdiensten. Dat is de samenwerking die de gebiedsgerichte aanpak voorstaat.
Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op vraag 7.
Vraag 19
Op welke manier wordt de samenwerking met de waterschappen geïntensiveerd om veel
eerder op signalen uit de omgeving in te kunnen spelen?
Antwoord 19
De samenwerking met de waterschappen is structureel vormgegeven binnen het project
Gebiedsgericht Handhaven in de drie gebieden Brabant Oost/Limburg Noord, Twente en
Gelderse Vallei/Veluwe. Binnen dit samenwerkingsproject informeren de partners (NVWA,
omgevingsdiensten en waterschappen) elkaar als het gaat om meldingen en kunnen zij
een beroep doen op elkaars specifieke expertise, capaciteit en/of bevoegdheden om
meldingen te onderzoeken. Meldingen hebben ook betrekking op (mogelijk) strafrechtelijk
handelen. Onderzoeken in het kader van strafrechtelijk handelen is voorbehouden aan
de Bijzondere opsporingsambtenaren (BOA’s) en de Inlichtingen- en Opsporingsdienst
van de NVWA.
Vraag 20
Deelt u de zorg dat het (anoniem) doorgeven van signalen over mogelijke (mest) fraude
over vele schijven loopt en daarmee efficiënt onderzoek en opsporing gevaar loopt?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit verder te stroomlijnen?
Antwoord 20
Ik begrijp uw zorg maar meen dat dit goed ondervangen is. Alle signalen die bij de
NVWA via KCC of IOD binnenkomen worden door de NVWA bij het KCC of de IOD Infodesk
centraal geregistreerd. Daarna volgt het proces van beoordeling en prioritering, eventueel
in samenspraak met onder meer het Functioneel Parket, omdat er onvoldoende capaciteit
is om aan alle signalen opvolging te geven. Tevens kan het voorkomen dat signalen
worden doorgegeven aan andere publieke toezichthouders.
Vraag 21
Bent u bereid om de wijze van opname en verwerking van signalen van fraude en het
verloop van deze processen door een externe te laten toetsen en de uitkomsten hiervan
te betrekken bij verbeterslagen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21
Ik zie momenteel geen aanleiding voor een extern onderzoek naar de wijze van opname
en verwerking van signalen van fraude.
Vraag 22
Bent u bereid gevolg te geven aan de suggestie van de leden om boeren in de betreffende
gebieden te vragen om signalen (anoniem) door te geven om te voorkomen dat enkele
fraudeurs het voor de overige boeren verpesten? Zo ja, wanneer en door wie wordt deze
campagne gestart? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 22
Het is nu al mogelijk om signalen over het niet naleven van de meststoffenwetgeving,
desgewenst anoniem, door te geven. Dit kan via de verschillende kanalen en ik blijf
me inzetten om die signalen zo goed mogelijk door de betreffende verantwoordelijke
organisaties op te laten pakken. Bij concrete en actuele signalen zijn de handhaving-
en opsporingsinstanties in staat om samen met de boeren te zorgen voor een betere
naleving. In de communicatie, ook in het kader van het gebiedsgericht handhaven, zal
ik hier de aandacht op blijven vestigen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.