Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sienot over het bericht ‘Kernenergie volgens Wiebes betaalbaar, experts twijfelen’
Vragen van het lid Sienot (D66) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Kernenergie volgens Wiebes betaalbaar, experts twijfelen» (ingezonden 25 september 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 7 oktober 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Kernenergie volgens Wiebes betaalbaar, experts twijfelen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe verklaart u dat dit recente rapport van ENCO tot andere conclusies komt over een
klimaatneutraal energiesysteem van 2050 dan de zeer recent met de Kamer gedeelde rapporten
van onafhankelijke onderzoeksbureaus Kalavasta/Berenschot en TNO?2, 3
Antwoord 2
De aanleiding voor het ENCO-rapport is het uitvoeren van een motie van VVD/CDA (Kamerstuk
35 167, nr. 15) uit juni 2019 waarin gevraagd is onderzoek te doen naar de mogelijke rol van kernenergie
in de energiemix en daarbij de kosten en voorwaarden van de bouw van nieuwe kerncentrales
in andere landen in beeld te brengen.
Het doel van de studie van Kalavasta/Berenschot was te bepalen wat de impact van verschillende
energiescenario’s is op de benodigde energie-infrastructuur voor het jaar 2050. Alle
scenario’s in dat onderzoek zijn gericht op het verkrijgen van een klimaatneutraal
energiesysteem in 2050 waarbij één van de varianten «nucleair» als onderdeel is opgenomen.
Deze nucleaire variant had niet tot doel om een analyse te maken van de voorwaarden
waaronder kernenergie in Nederland zou kunnen opereren en de bijbehorende kosten daarvoor.
De TNO-studie gaat eveneens uit van scenario’s voor 2050 met het doel om inzicht te
krijgen in factoren die de kosten van de transitie beïnvloeden. Beide scenario’s van
TNO sluiten de inzet van kernenergie niet uit. Het kosten-geoptimaliseerde model laat
geen inzet van kernenergie zien.
TNO stelt dat de kosten van kernenergie structureel hoger zijn dan die van wind- en
zonne-energie, maar licht dit verder niet toe.
ENCO heeft andere aannames gehanteerd dan in de hierboven genoemde studies. Er is
een andere aanpak gekozen omdat het doel van de studies verschillend was, daardoor
is een vergelijking van de uitkomsten niet zondermeer mogelijk. ENCO is bijvoorbeeld
uitgegaan van peiljaar 2040 i.p.v. 2050, omdat dan nieuwe kerncentrales in Nederland
operationeel zouden kunnen zijn. Verder is ENCO van een voorbeeld uitgegaan met 50%
zon- en windenergie in 2040 in de wetenschap dat systeemkosten stijgen bij een toenemend
aandeel niet-reguleerbare bronnen. Deze aanname van 50% leidt tot de conclusie dat
kernenergie niet duurder is dan zon en wind als systeemkosten worden meegewogen.
Ik ben voornemens om bij het uitvoeren van de motie Dijkhoff c.s., bij de marktconsultatie
de onderzoekers te verzoeken alle relevante rapporten te betrekken.
Vraag 3
Waarom is gekozen om dit onderzoek uit te laten voeren door ENCO, een Oostenrijks
adviesbureau dat advies geeft aan kernenergiebouwers? Beoordeelt u dit onderzoeksbureau
als onpartijdig? Waarom heeft er geen wetenschappelijke peer review plaatsgevonden
op dit belangrijke onderzoek in de discussie over de energietransitie? Bent u bereid
dit onderzoek te laten reviewen door een Nederlands onderzoeksbureau?
Antwoord 3
De motie van de leden Yeşilgöz-Zegerius en Agnes Mulder verzocht de regering onderzoek
te doen naar de mogelijke rol van kernenergie in de energiemix en daarbij de kosten
en voorwaarden van de bouw van nieuwe kerncentrales in andere landen in beeld te brengen.
De consultants van ENCO hebben technische kennis en expertise met betrekking tot de
internationale vraagstukken rondom kernenergie en zijn eerder verbonden geweest aan
bijvoorbeeld internationaal erkende bureaus als het Internationaal Atoomenergie Agentschap
(IAEA).
ENCO heeft diverse klanten die gebruik maken van haar nucleaire expertise. Het bureau
heeft rapporten opgesteld voor kernenergiebouwers, en ook voor o.a. de nucleaire veiligheidsautoriteiten
van Zwitserland en Canada, de Europese Commissie en voor de Oostenrijkse overheid
die kritisch staat ten aanzien van kernenergie. Ik heb geen reden om te twijfelen
aan de deskundigheid en onafhankelijkheid van de onderzoekers.
Ik heb ENCO gevraagd om een studie te doen en zich daarbij te baseren op openbare
wetenschappelijke rapporten en documenten van instituties als bijvoorbeeld het nucleaire
agentschap van de OESO (OECD-NEA), het Internationaal Energieagentschap (IEA), het
klimaatpanel van de Verenigde Naties (IPCC) en het IAEA. Zoals ik al aangaf zal ik
vragen of bij het uitvoeren van motie Dijkhoff c.s. alle relevante rapporten kunnen
worden betrokken.
Vraag 4
Waarom zijn de rekenmodellen uit het onderzoek van ENCO niet openbaar toegankelijk,
zoals het model dat Kalavasta/Berenschot hanteerden? Bent u bereid deze rekenmodellen
openbaar toegankelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
ENCO heeft parameters genomen uit openbaar beschikbare bronnen van bureaus als onder
meer de IEA, IAEA en het Internationaal Agentschap voor hernieuwbare energie (IRENA).
In het ENCO-rapport wordt verantwoording afgelegd over de gebruikte aannames, formules
en bronnen en deze zijn dus openbaar.
Vraag 5 en 6
Erkent u dat discussies over de bijdrage van kerncentrales, die waarschijnlijk pas
in 2040 operationeel zijn, de besluitvorming over de regionale klimaatplannen voor
2030 (Regionale Energiestrategieën (RES)) stevig beïnvloedt, terwijl zonnepanelen
en windmolens op land hoe dan ook nodig zijn in 2030?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat regionale en lokale politici, met dit
onderzoek in de hand, de optie van kernenergie op tafel leggen om daarmee RES-besluiten
over zonnepanelen en windmolens voor zich uit te schuiven?
Antwoord 5 en 6
Het rapport van ENCO geeft een overzicht van internationale organisaties zoals IEA,
IPCC, IAEA, OECD/NEA die alle een rol voor kernenergie zien naast zon en wind. Kernenergie
wordt in dit rapport niet beschouwd als een concurrent van zon en wind maar complementair
daaraan, vanwege de leveringszekerheid en het regelbaar vermogen. Het rapport van
ENCO concludeert dat de optimale elektriciteitsmix van CO2-arme bronnen in een land bestaat uit een combinatie van regelbaar vermogen uit kernenergie
en/of waterkracht en een deel zon en wind.
Om de doelen van het Klimaatakkoord voor 2030 te halen is nieuwbouw van kernenergie,
gezien de tijd die het kost om een dergelijke installatie te realiseren, momenteel
niet in beeld. Daarmee blijven de Regionale Energiestrategieën (RES’en) onverminderd
urgent. Voor de periode van 2030 tot 2050 kan kernenergie mogelijk een rol vervullen.
Het proces van de energietransitie is zodanig ingericht, dat alternatieve vormen van
CO2-vrije opwek, zoals kernenergie, hierin een plaats kunnen vinden. Kernenergie kan
dan opgenomen worden in een energiemix van CO2-vrije elektriciteitsproductie, tezamen met zonnepanelen en windmolens. Wind- en zonne-energie
blijven noodzakelijk om te komen tot een duurzame energievoorziening, zowel in 2030
als 2050. Over de concept-RES’en zal ik uw Kamer binnen enkele weken informeren.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de berekening in het rapport in feite ondeugdelijk is, aangezien
de gehanteerde systeemkosten klakkeloos worden geprojecteerd op de Nederlandse situatie,
terwijl de onderzoekers zelf in het rapport (pagina 52) stellen dat systeemkosten
erg afhankelijk zijn van lokale omstandigheden en niet zonder meer kunnen worden toegepast
in andere situaties?
Antwoord 7
Natuurlijk zijn systeemkosten afhankelijk van lokale omstandigheden en daarnaast zijn
ze nog niet in alle scenario’s goed bekend. ENCO geeft in haar rapport duidelijk aan
dat de systeemeffecten per land specifiek zijn en dat de verschillende componenten
sterk onderling zijn verbonden. ENCO geeft ook aan dat de gegeven waarden geen exacte
voorspelling zijn voor de Nederlandse situatie in de toekomst, maar eerder een indicatie
van de hoogte van de systeemkosten voor verschillende technologieën. Wat wel duidelijk
is, is dat bij een toenemend percentage variabele energiebronnen als wind en zon,
de systeemkosten zullen toenemen.
Vraag 8
Hoe verklaart u dat in het onderzoek gerekend wordt met een duurzame elektriciteitsmix
van 50% in 2040, terwijl in het Klimaatakkoord een duidelijke afspraak ligt om 70%
hernieuwbare elektriciteit op te wekken in Nederland in 2030? Deelt u de mening dat
we moeten vasthouden aan de afspraken uit het Klimaatakkoord? Zo ja, hoe rijmt u dit
dan met de aanname van 50% in 2040 in het rapport?
Antwoord 8
Het kabinet houdt vast aan de afspraken uit het Klimaatakkoord. ENCO heeft modelberekeningen
gemaakt om aan te tonen hoe groot het effect van een toename van variabele bronnen
als zon en wind op de systeemkosten zijn. In het rapport wordt indicatief overigens
ook voor 75% hernieuwbare elektriciteit een schatting van de systeemkosten gemaakt;
die dan relatief toenemen. In die variant komt kernenergie dan ook gunstiger uit.
Vraag 9
Bent u het eens dat de in het rapport voor 2040 geraamde prijzen van zonne- en windenergie
(LCOE, of levelized costs of energy) hoger zijn dan de LCOE van reeds gerealiseerde zon- en windprojecten in Nederland,
zoals Berenschot en Kalavasta in hun rapport aangeven, en dat het rapport daarmee
te hoge prijzen hanteert voor wind- en zonne-energie? Deelt u de mening dat het juist
in een snel veranderd energielandschap, met disruptieve technologieën als zonne- en
windenergie, van belang is om met de meest recente inzichten en prijzen te rekenen
voor een goede vergelijking zodat de maatschappelijke kosten zo laag mogelijk gehouden
kunnen worden, evenals het risico voor de belastingbetaler?
Antwoord 9
Uiteraard vind ik het van belang om recente inzichten en prijzen te gebruiken in onderzoeken.
Het belang van zo laag mogelijke maatschappelijke kosten is een van de uitgangspunten
van de energietransitie en het Klimaatakkoord. ENCO heeft zich gebaseerd op de meest
recente, algemene internationaal toegankelijke rapporten van IRENA voor het bepalen
van de kosten voor zon en wind. Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Overigens zijn de
LCOE’s van nu, 2030, 2040 of 2050 niet zondermeer vergelijkbaar omdat naar verwachting
duurzame technieken goedkoper worden. Bij hogere hoeveelheid duurzame bronnen in de
energiemix, zullen de systeemkosten van wind- en zonne-energie echter toenemen.
Vraag 10
Hoe verklaart u dat in het onderzoek gerekend wordt met kerncentrales die 100% van
de tijd draaien, wat door deskundigen zeer onwaarschijnlijk wordt geacht omdat we
in Nederland een concurrerende liberale elektriciteitsmarkt hebben? Hoe beïnvloedt
deze aanname de uitkomsten van het onderzoek?
Antwoord 10
ENCO geeft aan dat gelet op de hoge investeringen (toekomstige) kerncentrales het
beste (economisch) kunnen worden ingezet, terwijl ze op 75% capaciteit in een basislastmodus
werken waardoor de rest van de capaciteit (tot 25%) beschikbaar is om de netbehoeften
op middellange en lange termijn te ondersteunen en/of om groene waterstof te produceren.
Vraag 11
Hoe duidt u de suggestie dat kernenergie zou kunnen bijdragen aan het terugdringen
van het NIMBY-effect («not in my backyard») onder de bevolking ten aanzien van hernieuwbare energieopwekking (pagina 49), terwijl
niet weerlegd wordt dat kerncentrales tot eenzelfde of zelfs grotere weerstand onder
de bevolking kunnen leiden?
Antwoord 11
Ik laat de stelling aan de onderzoekers van ENCO. Voor het kabinet is draagvlak van
groot belang. Daarom heb ik ook aangegeven, in de discussie over eventuele levensduurverlenging
van de kerncentrale in Borssele, dat ik draagvlak belangrijk vind. Zo zal ik ook in
de uitvoering van motie Dijkhoff c.s. verkennen in welke regio’s er belangstelling
is voor het realiseren van een kerncentrale.
Vraag 12
In hoeverre zou u bereid zijn de financiële risico’s te dragen bij de bouw van een
kerncentrale, gezien het feit dat Berenschot en Kalavasta in hun rapport hebben geconcludeerd
dat het inpassen van kernenergie alleen kostenefficiënt is als de overheid een zodanig
groot deel van de financiële risico’s draagt dat de weighted average cost of capitaltot 3% daalt, zodat investeerders bereid zijn om in te stappen? Hoe ziet u de rol
van de overheid in de financiering van een of meerdere kerncentrales?
Antwoord 12
Kapitaalkosten, de zogenaamde weighted average cost of capital (WACC) zijn inderdaad van groot belang voor de businesscase van een kerncentrale.
Bij het uitvoeren van de motie Dijkhoff c.s. om o.a. een marktconsultatie te houden
onder welke voorwaarden marktpartijen bereid zijn te investeren in kerncentrales in
Nederland en te onderzoeken welke ondersteuning daarvoor nodig is, zal ik deze dan
ook zeker betrekken.
Vraag 13
Zijn de auteurs van het ENCO-rapport bereid om de onjuiste beweringen in het rapport,
dat het klimaatpanel van de Verenigde Naties, Intergovernmental Panel on Climate Change
(IPCC), kernenergie als een «noodzakelijk onderdeel van klimaatresponse» zou zien,
terwijl het IPCC in werkelijkheid stelt dat er een zeer bescheiden rol is voor kernenergie
in veel scenario’s, maar dat het ook zonder kan, te corrigeren? Zo nee, waarom niet?4
Antwoord 13
Internationale organisaties als het IAEA, het IEA en de OECD‐NEA zien een rol voor
kernenergie, naast andere energiebronnen als zon en wind, om de
klimaatverandering tegen te gaan. ENCO stelt in het rapport dat het IPCC
concludeert dat kernenergie een groeiende bijdrage kan leveren aan een
koolstofarme energievoorziening, maar dat er ook een verscheidenheid aan
belemmeringen en risico's is. Het IPCC concludeert dat de implementatie van beleid
ter beperking van klimaatverandering, dat wil zeggen beprijzen van de CO2-uitstoot, het concurrentievermogen van nucleaire technologieën zou vergroten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.