Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Regterschot en Tielen over het artikel ‘Zzp’er in de zorg niet duurder dan medewerker in loondienst
Vragen van de leden Regterschot en Tielen (beiden VVD) aan de Ministers Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel «Zzp’er in de zorg niet duurder dan medewerker in loondienst» (ingezonden 3 augustus 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 11 september 2020). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3896.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Zzp’er in de zorg niet duurder dan medewerker in loondienst»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het artikel.
Vraag 2
Deelt u de strekking van het artikel, dat de verschillende werknemers in de zorg (vast
dienstverband of werkend als zzp’er) voor de instelling waarvoor zij werken uiteindelijk
evenveel kosten? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom dit dan niet het geval
is?
Antwoord 2
Voor de kwaliteit en continuïteit van zorg is een goede balans in omvang tussen vaste
en flexibele zorgmedewerkers2 belangrijk. Vaste medewerkers hebben meer binding met de organisatie en met hen zijn
makkelijker afspraken te maken over een eerlijkere verdeling van taken.
In de berekening zoals die in het artikel geschetst is, lijken de fictieve werknemer
en zzp’er gelijke kosten op te leveren voor de werkgever/opdrachtgever. Hier is nog
wel een aantal kanttekeningen bij te plaatsen die ik kort wil benoemen. Zo wordt er
een aantal niet onderbouwde percentages en aannames genoemd waardoor een oordeel lastig
is.
Een belangrijke aanname in de berekening is het percentage indirecte uren dat een
medewerker meer kwijt is, zoals in het artikel beschreven, bijvoorbeeld door artsenvisite,
studie-uren, overleg met familie of teamoverleg.
In de brief Flexibilisering arbeidsmarkt in de zorg van 10 februari is het in de berekening
gehanteerde uurtarief van € 39 aangehaald3. In de brief zijn verschillende aspecten benoemd die gezien kunnen worden als directe
en indirecte kanttekening bij de berekening.
Er heerst onvrede over het werken in loondienst onder andere vanwege de uren die direct
aan zorg besteed kunnen worden. Een belangrijk element hierbij is dat zzp’ers vanwege
hun beperktere binding met de organisatie minder indirecte uren hebben. Bij een groter
aantal zzp’ers zou het aantal indirecte uren bij werknemers procentueel verder oplopen,
hetgeen in de berekeningswijze inherent tot een hoger gerechtvaardigd tarief voor
zzp’ers leidt. Hiermee wordt de al bestaande vicieuze cirkel van uitstroom naar zzp-schap
verder versterkt.
De berekening is gebaseerd op een vergelijking met een gemiddeld uurtarief voor de
zzp’er. De gemiddelde flexwerker bestaat niet, noch in ervaring, noch in «contractsvorm»
noch in geleverde kwaliteit. Bij het inhuren van flexwerkers bestaat een behoefte
om meer zicht te krijgen op de concrete ervaring en te verwachten kwaliteit.
De berekening houdt geen rekening met bemiddelingskosten. Veelal gaat de inhuur van
flexwerkers, in combinatie met mogelijke onzekerheid over de ervaring en kwaliteit
van de flexwerkers, gepaard met dergelijke bijkomende kosten. Vaak zien we ook dat
zowel de inhurende organisatie als de flexwerker zelf bemiddelingskosten moeten betalen.
Dit laatste is in strijd met de Wet Allocatie Arbeidskrachten Door Intermediairs (Waadi).
Zoals in de brief beschreven heeft slechts 17,8% van de flexwerkers in de zorg een
arbeidsongeschiktheidsverzekering. Deze kostenpost dient de werkgever voor zijn werknemer
verplicht te maken. Het is dan ook redelijk dat de zzp’er een dergelijke kostenpost
opneemt in het tarief richting de opdrachtgever. Door vervolgens geen arbeidsongeschiktheidsverzekering
af te sluiten, loopt de zzp’er bewust een risico op inkomensverlies.
Overigens zijn ingevolge het Nederlandse arbeidsrechtelijke systeem de criteria arbeid,
loon en gezag leidend voor de beslissing om te werken met een zelfstandige of een
werknemer. Dat wil zeggen dat feitelijke invulling van zaken als zelfstandigheid en
het bestaan van een gezagsverhouding hier in meegewogen moeten worden.
Vraag 3
Nu blijkt dat zzp’ers in de zorg de kosten in de zorg niet nadelig beïnvloeden, wat
zijn dan uw voornaamste redenen om zich negatief uit te spreken over zzp’ers in de
zorg, zoals u deed in de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
d.d. 10 februari 2020 inzake de flexibilisering van de arbeidsmarkt in de zorg?4
Antwoord 3
Om nu en in de toekomst goede zorg te kunnen leveren is het belangrijk dat de zorgsector
voor alle zorgmedewerkers aantrekkelijk is om in te werken. Voor de kwaliteit en continuïteit
van zorg is een goede balans in omvang tussen vaste en flexibele zorgmedewerkers belangrijk.
Het is dus niet een kwestie van positieve of negatieve gevoelens over flexwerkers,
maar een kwestie van balans tussen flex en vast. Naar mijn mening is deze balans er
momenteel onvoldoende. We zien dat zorgprofessionals vertrekken uit loondienst, omdat
ze het gevoel hebben als flexwerker prettiger te kunnen werken, met minder werkdruk
en minder regels. We willen niet dat mensen om deze redenen het loondienstverband
verlaten. We gaan daarom goed werkgeverschap stimuleren en nieuwe vormen van flexwerken
verkennen. We hebben immers iedereen nodig die in de zorg wil werken.
Een flexibele schil bij een zorginstelling richt zich op het opvangen van «piek en
ziek» daar waar dat niet lukt met interne flexibel inzetbare medewerkers en voor het
redelijkerwijs opvangen van specialistische kennis («uniek»). Hierdoor blijft de werkdruk
voor alle zorgmedewerkers te doen en blijft de geboden zorgkwaliteit gegarandeerd.
Inhuur van flexwerkers gebeurt tegen een tarief (inclusief bemiddelingskosten) dat
in een redelijke verhouding staat tot de loonkosten van een vergelijkbare medewerker.
Het kabinet geeft ruimte aan ondernemende zelfstandigen, ook binnen de zorg. Wel wil
het kabinet onbedoelde concurrentie op arbeidsvoorwaarden tussen flexwerkers en werknemers,
en tussen flexwerkers onderling voorkomen. Het kabinet start, als onderdeel van het
brede maatschappelijke gesprek over werken als zelfstandige, met het gesprek met de
zorgsector.5 Dit gesprek gaat onder andere over de vraag wanneer zelfstandigen daadwerkelijk buiten
dienstbetrekking werken.
Vraag 4
Deelt u de mening dat zzp’ers op dit moment vooral een oplossing zijn voor het grote
personeelstekort in de zorg? Deelt u de mening dat zonder deze zzp’ers het tekort
nog omvangrijker zou zijn, en de oplossing nog verder weg? Zo niet, kunt u daar uitgebreid
op reageren?
Antwoord 4
Zoals bij antwoord 2 ook aangegeven moet de keuze voor een werknemer of zelfstandige
gemaakt worden op basis van de arbeidsrechtelijke criteria. Overige criteria, waaronder
kosten en personeelstekorten, zijn hierbij minder relevant.
Zorginstellingen hebben, net als ondernemingen in andere sectoren, een reguliere behoefte
aan een flexibele schil voor hun interne wendbaarheid. Met deze flexibel in te zetten
medewerkers kan de extra werkdruk door «piek en ziek» worden opgevangen. Organisaties
kunnen er voor kiezen om deze flexibele schil in te vullen met eigen interne medewerkers
of door flexwerkers. Ook op de momenten dat tijdelijk behoefte is aan specialistische
kennis («uniek») wordt veelal gebruikt gemaakt van inhuur van flexwerkers.
De extra inhuur van flexwerkers is momenteel mede ingegeven door de bestaande tekorten
in de zorg. Het verzuim en verloop is immers gestegen. Zorginstellingen voelen zich
– ook bij de momenteel slechtere onderhandelingspositie – gezien de vereiste bezetting
en ervaren werkdruk van het personeel in loondienst meer en eerder genoodzaakt om
extra flexwerkers in te huren; het werk moet wel worden gedaan. Soms is het zelfs
zo dat medewerkers eerst uit dienst gaan om vervolgens weer als flexwerker te worden
ingehuurd door dezelfde zorginstelling.
Vraag 5
Deelt u de mening dat goed werkgeverschap en vernieuwende vormen van overeenkomsten
in de zorg de banen in de zorg weer aantrekkelijker moeten maken? Zo ja, hoe relateert
u dit dan aan uw uitspraak uit uw brief van 10 februari 2020 waarbij u zich negatief
uitliet over zzp’ers in de zorg? Zo niet, kunt u daar dan uitgebreid op reageren?
Antwoord 5
Zie antwoord op vraag 3
Vraag 6
Bent u bereid om, eventueel samen met de beroepsvereniging(-en), onderzoek te doen
naar de relatie tussen goed werkgeverschap, uitstroom van medewerkers uit de organisatie
en het ontstaan van zzp-schap? Zo ja, kunt u aangeven op welke termijn u dit van plan
bent te doen en daar de Kamer over informeren? Zo nee, kunt u uitgebreid motiveren
waarom u hiertoe niet bereid bent?
Antwoord 6
Het door u bedoelde onderzoek maakt deel uit van de in de Flexibiliseringsbrief omschreven
acties in paragraaf 5. Deze acties worden met relevante externe partijen uitgewerkt.
We zullen u voor het AO Arbeidsmarkt in de zorg van medio november informeren over
de stand van zaken.
Vraag 7
Deelt u de mening dat deeltijdwerkenden meer uren moeten kunnen (en willen) maken?
Zo ja, hoe gaat u daar voor zorgen? Zo nee, kunt u dat uitgebreid toelichten?
Antwoord 7
De aanpak van de personeelstekorten in de zorg is één van de belangrijkste uitdagingen
waar we nu voor staan. Het verhogen van de deeltijdfactor is één van de oplossingsrichtingen
is voor het arbeidsmarktvraagstuk. Het thema «meer uren werken» is daarom ook onderdeel
van het Actieprogramma Werken in de zorg.
Zo ondersteun ik de Stichting Het Potentieel Pakken (HPP) financieel. HPP is opgericht
met als missie het vrouwelijk potentieel op de Nederlandse arbeidsmarkt optimaal te
benutten. De stichting ontwikkelt een aanpak om de deeltijdfactor te verhogen. Deze
aanpak bevat 14 concrete oplossingsrichtingen zoals: een pilot vraag en aanbod matching
voor meer uren, infopakketten en dialoogsessies met medewerkers. HR personeel en managers.
De komende tijd gaat de stichting verder met het testen, aanscherpen en schaalbaar
maken van deze aanpak, zodat deze niet alleen binnen de proeftuinen gebruikt kan worden
maar ook voor breder gebruik in de zorgsector beschikbaar komt.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat het coronavirus duidelijk maakt dat het arbeidsmarkttekort
in de zorg niet minder, maar alleen maar meer aandacht en actie verdient? Wanneer
kan de Kamer de in het algemeen overleg Arbeidsmarktbeleid in de zorg van 13 februari
jl. toegezegde voortgangsrapportage Werken in de Zorg tegemoet zien, waarin dit onderwerp
dan ook aan de orde komt?
Antwoord 8
Het arbeidsmarkttekort in zorg en welzijn verdient zeker aandacht en actie. Eind september
verwacht ik de volgende voortgangsrapportage van het actieprogramma Werken in de Zorg
aan uw Kamer te kunnen toezenden.
Vraag 9
Kunt u toelichten wat de stand van zaken is betreffende de met algemene stemmen aangenomen
motie Regterschot?6
Antwoord 9
Het betrekken van de medewerkers is een van de focuspunten in onze aanpak van het
arbeidsmarkttekort, i.c. het behoud van medewerkers. We willen zorginstellingen stimuleren
goed gebruik te maken van de ervaringen en kennis van hun medewerkers. Dit komt aan
de orde in onze gesprekken met verschillende partijen over goed werkgeverschap in
brede zin. Ook steunen we het project «Merkbaar Beter» van CNV Zorg & Welzijn, V&VN
en Stichting IZZ dat als doel heeft zorgorganisaties te helpen hun medewerkers actief
te betrekken bij de analyse en oplossing van knelpunten die het behoud van personeel
in de weg staan. Er is in de afgelopen periode gebouwd aan een portfolio met bewezen
effectieve interventies op het gebied van zeggenschap, werkplezier en gezond werken.
Vraag 10
Kunt u vervolgens ook toelichten wat de stand van zaken is ten aanzien van de uitvoering
van de ontraden, maar met meerderheid van stemmen aangenomen motie Van Beukering-Huijbregts/Regterschot?7
Antwoord 10
Bij de uitvoering van de branchespecifieke werkafspraken zullen zzp-organisaties,
dan wel vertegenwoordigers van zzp’ers worden betrokken. Voor het overige zie het
antwoord op vraag 6.
Vraag 11
Bent u het ermee eens dat het belangrijk is dat het misverstand onder medewerkers
en zzp’ers in de zorg over de verschillen in beloning uit de wereld geholpen moet
worden? Zo ja, wat gaat u doen om dat misverstand op te lossen? Zo nee, wat vindt
u ervan?
Antwoord 11
Zie hiervoor het antwoord op vraag 6.
Vraag 12
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitkering van € 1.000,– bonus voor
zzp’ers die in coronatijd keihard meegewerkt hebben mede naar aanleiding van de aangenomen
motie Raemakers c.s.?8
Antwoord 12
Tijdens de afgelopen maanden is tijdens de corona-pandemie een uitzonderlijke prestatie
geleverd door de mensen in de zorg. Ook de zzp’ers hebben zich ingezet voor patiënten
en cliënten met COVID-19 of hebben bijgedragen aan de strijd tegen het coronavirus.
Daarom kunnen zorgaanbieders vanuit de verschillende zorgsectoren een aanvraag indienen
voor een bonus voor zowel hun werknemers als voor de door hen ingehuurde zzp’ers.
Er wordt nu gewerkt aan een zorgvuldige uitwerking van de regeling. Alles is erop
gericht om het aanvraagloket voor zorgaanbieders op 1 oktober 2020 open te stellen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.