Verslag van een hoorzitting / rondetafelgesprek : Verslag van een technische briefing, gehouden op 23 september 2020, over de Van-Boer-tot-Bordstrategie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2935 VERSLAG VAN EEN TECHNISCHE BRIEFING
Vastgesteld 9 oktober 2020
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie
voor Europese Zaken hebben op 23 september 2020 een gesprek gevoerd over de Van-Boer-tot-Bordstrategie.
Van dit gesprek brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Jansma
Voorzitter: Bromet
Griffier: Goorden
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bisschop, Bromet, Geurts, De Groot,
Moorlag, Wassenberg en Weverling,
en mevrouw Neefjes (EU-adviseur), de heer Schilthuis en de heer Westhoek (ambtenaren
van de Europese Commissie).
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter: Hartelijk welkom allemaal, ook aan de heer Henk Westhoek en aan de heer Gijs Schilthuis,
die nog even aan het proberen is om in te loggen; ik hoop dat dat hem straks lukt.
Zij zijn beiden werkzaam bij de Europese Commissie. Zij zullen een presentatie geven
over de Van-Boer-tot-Bordstrategie. Na de presentatie heeft u gelegenheid tot het
stellen van vragen. Ook welkom aan de leden die zich hebben aangemeld: de heer Weverling,
de heer Geurts, de heer De Groot, de heer Moorlag, de heer Wassenberg en de heer Bisschop.
De technische briefing vindt plaats via een videoverbinding, omdat het met de huidige
coronamaatregelen niet mogelijk is om gasten uit oranje of rood aangemerkte gebieden
te ontvangen. Dat betekent helaas ook dat deze briefing besloten is. Daarom wordt
bij uitzondering een woordelijk verslag gemaakt van deze briefing, zodat achteraf
ook kennis kan worden genomen van wat wij hier wisselen. Dit verslag zal gewoon openbaar
zijn. Ook de presentatie zal op de website van de Tweede Kamer worden geplaatst.
Voor de vergaderorde verzoek ik u allemaal uw microfoon uit te zetten als u niet spreekt,
zodat we geen last hebben van omgevingsgeluiden. Bij het stellen van vragen zal ik
de leden een voor een het woord geven. Maar eerst is het woord aan de heer Westhoek,
die kan beginnen met de presentatie.
De heer Westhoek: Goedemorgen. Gijs is nog steeds bezig met inbellen, maar ik heb afgesproken dat
ik ook zijn deel van de presentatie voor mijn rekening neem. Hopelijk is Gijs wel
verbonden op het moment dat we aan de vragen toe zijn.
De voorzitter: Dat is goed.
De heer Westhoek: Hartelijk dank voor de uitnodiging. Wij presenteren vanuit de Commissie natuurlijk
graag de Van-Boer-tot-Bordstrategie. Deze strategie is in mei gepresenteerd als onderdeel
van de Europese Green Deal. Het heet «strategie», maar in officiële termen is het
een mededeling. Dat betekent dat het een soort beleidsnota is van de Commissie. Het
is geen wetgevend traject. Er worden wel een aantal wetgevende trajecten in aangekondigd.
Die hebben allemaal hun eigen procedure, maar deze strategie is dus een algemeen soort
discussiedocument, dat de richting aangeeft die de Commissie wil, maar dat nog geen
wetgeving is.
De Van-Boer-tot-Bordstrategie is, zoals ik zei, een van de onderdelen van de Green
Deal. Het is natuurlijk het onderdeel dat gericht is op voedsel en landbouw. Daarmee
is het natuurlijk een essentieel onderdeel van de Green Deal. Naast de Farm to Fork-strategie
zijn bijvoorbeeld ook de biodiversiteitsstrategie, maar ook een groene financiering,
klimaatbeleid in z'n algemeenheid en schone energie onderdelen van de Green Deal.
Een aantal onderdelen zijn al gepresenteerd en een aantal worden de komende tijd gepresenteerd.
Als Commissie zien we een groot aantal uitdagingen voor het Europese voedselsysteem.
Die liggen eigenlijk op de drie domeinen van duurzaamheid. Het gaat om uitdagingen
op het gebied van sociale duurzaamheid, op het gebied van de leefomgeving en op het
gebied van de economische duurzaamheid. De strategie probeert die drie te verenigen.
De strategie is dus niet per se alleen gericht op de leefomgeving. We proberen die
drie onderdelen juist in gezamenlijkheid en in balans met elkaar te verbinden. Op
het gebied van de sociale duurzaamheid zijn er bijvoorbeeld grote uitdagingen ten
aanzien van gezondere voeding en het verminderen van overgewicht. Onder anderen de
burgemeesters of de wethouders van de grote steden hebben daar onlangs weer op aangedrongen.
Het verbeteren van het dierenwelzijn valt eronder, maar bijvoorbeeld ook sociale rechten
van werknemers in de voedselketen en betaalbaarheid van voedsel voor iedereen in de
samenleving zijn daar natuurlijk onderdelen van. Bij de milieuduurzaamheid gaat het
om het aanpakken van de klimaatverandering, maar ook in den brede om het beschermen
van het milieu, het behouden van biodiversiteit, het verminderen van voedselverspilling
en het bijdragen aan een circulaire economie. Tot slot zijn bij de economische duurzaamheid
natuurlijk van belang eerlijke inkomsten voor landbouwers, vissers en andere producenten
in het agrofoodsysteem en een rechtvaardige transitie, maar natuurlijk ook het creëren
van nieuwe mogelijkheden voor bedrijven en het creëren van banen.
De Van-Boer-tot-Bordstrategie heeft daarom een aantal algemene doelstellingen die
gericht zijn op de hiervoor genoemde uitdagingen. Dat gaat om het verminderen van
de klimaatvoetafdruk van het voedselsysteem. Het gaat om het bijdragen aan een wereldwijde
transitie. Het gaat om het aanboren van nieuwe kansen voor bedrijven, maar ook voor
burgers en boeren. En het gaat natuurlijk ook om het versterken van de weerbaarheid
en de veerkracht van het voedselsysteem en het creëren van een robuust en weerbaar
voedselsysteem. Juist in deze tijden van covid is natuurlijk gebleken hoe belangrijk
een duurzaam en robuust voedselsysteem is. Dankzij de inzet van velen in de agrarische
sector en de voedselsector is dat systeem overeind gebleven. Ondanks alle disrupties
die er geweest zijn, hebben de mensen geen honger hoeven te lijden, althans in Nederland
of Europa. Er is dus heel veel in de sector gebeurd om dat voor elkaar te brengen,
waarvoor de Commissie ook heel dankbaar is.
De Van-Boer-tot-Bordstrategie heeft ook wat concretere doelstellingen, onder andere
een neutrale of positieve invloed van de voedselproductie op het milieu. Dat zijn
dus weer de drie onderdelen. Het gaat om het in stand houden en herstellen van de
hulpbronnen op land en zee. Het gaat om het beperken en aanpassen van de gevolgen
van klimaatverandering, het beschermen van land, bodem, water, lucht en de gezondheid
van planten en dieren en het omkeren van het verlies aan biodiversiteit. Op het gebied
van het bewaken van voedselzekerheid en volksgezondheid gaat het om ervoor zorgen
dat iedereen toegang heeft tot voldoende voedzaam en duurzaam voedsel en om het waarborgen
van hoge normen voor de veiligheid, de kwaliteit en de gezondheid en het welzijn van
planten en dieren.
Op het gebied van betaalbaarheid en economische duurzaamheid gaat het natuurlijk om
het rechtvaardiger maken van de economische opbrengsten in de toeleveringsketen, bijvoorbeeld
voor boeren en vissers in de keten, het ervoor zorgen dat het duurzame voedsel uiteindelijk
ook het meest betaalbare voedsel wordt, het bijdragen aan het concurrentievermogen
van de voedselvoorziening in de EU, het bevorderen van eerlijke handel, het beschermen
van gezondheid en veiligheid op het werk, het creëren van nieuwe kansen voor bedrijven
en het zekerstellen van de integriteit van de interne markt.
In de Farm to Fork-strategie staan ook vier gekwantificeerde doelstellingen voor 2030.
Naast heel veel andere doelstellingen, die net zo belangrijk zijn, bijvoorbeeld op
het gebied van dierenwelzijn, betaalbaarheid van voedsel en alle andere zaken die
ik eerder noemde, zijn er deze vier gekwantificeerde doelstellingen. De eerste is
het met 50% verminderen van het totale gebruik van bestrijdingsmiddelen en de daarmee
samenhangende risico's. De tweede is het met ten minste 50% terugdringen van nutriëntenverliezen,
maar er tegelijkertijd natuurlijk voor zorgen dat de bodemvruchtbaarheid niet verslechtert.
De derde doelstelling is het terugdringen van de totale verkoop van antibiotica – die
in de veehouderij worden gebruikt. De vierde doelstelling is ten minste 25% biologische
landbouw in de Europese Unie.
Deze vier doelstellingen zijn geen wettelijke verplichtingen. Dit zijn ambities die
de Europese Commissie uitspreekt. Zij worden in principe dus niet via wetgeving geïmplementeerd,
maar het is natuurlijk wel de bedoeling dat lidstaten in de nationale strategische
plannen heel veel aandacht aan deze doelstellingen besteden. Daarbij kan het ook zijn
dat er differentiatie is tussen lidstaten, waarbij de ene lidstaat op één punt al
veel meer voortgang heeft geboekt dan een andere lidstaat. Dit wil dus niet zeggen
dat deze doelstellingen onverkort voor elke lidstaat zullen gelden. Er zullen lidstaten
zijn die op sommige punten misschien meer moeten doen en er zullen lidstaten zijn
die op die punten al wat meer bereikt hebben en op andere punten wat meer gas kunnen
geven.
Ik zie overigens dat mijn collega Gijs Schilthuis nu heeft kunnen inbellen. Zoals
ik al zei, is de strategie een mededeling. Zij is niet wetgevend. Er zijn wel een
aantal wetgevende trajecten aangekondigd. Ook andere acties zijn in de strategie aangekondigd.
Eén daarvan is een belangrijk overkoepelend wetgevingskader voor een duurzaam voedselsysteem.
Dat is een kader met een uitgebreide set van algemene beginselen en eisen aan de duurzaamheid
van het voedselsysteem. Dat zal ook de basis vormen voor de waarborging van de beleidssamenhang,
want de Farm to Fork-strategie is gericht op het hele voedselsysteem. Juist die coherentie
en die consistentie tussen verschillende beleidsonderdelen zijn erg van belang, zowel
op EU-niveau als op nationaal niveau. Daar zal dat wetgevingskader dus ook aandacht
aan moeten besteden. Het zal daarom ook bepalingen bevatten over bestuur en collectieve
betrokkenheid van belanghebbenden. Dat wetgevingskader is aangekondigd voor het jaar
2023, maar daar moet uiteraard nu al mee worden begonnen. Tegelijkertijd – dat is
een tweede actie – wordt ook gewerkt aan de ontwikkeling van een noodplan, een contingencystrategie,
die erop gericht is om de voedselvoorziening en de voedselzekerheid in tijden van
crisis te waarborgen. Vooral vanwege covid is nog een keer extra aandacht besteed
aan die veerkracht en robuustheid van het voedselsysteem.
Gijs, wil je de volgende twee sheets presenteren?
De heer Schilthuis: Ja, prima. Goedemorgen allemaal. Excuses voor de vertraging; ik had wat technische
problemen, maar ik hoop dat u mij nu kunt horen. Ik licht graag de specifieke plannen
toe die in de Van-Boer-tot-Bordstrategie worden aangekondigd. Er is een lange bijlage
met een aantal van deze plannen, vaak wetgevingsplannen met de jaartallen waarin ze
zijn geprogrammeerd. Ik zal twee slides presenteren over met name de landbouwgerelateerde
acties. Dan zal Henk het overnemen met een hele serie andere acties voor de andere
aspecten van de voedselketen.
Het eerste onderdeel dat belangrijk is, is de link tussen de Van-Boer-tot-Bordstrategie
en het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid
zijn door de Commissie hervormingsvoorstellen gepresenteerd in 2018. Die zijn nu in
de hopelijk finale stadia van onderhandeling. Wij hopen dat daar snel voortgang mee
gemaakt wordt. Dat nieuwe landbouwbeleid werkt met strategische plannen. Om die verbinding
te maken tussen de Van-Boer-tot-Bordstrategie, de Green Deal en het landbouwbeleid
komt de Commissie voor het eind van het jaar met aanbevelingen aan lidstaten waarin
de Green Deal in feite wordt vertaald om richting te geven aan hoe de lidstaten met
die plannen kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van de Green Deal en van het duurzamer
maken van de voedselketen, met name wat het landbouwbeleid betreft. Het landbouwbeleid
is vooral een subsidiebeleid. Het gaat erom hoe je die landbouwsubsidies het beste
kunt inzetten om die verandering te bewerkstelligen in de primaire sector. Dat is
dus iets waar de Commissie nu hard mee bezig is. Dat komt voor het eind van het jaar.
De gewasbeschermingsmiddelen zijn een ander belangrijk onderwerp. De richtlijn betreffende
duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt ook herzien. Dat traject is ook
al gestart. Er is een uitvoerig impactassessment, een studie naar de mogelijke gevolgen
van verschillende opties die je zou kunnen overwegen. Die gaat daaraan vooraf. Dat
is dus een heel belangrijk traject, ook gezien het belang van de doelstelling om het
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Ik denk dat het belangrijk is
om daarbij te zeggen – daar zal Henk straks nog wat meer over zeggen – dat dit natuurlijk
niet alleen via wetgeving gaat, maar dat we ook heel erg moeten denken aan inzetten
op het gebied van onderzoek en innovatie. Ook daar is ruim aandacht voor.
Een ander aspect is natuurlijk dat er gewasbeschermingsmiddelen zijn met biologisch
werkzame stoffen. We willen heel graag dat die meer op de markt zijn, dus dat er dus
minder toxische opties op de markt zijn. Dat is ook een belangrijk thema. Daar worden
ook hervormingen voor voorzien.
Een ander belangrijk target is natuurlijk de biologische sector. Wij zouden graag
in tien jaar tijd in ongeveer een kwart van het areaal in Europa een biologisch beeld
zien. Ook dat is natuurlijk een kwestie van stimuleren van het aanbod – het helpen
van boeren in de transitie – maar daarnaast gaat het natuurlijk ook om de vraagkant.
Om dit hele pakket samen aan te pakken, komen we bij het eind van het jaar met een
actieplan. Er is op dit moment een consultatieronde via internet aan de gang over
dit specifieke onderwerp.
Een tweede actieplan gaat over nutriëntenbeheer, ook om de target van het verminderen
van het verlies aan nutriënten te bereiken.
Ik denk dat ik al veel te lang aan het praten ben, maar ik heb nog twee slides en
ik zal het verder dus kort houden. Hier staan een aantal andere acties die te maken
hebben met de primaire productiekant van de voedselketen. Dierenwelzijn is heel belangrijk.
Dat gaat ook om herziening van bestaande wetgeving op het punt van dierenwelzijn.
Die is voorzien voor 2023. Ook daar zijn we nu al mee aan de slag, bijvoorbeeld door
het vragen van bepaalde adviezen aan het Europese Bureau voor Voedselveiligheid in
Parma. Ook dat traject is dus al ingezet. Dat is ook een belangrijk traject. Het huidige
Raadsvoorzitterschap, het Duitse Raadsvoorzitterschap, is bezig met het voorbereiden
van Raadsconclusies over dit onderwerp.
Dan gaat het nog over additieven in diervoeding. Ook daar willen we de verordening
herzien, ook om die additieven op de markt te kunnen laten komen die kunnen bijdragen
aan verwezenlijking van de duurzaamheidsdoelstelling.
Aan de rechterkant van dit plaatje ziet u wat meer economische initiatieven, aan de
ene kant wetgevingsinitiatieven rond de samenwerking tussen primaire producenten.
Daarover liggen al een aantal voorstellen op tafel in het kader van de huidige hervorming
van het landbouwbeleid. Die zijn met name ingestoken door het Europees Parlement.
Wij hebben de intentie om met het Europees Parlement en met de Raad samen te werken
om juist deze aspecten naar voren te brengen en om te kijken of we die samenwerking
verder kunnen stimuleren via de verandering van wetgeving die al aan de gang is. Mocht
dat niet zo zijn, dan kan de Commissie altijd overwegen om daar verdere stappen in
te nemen.
Een tweede aspect is volgens mij ook in Nederland al een belangrijk thema geweest.
Dat betreft de mededingingsregels en duurzaamheidsaspecten. Er zijn op dat punt met name een aantal richtsnoeren, guidelines, in Europa.
Die worden herzien; dat is een herzieningstraject door het DG Mededinging, dus door
onze collega's van het directoraat-generaal voor Mededinging bij de Europese Commissie.
Daar zal het duurzaamheidsaspect ook specifiek in worden meegenomen. Ik denk dat dat ook een heel belangrijk
thema is.
Tot slot. Een van de belangrijke aspecten is dat het, als we die duurzaamheidsomslag
willen bereiken in de Europese landbouw, om het bereiken van 7 miljoen boeren gaat
die allemaal individueel iets anders moeten gaan doen op hun bedrijf. Hoe kunnen we
hen daar het beste in steunen? Hoe kunnen we die overgang het beste begeleiden? Dat
kunnen we natuurlijk niet vanuit Brussel. Dat moet gaan door adviseurs, door een kennisinfrastructuur.
Een van de aspecten die we daar graag bij willen voegen, is uitbreiding van het huidige
informatienet over de economische rentabiliteit van de bedrijven met duurzaamheidscomponenten,
zodat bij het advies en de gegevens die we hebben over wat in een bepaalde regio werkt
bij het runnen van een boerenbedrijf, niet alleen gestuurd wordt op economische indicatoren
maar ook op milieu-indicatoren. Dat is dus een apart voorstel waarmee we gaan komen
om het huidige informatienet voor boereninkomens echt uit te breiden tot alle aspecten
van duurzaamheid.
Henk, ik geef het weer over aan jou.
De heer Westhoek: Het heet «de Van-Boer-tot-Bordstrategie», maar de visserij wordt uiteraard niet
vergeten. Ook op het gebied van visserij zijn een aantal acties aangekondigd, hoewel
dat grotendeels bestaand beleid is of verdieping van bestaand beleid. Dat gaat onder
andere over het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het gaat om steun voor duurzame
kweek van vis en schaal- en schelpdieren, die voor Nederland natuurlijk ook van belang
is. Het gaat om ontwikkelingsplannen voor aquacultuur. De Europese Unie heeft in vergelijking
met andere landen en gebieden relatief weinig aquacultuur. Er wordt veel geïmporteerd.
Er is dus ook ambitie om daarin meer te gaan doen. Intensivering van de bestrijding
van de fraude is ook een onderdeel. En tenslotte ook het maken van een strategie voor
de teelt van algen, onder andere om die als veevoer te gebruiken.
Er zijn ook een aantal acties aangekondigd in de richting van de voedingssector, detailhandel,
horeca en catering. Dat is misschien het meest vernieuwende van de strategie. Met
alle respect, er is natuurlijk heel veel beleid, regelgeving of subsidiebeleid vanuit
het gemeenschappelijk landbouwbeleid geweest. Dat is allemaal op de boer gericht.
Er is wat beleid op de consument gericht, maar het stuk ertussen is vaak overgeslagen,
terwijl de veranderkracht vaak juist daar zit. De strategie is er dus heel erg op
gericht om die veranderkracht in het midden van de keten te gaan benutten. Die veranderkracht
gaat dan in de richting van de consument, dus ter stimulering van duurzame en gezonde
voedingspatronen – dat is een belangrijk aspect daarvan – maar ook in de richting
van de primaire sector om boeren en vissers meer in staat te stellen tot en ook meer
te belonen voor duurzame praktijken, ook gewoon ten behoeve van een beter en eerlijker
inkomen. Heel veel inspanning wordt dus juist daarop gericht. Dat is, zoals ik al
zei, eigenlijk het meest vernieuwende van de strategie.
Een onderdeel van die acties is een initiatief ter verbetering van het corporate-governancekader,
dus de integratie van duurzaamheid in bedrijfsstrategieën. Een tweede onderdeel, waar
we nu ook al druk mee bezig zijn, is het ontwikkelen van een EU-code op het gebied
van verantwoorde bedrijfs- en marketingpraktijken. Dat gaat onder andere over het
maken van vrijwillige afspraken met bedrijven op het gebied van het stimuleren van
duurzaam en gezonder eten. Maar ook het belonen van ketenpartijen. Marketingpraktijken
en dat soort zaken worden hierin geregeld.
Op het gebied van voedingsmiddelen zijn een aantal voorstellen gedaan, onder andere
op het gebied van het wijzigen van de samenstelling van verwerkte voedingsmiddelen,
met name het vaststellen van een maximumgehalte voor bepaalde nutriënten. Denk daarbij
bijvoorbeeld aan zout of vet. Het gaat ook om het vaststellen van voedingsprofielen
om te voorkomen dat producten met een hoog gehalte aan zout, suiker of vet worden
gepromoot. Er is een voorstel voor herziening van de EU-wetgeving voor verpakkingsmaterialen
die in contact komen met levensmiddelen. Dat moet het toepassen van alternatieve verpakkingsmaterialen
bevorderen. Het gaat ook om een herziening van de EU-handelsnormen, bij wijze van
spreken dus van de eisen waaraan komkommers of tomaten moeten voldoen, juist om de
duurzame levering van duurzame producten te stimuleren. En ten slotte gaat het om
het aanpakken en het versterken van de aanpak van de voedselfraude.
Er zijn ook een aantal acties aangekondigd om de consumenten beter te informeren,
ook gericht op de bevordering van de overschakeling op gezonde en duurzame voedingspatronen.
Dat gaat onder andere over minimumcriteria voor de duurzame inkoop van voedsel, dus
bijvoorbeeld over de inkoop door overheden, zodat de inkoop duurzamer wordt. Het gaat
ook over herziening van de EU-schoolregeling om gezonde en duurzame voeding op scholen
te bevorderen en over de herziening van het EU-programma voor afzetbevordering – daar
is natuurlijk veel discussie over geweest – die meer gericht zal worden op duurzame
productie en consumptie. Er ligt al een voorstel voor aanpassing van de btw-tarieven.
Die zouden door lidstaten bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden ter ondersteuning van
bepaalde producten. Op zich biedt de EU daar een kader voor, maar het is aan de lidstaten
om die btw-regeling verder in te vullen. Er is het voorstel voor een geharmoniseerde
verplichte voedingswaarde-etikettering op de voorzijde van de verpakking. Er wordt
in Nederland al gesproken over een Nutri-Score, maar het idee is dus om daar een geharmoniseerde
EU-brede etikettering voor te ontwerpen. Dat wordt niet per se een Nutri-Score; er
is nog discussie over de vorm die dit zal krijgen. Er is ook een voorstel ter versterking
van de primaire sector en om beter te laten zien waar producten vandaan komen, namelijk
om de oorsprongsaanduiding nog wat te verbeteren. Ten slotte is er een voorstel voor
een etiketteringsregeling voor duurzaam voedsel. Dat betekent dat op het etiket niet
alleen de gezondheidskenmerken staan, maar ook de milieukenmerken en de sociale kenmerken,
zodat het één overzichtelijk systeem wordt voor consumenten, die dan niet meer een
woud aan logo's en certificaten zien.
Ook vermindering van voedselverspilling is natuurlijk belangrijk. Daarvoor zijn ook
een aantal acties aangekondigd en er zijn een aantal lopende acties. Dat gaat onder
andere over het voorstel voor doelstellingen op EU-niveau voor het verminderen van
voedselverspilling en ook over herziening van de EU-regels inzake de datumaanduiding.
Er is nu al een campagne in Nederland gaande over «ten minste houdbaar tot». Het gaat
erom om voor de consumenten helder te maken wat die labels betekenen.
Zoals mijn collega Gijs Schilthuis al zei, zullen ook heel veel inspanningen gedaan
worden om de transitie mogelijk te maken. Er wordt vanuit de EU heel veel geld geïnvesteerd
op het gebied van onderzoek, innovatie, advies en investeringen. Dat betreft onder
andere het grote onderzoeksprogramma. Er komt een apart onderzoeksprogramma, dat binnenkort
openbaar wordt gemaakt en dat is gekoppeld aan Horizon 2020 en aan de Green Deal.
Maar zeker ook in Horizon Europe, het volgende onderzoeksprogramma, zal heel veel
geld besteed worden op het gebied van voedsel, bio-economie, natuurlijke hulpbronnen,
landbouw, visserij en aquacultuur. Ik zal niet de hele sheet voorlezen, maar er zitten
nog veel meer aspecten aan, juist om die transitie mogelijk te maken en te ondersteunen.
De EU is natuurlijk geen eiland in de wereld. De EU is een onderdeel van de wereldwijde
handelsstromen en van het wereldwijde voedselsysteem. Er staan dus ook een aantal
acties aangekondigd om de transitie wereldwijd mogelijk te maken, maar ook om de EU-transitie
in een wereldwijde context te plaatsen. Dat gaat onder andere om het ondersteunen
van ontwikkelingslanden bij hun transitie naar een duurzaam voedselsysteem, maar het
gaat ook om het opnemen van ambitieuze hoofdstukken over duurzaamheid in bilaterale
handelsovereenkomsten. Het gaat over internationale normalisatie-instanties, zoals
Codex, om daar meer aandacht aan duurzaamheid te laten besteden. De EU zal daar ook
actief op acteren in de top van de Verenigde Naties over voedselsystemen, die in 2021
zal plaatsvinden. Ook op het gebied van etikettering worden een aantal dingen ontwikkeld.
De Van-Boer-tot-Bordstrategie is echt een strategie die beoogt om het voedselsysteem
te veranderen en vooral te verbeteren. Als we dat goed doen, denken we dat er voor
heel veel partijen in het systeem heel veel voordelen en kansen in zitten. Veel van
die voordelen zijn eigenlijk dichtbij te behalen. Het is dus niet zo dat je anoniem
iets bijdraagt aan iets wat wereldwijd gebeurt. Het heeft ook gewoon voor de lidstaten,
bij wijze van spreken voor elke stad en elk dorp, voordelen: gezondere burgers, maar
ook een gezondere leefomgeving, een vitaal platteland, toekomstbestendige bedrijven.
Voor heel veel bedrijven in het voedselsysteem kan deze strategie dus heel veel voordelen
betekenen. Het is dus juist de bedoeling om dat hele systeem beter, gezonder en duurzamer
te maken, waarbij er voor burgers voordelen in zitten in termen van gezonde en duurzame
voeding. De gezondheid en de kwaliteit van het bestaan zullen worden versterkt. Voor
boeren zijn er voordelen in de zin van eerlijkere prijzen, betere inkomsten, duurzame
en gezonde productiepraktijken, nieuwe kansen voor bedrijven en het bijdragen aan
een wereldwijde transitie.
De laatste groep toont een groep mensen en maakt duidelijk dat het een gezamenlijk
traject is. Het is dus niet zo dat we vanuit Brussel willen verordenen hoe de wereld
eruit moet zien. Het komt ook niet zomaar tot stand. Het vraagt acties van heel veel
mensen en heel veel partijen: van lidstaten, van boeren, van burgers, van bedrijven
in het voedselsysteem. Het is dus ook een oproep om het gezamenlijk op te pakken en
gezamenlijk met veel positiviteit deze transitie in te gaan.
Dank voor uw aandacht.
De voorzitter: Dank u wel, meneer Westhoek en ook meneer Schilthuis, die ik alsnog welkom heet;
fijn dat het gelukt is om in te loggen. Ik stel voor dat alle deelnemende leden één
vraag stellen en dat die meteen door de heren beantwoord wordt. Hou de vraag lekker
concreet en kort, want we hebben nog 25 minuten. Neem me niet kwalijk; ik heb me vergist.
We hebben langer. We kunnen hier dus eindeloos over doorpraten.
De heer Wassenberg (PvdD): Voorzitter, zou ik eerst een andere vraag mogen stellen?
De voorzitter: Jazeker.
De heer Wassenberg (PvdD): Zou u misschien kunnen uitleggen waarom dit niet in het openbaar kan plaatsvinden?
Ik lees dat er nu wel een woordelijk verslag gemaakt wordt, maar dat deze briefing
een besloten karakter heeft omdat zij via Pexip plaatsvindt. Maar bijvoorbeeld procedurevergaderingen
kunnen wel worden bekeken. Kunt u daar iets over zeggen?
De voorzitter: Jazeker. Dat heeft het Presidium besloten. Dat is dus niet een besluit van mij of
van de aanwezige griffier.
De heer Wassenberg (PvdD): Oké. Is daar ook een verantwoording of een uitleg bij gegeven?
De voorzitter: Alleen de procedurevergaderingen worden gestreamd. Voor de rest wordt er helemaal
niet gestreamd.
De heer Wassenberg (PvdD): Oké.
De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Weverling voor het stellen van een vraag.
De heer Weverling (VVD): Dank u. Goedemorgen. Het verhaal was helder. Ik heb eigenlijk een procesmatige
vraag: wat is nu het proces tot besluitvorming? Inhoudelijk heb ik de volgende vraag.
Ik probeer voor mezelf een beeld te krijgen van wat er duurzaam is aan biologisch.
Op de sheets of in uw verhaal maakt u duidelijk dat de Commissie 25% biologisch wil,
maar ook concurrerend wil zijn op de wereldmarkt en het voedselsysteem wil verduurzamen.
Dat schuurt naar mijn gevoel een beetje. Kunt u iets meer toelichten waarom dat de
ambitie is en waarom u blijkbaar vindt dat biologisch wel duurzaam is?
De voorzitter: We gaan het antwoord meteen beluisteren.
De heer Schilthuis: Wij zitten op verschillende locaties, zoals u al gemerkt heeft. Wij moeten dus via
deze publieke ruimte uitvinden wie op welke vraag antwoord geeft, maar misschien kan
ik op dit punt over «biologisch» gelijk een eerste reactie geven. Het is een goede
vraag. Dit onderwerp is ook veelbesproken. «Biologisch» heeft een aantal voordelen
als je kijkt naar wat duurzaam is. Bijvoorbeeld wat biodiversiteit betreft scoort
«biologisch» heel goed. Dat geldt ook voor het gewasbeschermingsmiddelengebruik. Dat
is niet voor alle aspecten zo; er worden ook in de biologische sector middelen gebruikt,
maar ook daar scoort de sector goed. Dat is dus een aspect waarvan wij zeggen dat
het heel erg bijdraagt aan duurzaamheid. Daarbij zou ik ook nog het economisch aspect
willen noemen, want uiteindelijk gaat het erom dat je die duurzaamheidsomslag niet
bereikt door een subsidiesysteem of door overheidsregels, maar doordat het economisch
interessant is. Er zijn natuurlijk ook biologische boeren die het lastig vinden om
er hun boterham mee te verdienen, maar in veel gevallen is daar een goede boterham
mee te verdienen, soms een betere boterham. Juist dit economische model is belangrijk
voor die duurzame omslag. Daarom is het zo belangrijk dat we de vraag naar biologische
producten gelijktijdig laten groeien met het aanbod, zodat die markt in evenwicht
blijft en zodat dit economische verhaal werkelijkheid wordt. En wij zien ook een toename
van de vraag naar de biologische sector en wij zien een toename van het aanbod. Wij
denken dat we dat verder kunnen stimuleren.
Een ander aspect van het antwoord is dat wij niet zeggen: 100% biologisch. Wij zeggen
dus niet dat heel Europa biologisch moet worden, want er zijn allerlei andere manieren
om ook duurzaam te produceren. Biologisch is één model. Het is ook een model dat Europees
gecertificeerd is. De regels voor wat «biologisch» is, zijn in Europa gezamenlijk
vastgesteld, maar er zijn ook allerlei andere methodes om duurzaam te produceren.
Ook die worden gestimuleerd. «Biologisch» springt daaruit en heeft ook veel aandacht
gekregen in de pers. Dat hebben wij natuurlijk bewust gedaan. Die 25% is er natuurlijk
ook om de aandacht te vestigen op de richting die we op willen, maar ik denk dat we
niet moeten zeggen dat dat het enige is. Dit betreft ook het aspect van de wereldmarkt,
het laatste punt bij deze vraag. Ten eerste is het natuurlijk ook goed mogelijk om
biologische producten te verkopen; Europa staat bekend om zijn kwaliteit. Maar er
zijn natuurlijk ook allerlei andere boeren die met andere productiemethoden, die ook
duurzaam kunnen zijn, een ander marktsegment kunnen bedienen.
Wat de procesvraag betreft: op deze strategie wordt in het Europees Parlement en de
Raad van Ministers een reactie voorbereid. In de Raad heeft het Duitse voorzitterschap
bijvoorbeeld een ontwerpreactie voor Raadsconclusies op tafel gelegd. Die is gisteren
uitvoerig besproken in een attachévergadering. Daar komen nog een aantal gespreksrondes
over. Op die manier zal de Raad daarop reageren. Het parlement doet iets vergelijkbaars.
En wat betreft al die stappen, al die verschillende initiatieven die wij uiteen hebben
gezet: daarmee gaan we het gebruikelijke Europese beleidstraject in. Ik hoop dat ik
hiermee de vraag heb beantwoord.
De voorzitter: Dank u wel. Dan wil ik de heer Geurts de gelegenheid geven om een vraag te stellen.
De heer Geurts (CDA): Dank en ook dank aan de inleiders voor de presentatie. Mijn vraag is met name
gericht op de derde pagina, waar de uitdagingen voor het Europese voedselsysteem zijn
weergegeven. Je ziet daar in drie kolommen de duurzaamheid geschetst. De sociale duurzaamheid
spreekt van «betaalbaarheid van voedsel». De economische duurzaamheid spreekt van
«eerlijke inkomsten voor landbouwers, vissers» et cetera. Dat kan met elkaar conflicteren,
want hoe meer je in de kolom zet, hoe duurder het voedsel kan worden. Dat is ook weer
een probleem in onze samenleving. Mijn vraag is hoe de Europese Commissie en de komende
wet- en regelgeving ervoor zorgen dat ons voedsel betaalbaar blijft, maar dat er aan
de andere kant ook een fatsoenlijk inkomen is voor degenen die ons voedsel produceren.
Hoe gaat dat nou gewaarborgd worden? Je kunt wel heel veel mooie plannen hebben en
je kunt wel zeggen – even zwart-wit en zonder nuances – dat alles biologisch moet,
maar daar zijn heel veel kosten aan verbonden. Hoe gaat nou gewaarborgd worden dat
je aan de ene kant betaalbaar voedsel houdt en aan de andere kant een beter inkomen
voor onze boeren en tuinders? Want dat hebben ze hard nodig. Anders gaan ze de komende
decennia niet overleven.
De voorzitter: Een duidelijke vraag. Ik weet niet wie het antwoord gaat geven, maar ik neem aan
dat jullie dat zelf afstemmen.
De heer Westhoek: Dat is een terechte vraag. Er is inderdaad ook een spanning tussen. Daar hebben
we nu dus ook niet een pasklaar antwoord op. Dat is natuurlijk ook een onderdeel van
de verdere uitwerking van de strategie, maar het zijn natuurlijk wel twee belangrijke
doelen. Een van de manieren waaraan gedacht wordt, is om ervoor te zorgen dat voor
de echte basisproducten een betere prijs betaald wordt. Er liggen nu heel veel producten
in de winkel die erg verwerkt of bewerkt zijn en waarvoor de primaire producent relatief
weinig geld krijgt, maar waarvoor de consument wel veel geld betaalt. Als je erin
slaagt om een overstap te maken waardoor mensen bijvoorbeeld iets minder van die verwerkte
en bewerkte producten eten en meer naar de basisproducten toe stappen, dan wordt voedsel
betaalbaarder en tegelijkertijd krijgen producenten ook een betere prijs voor hun
voedsel.
Ten tweede lekt er juist op het gebied van ongezonde voeding eigenlijk heel veel geld
weg uit de sector in de vorm van marketing en advertenties. Al het geld dat aan advertenties
wordt besteed, besteden burgers wel aan voedsel, maar dat komt niet terug bij boeren
in de vorm van betere prijzen voor hun producten.
Een derde antwoord is dat op allerlei manieren natuurlijk ook nu al een prijs voor
voedsel wordt betaald. Bijvoorbeeld in de gezondheidszorg zien we de kosten van ongezonde
voedselpatronen terugkomen. Als je erin slaagt om over te stappen naar een gezonder
voedingspatroon, kun je dus ook kosten in de gezondheidszorg uitsparen. Als je erin
slaagt om het milieu beter te beschermen, kun je ook allerlei kosten voorkomen die
je zou moeten maken om die milieuschade weer ongedaan te maken. Ook op die manier
kun je er dus voor zorgen dat die twee dingen toch in evenwicht blijven: uiteindelijk
een betere prijs voor boeren en betaalbaarheid van voedsel.
De voorzitter: Dank u wel. Dan is de gelegenheid aan de heer De Groot om een vraag te stellen.
De heer De Groot (D66): Goedemorgen. Dank u wel voor de toelichting. Ik heb een vraag over de definitie
van «duurzaamheid». Er is eigenlijk lange tijd van uitgegaan dat «duurzaam» betekent
dat je zo min mogelijk verspilt en dat je de grondstoffen die je gebruikt, per eenheid
product op een efficiënte manier verwerkt. In die zin is de Nederlandse landbouw erg
efficiënt. Maar als je het bekijkt vanuit grondstoffenefficiëntie, is de Nederlandse
landbouw zeer verspillend. Vanwege die achtergrond is het Nederlandse kabinet gekomen
met een kringlooplandbouwvisie, meer vanuit circulaire principes. In hoeverre sluit
uw definitie van «duurzaamheid» al aan op de grondstoffenefficiëntie die nu, in ieder
geval op papier, in Nederland het uitgangspunt is geworden?
De voorzitter: Dank je wel, Tjeerd. Het antwoord graag.
De heer Schilthuis: Henk, zal ik een poging wagen?
De heer Westhoek: Ja, dat is prima.
De heer Schilthuis: Jij kunt er ongetwijfeld iets aan toevoegen. De strategie definieert de drie aspecten
van duurzaamheid. Ik denk dat dat zo'n beetje het model is waar wij mee werken. Er
zit natuurlijk ook altijd spanning tussen die aspecten. Dat is ook waarom wij niet
in één keer een voorstel voor wetgeving op tafel hebben gelegd om een kader te geven
voor de duurzame voedselketen. Wij hebben daarom ook niet nu al een voorstel voor
hoe je duurzaamheid gaat etiketteren, want daar zit juist de spanning in: hoe ga je
dat op de beste manier aanpakken? Ik denk wel dat het idee van die grondstoffenefficiëntie
en het idee van de kringloopfilosofie die door het Nederlandse kabinet wordt uitgedragen,
heel erg passen bij waar wij mee bezig zijn, natuurlijk met het verschil dat wij kijken
naar het hele Europese continent. Wij hebben het eigenlijk niet over kringlopen, maar
we hebben het wel over die efficiency. Dan kijken we natuurlijk meer naar de Europese
dimensie. Dat geeft misschien aan dat er minder spanning zit op dat aspect van het
debat, omdat we werken met een veel groter areaal, een veel grotere mogelijkheid tot
specialiseren in bepaalde regio's.
Henk, wil je daar iets aan toevoegen? Want jij bent misschien meer bekend met de kringloopontwikkeling
in Nederland.
De heer Westhoek: Nee, het lijkt mij een prima toelichting. Ik heb daar weinig aan toe te voegen.
De voorzitter: Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA): Dank u wel. Ik wil een vraag stellen over de productie- en distributieketens.
Die zijn ontzettend lang. In de stad Groningen is een onderzoek gedaan bij een zorginstelling,
die voor haar menu 1.200 verschillende ingrediënten gebruikt. Groningen is een agrarische
provincie. Daar is vastgesteld dat van die 1.200 ingrediënten slechts 2 ingrediënten
afkomstig zijn van binnen een straal van 50 kilometer. 1.198 ingrediënten van het
menu komen dus van een grotere afstand dan 50 kilometer. Men is daar bezig om producenten
en afnemers dichter bij elkaar te brengen. Dat vraagt een systeemwijziging. Ik zou
bijna willen uitnodigen om eens op werkbezoek te gaan bij de Gebiedscoöperatie Westerkwartier,
die probeert om producenten en consumenten dichter bij elkaar te brengen. Vanuit het
bestaande systeem is dat buitengewoon lastig te organiseren. Op welke wijze worden
er interventies gedaan om de marktordening anders te maken en om die productie- en
distributieketens te verkorten?
De voorzitter: Dank u wel, meneer Moorlag. Het is aan de heren.
De heer Westhoek: Het is inderdaad zo dat in heel Europa die productie- en consumptieketens vrij lang
geworden zijn. Daar staat ook een opmerking over in de Farm to Fork-strategie, namelijk
dat er in principe wordt gestreefd naar ketens die korter en transparanter zijn. Tegelijkertijd
zijn korte ketens niet zaligmakend. Er is ook onderzoek gedaan waaruit bleek dat een
korte keten niet in alle gevallen per se duurzamer is. Dat klinkt een beetje tegenstrijdig,
maar dat heeft onder andere te maken met de schaal van opereren. Er zijn natuurlijk
bepaalde fabrieken, bijvoorbeeld een suikerfabriek, waarvan er maar een of twee in
Nederland zijn. Het heeft te maken met hoe het transport georganiseerd is. Soms is
een grote vrachtwagen efficiënter dan tien kleine vrachtwagens. Tegelijkertijd bieden
korte ketens inderdaad een aantal voordelen, zoals het meer bij elkaar brengen van
vraag en aanbod. Ik ken ook een voorbeeld uit Noord-Holland, waar iets vergelijkbaars
gebeurt en waar tuinders gewoon zien waar hun producten naartoe gaan en daar gewoon
veel meer werkplezier uit halen dan wanneer ze voor een anonieme markt produceren.
Korte ketens hebben dus zeker voordelen. Bij een aantal door ons genoemde initiatieven,
bijvoorbeeld op het punt van duurzame inkoop, zal dat terugkomen. Het zal misschien
ook terugkomen in de gedragscode voor bedrijven. Tegelijkertijd is het natuurlijk
niet de bedoeling van de EU dat er nieuwe handelsbarrières worden opgeworpen. De interne
markt moet natuurlijk wel blijven bestaan en er mogen natuurlijk geen nieuwe protectionistische
maatregelen worden getroffen. Het moet dus vooral een «wortelverhaal» worden om die
korte ketens aantrekkelijker te maken. Maar dat wil niet zeggen dat je producten die
binnen Europa geproduceerd zijn, kunt verbieden bij de Nederlandse grens.
De voorzitter: Dank u wel. Dan een vraag van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD): Dank u wel, voorzitter. Dank aan beide sprekers voor deze interessante presentatie.
Voor mijn vraag begin ook ik bij het derde plaatje van de presentatie. Daar staan
een aantal uitdagingen, zoals gezondere voeding, overgewicht terugdringen, dierenwelzijn
verbeteren, klimaatverandering aanpakken, het milieu beschermen en biodiversiteit
behouden. Elders in de strategie zie ik ook dat het goed is om over te stappen op
een meer plantaardig dieet. Maar ik zie toch een olifant in de kamer. Iedereen weet
het, maar niemand benoemt het: nergens in de strategie lees ik iets over overproductie
en overconsumptie van vlees en zuivel, terwijl daar volgens mij heel veel klimaatwinst
valt te behalen. Waarom wordt de omvang van de veehouderij niet benoemd in de Van-Boer-tot-Bordstrategie?
De meeste doelen zijn prima, maar ik denk dat een klimaatstrategie voor landbouw zonder
het noemen en het terugbrengen van het grote aantal dieren, toch wat gemankeerd is.
Als ik een heel klein voorbeeld mag geven: op pagina 10 van de presentatie staat een
voorstel voor herziening van de Verordening betreffende toevoegingsmiddelen voor dierenvoeding
om de milieueffecten van veeteelt te verminderen. Je ziet dat er wel heel erg wordt
ingegaan op technologische maatregelen, maar niet op een reductie van het aantal dieren.
Kan ik daar iets over horen?
De voorzitter: Dank u wel, meneer Wassenberg.
De heer Schilthuis: Dit is een hele goede vraag. U kunt zich ook voorstellen dat dit thema uitvoerig
onderwerp is geweest van de discussies die hebben geleid tot deze strategie. Ik zou
willen zeggen dat er wel meer in staat over de dierlijke sector en ook over het effect
van de dierlijke sector op duurzaamheid in het algemeen, specifiek op het klimaat.
Er is ook uitvoerig aandacht voor de klimaateffecten van de veehouderijsector, specifiek
ook voor de hoeveelheid areaal die bijdraagt aan deze sector: natuurlijk het permanente
graslandareaal – in veel regio's is dat eigenlijk de enige optie – maar natuurlijk
ook een groot deel van het akkerbouwareaal, dat bijdraagt aan het produceren van veevoeding.
Daarnaast wordt in de mededeling over consumptie ook aanbevolen om vooral rood vlees
en verwerkt vlees – red meat and processed meat – te verminderen en juist het plantaardige
dieet te laten toenemen. Dat is ook heel duidelijk een boodschap in die richting.
Ik denk dus dat de veehouderijsector en de uitdagingen voor die sector wel heel duidelijk
een onderdeel zijn van de strategie. Maar daarbij speelt natuurlijk ook het punt dat
wij de veehouderij echt zien als een onderdeel van de landbouw in Europa. Het is niet
zo dat de Europese Commissie daar plotseling afstand van neemt, maar zij richt zich
wel juist op die duurzaamheidsaspecten: hoe kan je veehouderij combineren met een
duurzame ontwikkeling van het landbouwareaal? Je hebt de regio's waar voer geproduceerd
wordt. Je hebt reststromen die niet door mensen geconsumeerd kunnen worden. Wij zien
veeteelt dus echt als een onderdeel van de landbouwsector, ook in de toekomst, maar
mogelijk anders en mogelijk her en der minder. In andere regio's is het misschien
juist de enige manier om daar economisch en sociaal nog een boterham te kunnen verdienen,
te kunnen leven en een zekere economische activiteit te behouden. Aan de ene kant
denk ik dus dat wij in de mededeling de problematiek wel heel duidelijk benoemen.
Aan de andere kant benoemen wij ook het belang van de veehouderij voor bepaalde regio's
in Europa. Ik denk dus dat het een genuanceerd verhaal is, maar ik weet hoe politiek
gevoelig dit onderwerp is.
De voorzitter: Bedankt. Dan is het nu de beurt voor de heer Bisschop, misschien met een vraag over
de visserij.
De heer Bisschop (SGP): Ja, die heb ik wel, maar die ga ik niet stellen, want de hele strategie roept
heel veel vragen op. Maar dank voor de presentatie. Die was helder en duidelijk. Laat
ik een van de belangrijkste vraagpunten benoemen die de strategie bij mij, bij ons,
opriep: is deze strategie voldoende crisisbestendig? Ik zie in de presentatie dat
er nu gewerkt wordt aan een soort noodplan in geval van een crisis in 2021. Dat is
gevoed door de coronacrisis, maar ik vraag mij af of dit hele concept voldoende doordacht
is vanuit crisisbestendigheid. Wij worden met de neus op de feiten gedrukt door de
coronacrisis. We zien hoe afhankelijk we in onze voedselstromen zijn van buitenlandse
producenten. Desondanks zie je dat in deze Van-Boer-tot-Bordstrategie allerlei maatregelen
worden voorgesteld. Die zijn op zichzelf heel nuttig en zinvol, maar zij moeten onvermijdelijk
tot kostprijsverhoging leiden. Collega Geurts vroeg daarnaar: hoe blijft daar een
fatsoenlijk inkomen voor de producent van over? Er wordt ruimte gezocht binnen de
kring, maar de grote roze olifant of de paarse krokodil in de kamer wordt niet genoemd:
de consument zal meer moeten gaan betalen als gevolg van hogere eisen die gesteld
worden aan de productie en aan subsidies, die ooit als inkomensondersteuning waren
bedoeld om de kostprijs van voedsel laag te houden. Als ik vanuit die optiek ook het
aspect van de geopolitieke weerbaarheid van het Europese voedselsysteem erbij betrek
en als ik de heer Westhoek hoor zeggen dat er niet kan worden gesleuteld aan het vrijemarktprincipe
en dat we niet terug kunnen naar protectionisme – dat snap ik ook – ...
De voorzitter: En de vraag is?
De heer Bisschop (SGP): Dan wil ik echt vragen in hoeverre deze strategie doordacht is vanuit die
crisisbestendigheid. Sorry, voorzitter, maar ik had die aspecten even nodig om de
ernst en de impact van dit probleem een beetje context te geven. Dit is volgens mij
echt een heel fundamentele vraag, maar ik ben zeer benieuwd naar de reactie van beide
inleiders.
De voorzitter: Dank u wel. Die gaan we nu horen.
De heer Westhoek: Ter verduidelijking: ik ben werkzaam bij het DG Gezondheid, waar de coördinatie
van de Van-Boer-tot-Bordstrategie zit, maar waar ook onderwerpen als dierenwelzijn,
bestrijdingsmiddelengebruik, diergezondheid en trouwens ook voedselveiligheid zitten.
Gijs Schilthuis is werkzaam bij het DG Landbouw, waar natuurlijk onder andere het
gemeenschappelijk landbouwbeleid zit. Ter toelichting van mijn vorige antwoord over
protectionisme: dat ging natuurlijk vooral over de interne markt. Producten die in
de interne markt binnen Europa zijn toegelaten, mogen verder natuurlijk geen belemmeringen
hebben. Dat ligt natuurlijk wat anders voor producten van buiten Europa, waar ook
discussie over is ten aanzien van de eisen waaraan zij moeten voldoen.
Wat de crisisbestendigheid betreft: ik denk dat je kunt zeggen dat we nu al een crisis
hebben. Dan heb ik het niet alleen over de covidcrisis, maar bijvoorbeeld ook over
gezondheid: heel veel mensen hebben overgewicht. Bij een op de vijf mensen is de overlijdensoorzaak
gekoppeld aan ongezonde voedingspatronen. Op het gebied van antibioticagebruik zijn
er grote zorgen over resistentieontwikkeling ten aanzien van antibiotica. Op het gebied
van milieu- en leefomgeving zijn heel veel problemen gaande. Het is dus niet zo dat
we nu in een ideale wereld zitten en dat we nu met deze strategie die ideale wereld
onderuithalen of verstoren. We proberen met deze strategie juist een aantal al aanwezige
crises maar ook een aantal komende crisis te bestrijden en te voorkomen dat het tot
disrupties komt. Op een aantal punten is deze strategie dus juist proactief. We proberen
heel erg om bestaande problemen aan te pakken en om daarin tegelijkertijd nieuwe problemen
mee te nemen.
Enerzijds is het inderdaad onzeker wat dit precies betekent voor de betaalbaarheid
van voedsel. Tegelijkertijd lekt er, zoals ik al zei, eigenlijk heel veel geld uit
het voedsel- en landbouwsysteem weg naar dingen die niet bijdragen aan boereninkomens
of aan gezondere eetpatronen. Als je erin zou slagen om dat om te keren en ervoor
te zorgen dat meer geld in het voedselsysteem wordt besteed aan de goede dingen, dan
heb je een deel van die vraag dus al beantwoord. Ik zei al eerder dat een deel van
de kosten die met ongezonde voeding maar ook met ongezonde landbouw samenhangen, nu
elders op een bordje terechtkomt. Als je dat weet om te draaien, dan kun je daar weer
geld vrijspelen en dat dan bijvoorbeeld in de vorm van btw-verlaging of in de vorm
van een ander belastingtarief – maar dat is allemaal natuurlijk aan de lidstaten –
toch weer teruggeven aan burgers. We durven er natuurlijk geen hard impactassessment
van te geven, maar als we het goed doen met z'n allen, dan zal de strategie uiteindelijk
juist tot kostenbesparing leiden voor de maatschappij als geheel. Dan is het verder
een verdelingsvraagstuk: hoe wordt dat geld verdeeld en hoe organiseer je het dan
in de ketens tussen boer en burger en partijen in het systeem? Maar uiteindelijk moet
hier juist een beter en ook betaalbaarder – ik wil niet zeggen: goedkoper – systeem
uit naar voren komen.
De voorzitter: Dank u wel. Ik heb de leden gehad. Ik heb zelf een vraag over de verhouding tussen
deze strategie en de biodiversiteitsstrategie. Ik zag op een van de eerste sheets
staan dat er een neutrale of positieve invloed moet zijn van de Van-Boer-tot-Bordstrategie.
Ik vraag me af of het streven naar een neutrale invloed bijdraagt aan de biodiversiteitsstrategie.
De heer Schilthuis: Dank u wel voor deze vraag. De bedoeling van het idee van die neutrale impact is
niet dat het nu goed is. Maar als je kijkt naar een systeem, zou dat geen negatieve
effecten moeten hebben op milieu, natuur en onze leefomgeving of zou het daar zelfs
positief aan moeten bijdragen. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan het opslaan van
CO2. Dat is dus zo'n beetje het concept.
Specifiek over de biodiversiteitsstrategie: de Commissie heeft de twee strategieën
op dezelfde dag aangenomen. Ze zijn dus echt met elkaar verbonden. Bij de landbouw-
en voedselketen speelt het aspect van de biodiversiteit op het platteland heel erg.
Daarvan zegt de biodiversiteitsstrategie dat we willen streven naar 10% landschapselementen
of niet-productieve gebieden op het platteland waar biodiversiteit zich kan ontplooien,
ontwikkelen en herstellen, gezien alle negatieve cijfers over de ontwikkeling van
de biodiversiteit. Het is nu ook nog in ontwikkeling ten aanzien van hoe dit precies
moet worden gedaan en wat in die 10% past. De belangrijke vraag voor bijvoorbeeld
het landbouwbeleid is hoe het landbouwbeleid daaraan kan bijdragen, bijvoorbeeld door
het stimuleren van het in stand houden of «terugplanten» van heggen, boomgroepen en
andere elementen. Dat is dus een heel belangrijk thema, dat heel erg verbonden is
met deze strategie. Ik hoop dat ik het daarmee voor u heb verduidelijkt.
De voorzitter: Wat mij betreft wel. Dank u wel. Iedereen heeft een vraag gesteld. Volgens mij hebben
we een heleboel aspecten van de strategie belicht gezien, maar misschien heeft iemand
nog een hele prangende vraag. Dan wil ik gelegenheid geven om die te stellen. Ik zie
dat vrijwel iedereen nog een vraag wil stellen. Ik ben bang dat we daar geen tijd
voor hebben. Een korte vraag dan. Ik begin met de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD): Nou, eigenlijk nog even over de presentatie. Die mag toch wel gewoon gedeeld
worden? Dit is een besloten sessie, maar het is toch niet zo dat de presentatie geheim
is? Dat is vraag één. En op welke termijn krijgen we het woordelijk verslag? Weet
u dat?
De voorzitter: De presentatie is absoluut niet geheim. Het woordelijk verslag zal zo snel mogelijk
volgen. Daar wordt nu hard aan gewerkt.
De heer Weverling (VVD): Dank u. Top! Ik ben klaar.
De voorzitter: Dat was een lekker korte vraag. De heer Bisschop heeft ook een vraag.
De heer Bisschop (SGP): Zeker, want ik wil de voorzitter niet teleurstellen. De vraag gaat namelijk
over de visserij. Ik heb met belangstelling naar de presentatie van de sheets gekeken.
Het valt mij op dat ten aanzien van de landbouw heel veel over innovatie, vernieuwing
en aanpassing wordt gesproken, maar dat ik dat aspect helemaal mis bij de acties voor
duurzame visserij en aquacultuur. Ik zou me kunnen voorstellen dat een onderdeel van
deze aanpak ook is ...
De heer Weverling (VVD): De pulsvisserij.
De heer Bisschop (SGP): Onder andere. Dat is een voorbeeld. Dat hoeft niet per se genoemd te worden,
maar ...
De voorzitter: De vraag is duidelijk.
De heer Bisschop (SGP): Fijn.
De voorzitter: De innovatie in het visserijbeleid.
De heer Westhoek: Misschien heb ik het niet voldoende benadrukt, maar uiteraard wordt er ook gestreefd
naar innovatie in de visserij. Bijvoorbeeld de al door mij genoemde onderzoeksprogramma's
zullen dus ook zeker gericht zijn op visserij en niet te vergeten op aquacultuur.
Zoals ik al zei, wordt er ook gewerkt aan het stimuleren van de aquacultuur in Europa.
Dat zal ook met innovatieve technieken gebeuren. Op het gebied van de bestrijding
van fraude in de visserij wordt gewerkt met satellietnavigatie en andere systemen
om tot innovatieve systemen te komen. Op allerlei fronten zal er dus sprake zijn van
innovatie in de visserij en ook in de aquacultuur.
De heer Bisschop (SGP): Als ik daar even op mag reageren: de enige innovatie die ik genoemd heb ...
De voorzitter: Nee, de voorzitter gaat ingrijpen. Meneer Bisschop, u mag niet reageren, want wij
gaan nu gewoon verder naar de volgende vragensteller. We doen korte vragen. Ik wil
de heer Geurts nog een vraag laten stellen.
De heer Geurts (CDA): Dank. Op een van de sheets staat: «bewerkstelligen dat ten minste 25% van
de landbouwgrond van de Europese Unie voor biologische landbouw wordt gebruikt». In
welk Europees land gaat die 25% landen?
De heer Schilthuis: Dat is een heldere vraag. Er zijn landen die dat al bereikt hebben, bijvoorbeeld
Oostenrijk en Letland. Ik zie iemand met een grote glimlach, maar dat is wel de realiteit.
Dat betekent ook dat een economisch model met een groter aandeel biologische landbouw
goed mogelijk is. Zoals ik al zei, gaat de Commissie aanbevelingen doen over hoe het
landbouwbeleid kan bijdragen aan de Van-Boer-tot-Bordstrategie. Daarbij zal ook aandacht
gegeven worden aan de mogelijkheden voor «biologisch». Wij vinden dat het aan de lidstaten
zelf is om die strategische plannen voor het landbouwbeleid in te vullen en ook zelf
de strategie te kiezen, maar wij zullen zeker ook aanbevelen in welke richting en
in welke mate van intensiteit dat volgens ons zal moeten gebeuren en welke mogelijke
opties lidstaten daarvoor zouden kunnen gebruiken binnen het landbouwbeleid of binnen
ander beleid. Want zoals ik al zei, denken wij dat het zeer goed mogelijk is en dat
het ook samen moet gaan met de ontwikkeling van de vraag.
Misschien kan ik hier een aspect aan toevoegen. Ik denk dat u niet moet onderschatten
welke dynamiek en hoeveel innovatie en ontwikkelingskracht er al niet in de sector
zitten, bijvoorbeeld in Nederland, een zeer urbaan land met enorm veel discussie over
landbouw, voedsel, natuur en milieu, waar de spanningen op dit systeem ook heel groot
zijn. We hadden het eerder over korte ketens. Die ontwikkelen zich in Nederland met
een reusachtige snelheid en er zijn heel veel initiatieven. Uit dat soort initiatieven
komt ook economische kracht voort om die duurzaamheid van het landbouwbeleid zelf,
in de primaire sector, goed te kunnen ontwikkelen. Nu we het over «biologisch» hebben,
wil ik de economische mogelijkheden van deze ontwikkeling dus graag extra benadrukken.
De voorzitter: Dank u wel. Ook de heer Wassenberg heeft nog een vraag.
De heer Wassenberg (PvdD): Dank, voorzitter. Ik heb een korte vraag. Ik zou graag willen weten of de
landbouwsubsidies in het gemeenschappelijk landbouwbeleid de gekwantificeerde doelen
van de Van-Boer-tot-Bordstrategie niet tegenwerken. Anders gezegd, moeten die gekwantificeerde
doelen terugkomen in de nationale strategische plannen voor het nieuwe gemeenschappelijke
landbouwbeleid? En vooral: hoe en door wie wordt daarop getoetst?
De voorzitter: Duidelijk.
De heer Schilthuis: Even kijken of ik het goed heb begrepen; als dat niet zo is, dan hoor ik het wel.
Ik zal proberen om de vraag kort te beantwoorden. De doelen hebben niet alleen met
het landbouwbeleid te maken. Bijvoorbeeld het doel om de helft minder gewasbeschermingsmiddelen
te gebruiken, is in tien jaar tijd natuurlijk alleen te verwezenlijken als er andere
middelen zijn om ziektes en plagen te bestrijden. Dat kunnen minder giftige gewasbeschermingsmiddelen
zijn, technologie of andere bedrijfssystemen; precisielandbouw is een ander onderwerp.
Daar is dus veel onderzoek en ontwikkeling voor nodig. Deze doelstelling geldt dus
niet alleen voor het landbouwbeleid, maar ook voor de ontwikkeling van onderzoeksprogramma's
of voor de ontwikkeling van stappen die nationaal gezet kunnen worden.
Wat het landbouwbeleid betreft kan er natuurlijk wel een stap worden gezet, want wij
kunnen bovenwettelijke activiteiten van boeren steunen, bijvoorbeeld voor programma's
waarmee boeren minder gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Daar kan extra steun voor
zijn. Dat gebeurt nu al, via het plattelandsbeleid, en dat kan in de toekomst nog
extra worden aangezet. Het landbouwbeleid kan dus bijdragen aan het bereiken van die
25%, maar kan dat niet als enige verwezenlijken. Dat geldt eigenlijk ook voor de andere
doelen. Ik hoop dat ik de vraag daarmee heb beantwoord.
De voorzitter: Dank u wel.
De heer Wassenberg (PvdD): De vraag is niet helemaal beantwoord. Mag ik nog één heel korte vraag stellen?
De voorzitter: Nee, meneer Wassenberg, want ik heb dat ook niet gedaan bij de heer Bisschop. Ik
ga nu door naar de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA): Dank u wel, voorzitter. Ik wil terugkomen op de lange productie- en distributieketens.
Ik stel voorop dat ik niet van het protectionisme ben en ook niet van een «Ot en Sien»-achtige
landbouworganisatie. Maar ik zie wel dat initiatieven waarmee producenten en consumenten
maar ook institutionele afnemers, bijvoorbeeld zorginstellingen, streven naar productie
en afname van voedsel in de eigen streek, niet van de grond komen, omdat dat gewoon
te nieuw en te innovatief is. Mijn vraag is in hoeverre dat type sociale innovaties,
bedrijfsinnovaties en keteninnovaties gestimuleerd kunnen worden vanuit Europa, want
daar is echt dringend behoefte aan. Naar mijn smaak zijn daar veel maatschappelijke
winst en duurzaamheidswinst mee te halen.
De heer Westhoek: Dat laatste klopt zeker. In z'n algemeenheid kan ik over de strategie zeggen dat
die meer de randvoorwaarden aangeeft en niet zozeer één model voor de landbouw of
één model voor het voedselsysteem voorschrijft. Naast biologische landbouw zou bijvoorbeeld
ook hoogtechnologische landbouw een rol kunnen spelen, maar wel binnen duurzaamheidskaders.
Dat geldt ook voor die korte versus die lange ketens. Het is dus niet óf het één óf
het andere. Het zal gaan om een combinatie van beide, waarbij beide zich natuurlijk
wel aan de gestelde randvoorwaarden moeten houden. De strategie probeert dus niet
één model voor te schrijven, maar probeert juist ruimte te bieden aan verschillende
initiatieven en mogelijkheden in veel vormen van een duurzaam en houdbaar voedsel-
en landbouwsysteem. Op zich bevat de strategie ook zeker een aantal mogelijkheden
ter stimulering van die kortere ketens. Ik noemde bijvoorbeeld al het ondersteunen
van groene inkoop, maar ook in onderzoeksprogramma's wordt hier juist veel aandacht
aan besteed, bijvoorbeeld om de logistiek te vergemakkelijken of om distributie, kennis
en IT-systemen te verbeteren, juist ter bevordering van die korte ketens. Er wordt
bijvoorbeeld ook veel aandacht besteed aan urban food systems, waar de landbouw rondom
de steden meer met die steden in verbinding wordt gebracht, ook om burgers beter te
laten begrijpen waar hun voedsel vandaan komt en welke inspanningen boeren plegen
om een goed product af te leveren, zodat de boeren daar ook beter voor beloond worden.
Op allerlei manieren ondersteunen de strategie en acties uit de strategie dus zeker
die korte ketens. Zonder per se een-op-een ervoor te kiezen dat het alleen maar korte
ketens kunnen zijn, worden ook zij zeker ondersteund.
De voorzitter: Dank u wel. Ik heb zelf een vraag over de voornemens om iets te doen aan btw-regelingen.
Kunt u daar iets meer over vertellen? En hoe verhoudt dat zich tot de onmogelijkheden
die er nu in Nederland zijn om aangepaste btw-tarieven te eisen?
De heer Schilthuis: Henk, volgens mij weet jij daar meer van dan ik.
De heer Westhoek: Ik vrees dat ook ik hier het fijne niet van weet. Er is al in 2018 een voorstel
gedaan om verdere differentiatie van de btw-tarieven mogelijk te maken. Er zijn nu
twee btw-tarieven mogelijk. Die btw-tarieven zouden bijvoorbeeld verlaagd kunnen worden
voor biologische groente of biologisch fruit. Zoals gezegd, het Farm to Fork-programma
raakt heel veel onderwerpen, ook hele technische. Ik ben niet op de hoogte van de
ins en outs rondom de btw-wetgeving. Excuses daarvoor.
De voorzitter: Oké, u kunt niet alles weten. Wij hebben nog tien minuutjes. Ik wil de heer Wassenberg
en de heer Bisschop vragen om nog even hun vervolgvraag te stellen, te beginnen met
de heer Bisschop.
De heer Weverling (VVD): Ik vertrek, voorzitter. Dank.
De voorzitter: Dank voor uw aanwezigheid.
De heer Bisschop (SGP): Dank, voorzitter, voor uw mildheid. Het gaat over de visserij. De heer Westhoek
benoemde een aantal zaken die daar wel degelijk onder vallen. Ik wil er echter wel
de vinger op leggen dat dat niet gepresenteerd wordt op de sheet. Op de desbetreffende
sheet is het enige innovatieve eigenlijk de aanpak van bestrijding van fraude. Ik
ben het er van harte mee eens dat frauduleus handelen gewoon rücksichtslos aangepakt
moet worden, maar ik zou in de presentatie en in de prioritering van wat we benoemen,
ook innovatieve technieken, innovatief beheer en dat soort dingen wat explicieter
maken. Hoe gaat dat verder in de uitwerking van dit hele plan zijn plek houden? Hoe
wordt dat geborgd?
De voorzitter: Een vraag over de presentatie.
De heer Westhoek: Uiteraard is de presentatie maar een samenvatting van de strategie. Ik raad u ook
aan om het onderdeel over visserij in de strategie te lezen. Er gaat ongeveer een
halve pagina over visserij. Ik heb de griffier ook de Nederlandse vertaling van de
mededeling toegestuurd. Daar kunt u de teksten dus nalezen. Zoals ik al zei, zijn
er verder natuurlijk heel veel andere ontwikkelingen waar het DG Mare – zeg maar:
het DG Visserij – mee bezig is bij de uitwerking. Juist omdat het visserijbeleid net
opnieuw was vastgesteld, zijn er niet heel veel nieuwe dingen aangekondigd ten opzichte
van het bestaande visserijbeleid. Daarnaast zal in alle onderzoeksprogramma's van
de EU, zoals de programma's Horizon Europe en Horizon 2020, ook zeker aandacht worden
besteed aan duurzame visserij en aquacultuur. Dat zal ook gelden voor allerlei andere
stimuleringsmaatregelen. Het wordt dus wel op allerlei manieren gestimuleerd. Excuses
als ik niet alles heb kunnen belichten in mijn presentatie, maar in de strategie wordt
hierover wel iets meer benoemd.
De voorzitter: Dank u wel. Ook de heer Wassenberg heeft nog een vraagje.
De heer Wassenberg (PvdD): Dank. In de presentatie worden die vier gekwantificeerde doelstellingen genoemd.
Mijn vraag is of die terug moeten komen in de nationale strategische plannen voor
een nieuw landbouwbeleid en of dat ook wordt gemonitord of getoetst.
De heer Schilthuis: Dank u wel voor deze vervolgvraag. Wij gaan de lidstaten vragen om zelf een eigen
target in hun plan te schrijven. Dat staat niet in het voorstel voor de wetgeving,
omdat die wetgeving twee jaar eerder is gepresenteerd. Maar de Commissie heeft nu
aangegeven dat zij de lidstaten gaat vragen om dat te doen en de lidstaten gaat vragen
welke bijdrage zij met het landbouwbeleid denken te geven aan die doelstellingen.
Dat wordt zeker gemonitord. De strategie zelf bevat ook een aantal terugkoppelpunten
in de komende jaren. Wat het landbouwbeleid betreft is er een uitvoerig monitoringssysteem
aan de hand van een aantal indicatoren. Die indicatoren komen heel erg overeen met
die doelstellingen van de Van-Boer-tot-Bordstrategie, maar zijn eigenlijk uitgebreider,
want zij bestrijken ook een aantal aspecten van landbouwinkomen en organisatie in
de landbouwketen, maar ook het plattelandsbeleid. Er is dus een uitvoerig monitoringssysteem.
We zijn bezig met het opzetten daarvan en met het uitbreiden daarvan in de richting
van al die duurzaamheidscomponenten.
De heer Wassenberg (PvdD): Oké, veel dank.
De voorzitter: Dank u wel. Wij zijn bijna aan het eind gekomen van deze technische briefing, die
wat mij betreft zeer verhelderend was. Dank aan de heren Westhoek en Schilthuis voor
de tijd die zij vrijgemaakt hebben om ons hierin onder te dompelen. De griffie staat
altijd ten dienste van de Kamerleden die verder nog vragen hebben. Wij zullen dit
als commissie verder met de Minister bespreken in een politiek debat. Bedankt allemaal.
Sluiting 11.25 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier