Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Lodders en Geurts over het bericht 'LTO: inbreng sector niet meegenomen in afspoelingsmaatregelen'
Vragen van de leden Lodders (VVD) en Geurts (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «LTO: inbreng sector niet meegenomen in afspoelingsmaatregelen» (ingezonden 4 september 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 30 september
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «LTO: inbreng sector niet meegenomen in afspoelingsmaatregelen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de inbreng van de sector niet betrokken is of meegenomen wordt bij het
opstellen van maatregelen om afspoeling van akkerbouwpercelen te voorkomen? Zo ja,
wat is de reden dat de deskundigheid van de sector niet betrokken is? Zo nee, waar
komt het verschil van inzicht vandaan?
Antwoord 2
Met LTO is ambtelijk overleg gevoerd over de maatregelen tijdens de voorbereiding
van het ontwerpbesluit, onder andere over afspoeling van akkerbouwpercelen. Ook tijdens
de periode van 18 mei tot en met 15 juni jongstleden waarin het ontwerpbesluit is
geconsulteerd, is overleg met LTO geweest. De inbreng van LTO en van andere organisaties
en individuele landbouwers, heeft geleid tot aanpassingen in het ontwerpbesluit.
Bij neerslag kunnen nutriënten oppervlakkig afspoelen van percelen naar nabijgelegen
wateren. Zoals in het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn2 is aangekondigd, wordt deze afspoeling bemoeilijkt voor landbouwers met ruggenteelten
op klei- of lössgronden door het plaatsen van waarneembare hindernissen. In de uitwerking
van deze maatregel is ervoor gekozen om de landbouwer opties te geven waaruit deze
kan kiezen. In de consultatieversie van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit
gebruik meststoffen zijn twee opties opgenomen om deze oppervlakkige afspoeling tegen
te gaan, te weten het frezen van een opvanggreppel parallel aan de watergang rondom
het perceel zonder aansluiting op oppervlaktewater óf het aanleggen van drempeltjes
tussen de ruggen.
De consultatie heeft geleid tot aanpassingen van deze maatregelen. Ten eerste is de
optie van het frezen van een opvanggreppel verbreed waarbij een landbouwer afwaterende
greppels of infiltratiesleuven aanlegt die bij normale weersomstandigheden het afstromende
water opvangen en niet afwateren op de watergang. Hierdoor kan de landbouwer de voor
zijn perceel meest passende greppel of infiltratiesleuf aanleggen. Ten tweede is de
optie van het aanleggen van drempeltjes tussen de ruggen gewijzigd waarbij het voorstel
van LTO is overgenomen om tijdens of na het aanleggen van de ruggen mechanisch kleine
drempeltjes te maken tot een afstand van maximaal 2 meter. In het artikel van de Boerderij
wordt over deze gewijzigde maatregel aangegeven dat dit problematisch is bij pootaardappelen.
Bij pootaardappelen is deze maatregel inderdaad lastiger toepasbaar, daarom voorziet
het ontwerpbesluit in meerdere opties voor de landbouwer.
Als gevolg van de consultatie is een derde optie toegevoegd: overgenomen is namelijk
de optie van het verbreden van de teeltvrije zone langs watergangen. Dat houdt in
dat langs de watergang grenzend aan het betreffende perceel een onbeteelde en onbemeste
zone wordt aangelegd van minimaal 3 meter breed.
LTO heeft in de consultatie ook voorgesteld de bewerking van land met een woeltand
op te nemen. Dit voorstel is niet overgenomen om redenen van praktische uitvoerbaarheid
en handhaafbaarheid. Bij toepassing van de woeltand zou, om afspoeling het hele jaar
door tegen te gaan, telkens na een stevige regenbui de woeltand opnieuw gebruikt moeten
worden. Dit is praktisch moeilijk uitvoerbaar en in de handhaving is lastig te controleren
of steeds tijdig een nieuwe bewerking met de woeltand is uitgevoerd.
Vraag 3
Kunt u toelichten waarom u voor de gehanteerde mate van gedetailleerdheid heeft gekozen
en waarom bent u niet overgegaan tot meerdere maatregelen waarbij de boer kan kiezen
uit een palet aan maatregelen die het best past bij de bedrijfsvoering?
Antwoord 3
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2 waarin ik heb toegelicht dat, naar aanleiding
van de consultatiereacties, in het ontwerpbesluit meerdere mogelijkheden zijn opgenomen
die een boer bij de teelt in ruggen op klei- of lössgronden kan toepassen en waaruit
hij kan kiezen. Hiermee wil ik ruimte bieden aan maatwerk. Daarbij is een zeker detailniveau
van de individuele opties nodig om zowel voor de landbouwer als handhavende partij
duidelijk te maken of wanneer in de uitvoering aan een gekozen optie is voldaan.
Vraag 4
Het ontwerpbesluit is bij de Kamer ingediend, bent u bereid om in aanloop naar de
behandeling van het ontwerpbesluit de wetenschappelijke onderbouwing van de voorgestelde
maatregelen met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 4
Het ontwerpbesluit is bij de Kamer ingediend, bent u bereid om in aanloop naar de
behandeling van het ontwerpbesluit de wetenschappelijke onderbouwing van de voorgestelde
maatregelen met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
– «Aanpak perceelemissies mineralen akkerbouw, Waterregulering: afspoeling met beperkte
emissie» – Delphy;
– «Water vasthouden op landbouwpercelen in Zuid-Limburg» – Waterschap Limburg en LLTB-regio
Zuid-Limburg.
Vraag 5
Kunt u – voordat de Kamer de behandeling van het ontwerpbesluit ter hand neemt – toelichten
op welke manier de landbouwpraktijk betrokken is bij het opstellen van de maatregelen
en op welke manier de sector, naast de formele consultatieronde, input heeft kunnen
geven of maatregelen kunnen voorstellen om invulling te geven aan de doelstelling
in het zesde actieprogramma?
Antwoord 5
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2. In de fase van de voorbereiding van het ontwerpbesluit
is ook ambtelijk overleg gevoerd met Cumela.
Voorafgaand aan de opstelling van deze maatregelen in het 6e Actieprogramma heeft in 2017 overleg met diverse organisaties uit de agrarische sector
en andere organisaties plaatsgevonden over de te nemen maatregelen, gegeven de situatie
van de waterkwaliteit volgend uit de Evaluatie Meststoffenwet3 en «Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland: toestand en trends».4 Ook is in het kader van de verplichte milieueffectrapportage op het ontwerp zesde
actieprogramma een publieke consultatie geweest.
Vraag 6
Kunt u voordat de Kamer de behandeling van het ontwerpbesluit ter hand neemt toelichten
wat de verschillende maatregelen betekenen voor de regeldruk in de landbouw en de
daaruit voorkomende kosten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Hiervoor verwijs ik u graag naar paragraaf 3.1.1. van de Nota van Toelichting behorend
bij het ontwerpbesluit. De aanpassing in de uitrijdperiode op bouwland voorafgaand
aan de teelt van maïs leidt tot een toename van de regeldruk als gevolg van de melding
die landbouwers uiterlijk 15 februari aan de Minister moeten doen indien zij maïs
gaan telen. Aan de berekening van de aanvullende lasten ligt de gecombineerde opgave
van 2019 ten grondslag van landbouwers die in die jaren maïs hebben geteeld op zand-
en lössgronden. Voor de melding wordt gerekend met 2,5 minuut aanmelden op Mijn RVO,
een kwartier voor het verzamelen van gegevens en 1,2 minuut voor het doorvoeren van
het perceelnummer. Daarbij wordt gerekend met een tarief per persoon per uur van € 37
overeenkomstig de standaard die voor kostenberekening van landbouwers wordt toegepast.
Daarmee komt de totale regeldruk op € 249.428. De reacties in de consultatie zijn
aanleiding geweest in het ontwerpbesluit toe te voegen dat de melding van een perceel
kan worden gewijzigd, omdat het voorkomt dat na 15 februari met het gebruik van percelen
wordt geschoven. Het is niet mogelijk in te schatten hoeveel percelen dit betreft,
daarom kan de regeldruk van de wijziging van de melding niet worden berekend.
Voor een landbouwer kan de aanpassing van de uitrijdperiode van drijfmest en vloeibaar
zuiveringsslib voorafgaand aan de teelt van maïs op zand- of lössgrond leiden tot
mogelijke aanvullende afzetkosten voor mest. De omvang van deze kosten is niet te
duiden omdat dit per bedrijf zal verschillen.
De aanleg van drempeltjes of andere waarneembare maatregelen tussen en rondom ruggenteelten
op klei- of lössgrond brengt kosten met zich mee voor de landbouwer die deze werkzaamheden
(laten) uitvoeren. Omdat een landbouwer kan kiezen welke optie hij wil toepassen is
de omvang van deze kosten niet te duiden. Daarnaast kan dit per bedrijf verschillen
afhankelijk van het areaal dat het betreft.
Ik wil tot slot opmerken dat het Adviescollege toetsing regeldruk geen aanleiding
heeft gezien een formeel advies uit te brengen over dit ontwerpbesluit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.