Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over het onderzoek naar een statushouder in Bernheze
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het onderzoek naar een statushouder in Bernheze (ingezonden 6 juli 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 3 september
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3621.
Vraag 1
Kent u het bericht «Onafhankelijk onderzoek naar proces statushouder afgerond»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 4
Deelt u de conclusie uit het genoemde onderzoek dat het landelijk systeem van koppeling
en plaatsing van statushouders hiaten kent? Zo ja, waar bestaan die hiaten naar uw
mening uit en hoe gaat u die opvullen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening van de onderzoekers dat er ook kwetsbaarheden zijn in het systeem
van toewijzing van statushouders aan gemeenten? Zo ja, waar bestaan die kwetsbaarheden
uit en hoe gaat u hier verbetering in aanbrengen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2 en 4
Allereerst wil ik benadrukken dat het een zeer betreurenswaardig incident is.
De koppeling door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) met gemeenten wordt
gemaakt op basis van een systematiek van «screening en matching» met in achtneming
van de taakstellingsopdracht van gemeenten om vergunninghouders te huisvesten. Het
is van belang dat de partijen betrokken bij de huisvesting en begeleiding van statushouders
gezamenlijk bekijken of er verbeteringen in het proces mogelijk zijn. Als het gaat
om de samenwerking en de informatie-uitwisseling wordt hierover gedurende het jaar
meerdere malen overleg gevoerd tussen het COA, enkele gemeenten en de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG). Het systeem van toewijzing en begeleiding van statushouders
wordt door deze betrokken partijen periodiek bezien op verbetermogelijkheden. Dit
tragische incident wordt daarbij uiteraard betrokken.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de gemeente Bernheze te weinig informatie had om een goede inschatting
te maken van de risico’s die een statushouder met sociaal-medische problematiek met
zich mee kan brengen? Zo ja, hoe komt dat en hoe gaat u hier verbetering in aanbrengen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De exacte beweegredenen van de statushouder bij het incident zijn (nog) niet bekend.
Het strafrechtelijk onderzoek loopt nog.
Omdat het COA geen zorginstelling is, beschikt de organisatie niet over medische dossiers
van statushouders. Ook heeft het COA geen inzage in de medische dossiers.
Binnen haar opdracht is het COA wel verantwoordelijk voor het organiseren van de toegankelijkheid
tot de zorg voor bewoners. Daarom heeft het COA voor zowel publieke gezondheidszorg
(GGD GHOR NL) als voor curatieve gezondheidszorg (Gezondheidszorg Asielzoekers, GZA)
samenwerkingsovereenkomsten gesloten met zorgpartners, e.e.a. conform de uitgangspunten
van reguliere zorg in Nederland. GZA verzorgt de huisartsenzorg op locaties en beschikt
vanuit die rol over een medisch dossier van een statushouder. Als een bewoner uitstroomt
naar een gemeente dan heeft de nieuwe huisarts aldaar de mogelijkheid om het medisch
dossier van deze statushouder op te vragen bij GZA. Daarvoor is wel de toestemming
van de statushouder nodig. Het COA informeert de statushouder hierover, maar heeft
daarna geen rol meer.
In deze casus is op initiatief van het COA tweemaal een Sociaal Medisch Advies (SMA)2 aangevraagd inzake de best passende wijze van huisvesten van betrokkene. De belangrijkste
conclusies van de SMA zijn gedeeld met de gemeente middels het Taakstelling Volg Systeem
(TVS). Zoals het rapport van de gemeente aangeeft, is er daarnaast tussen het moment
van vergunningverlening en verhuizing naar gemeente, gedurende een periode van meer
dan een jaar, veelvuldig contact geweest tussen gemeente en het COA. In deze gesprekken
zijn de verschillende zorgen en aandachtspunten rond de (plaatsing/huisvesting van
de) statushouder gedeeld.
Als het gaat om de overdracht van de statushouder vanuit het azc naar de gemeente
ben ik op basis van de huidige beschikbare informatie van mening dat het COA binnen
de juridische mogelijkheden de informatie heeft gedeeld die het kon delen. Medische
dossiers kunnen niet worden gedeeld door een zorginstelling/huisarts met de gemeente,
dat geldt voor iedere burger.
Zoals hierboven aangegeven, sta ik er vanzelfsprekend voor open het proces van informatie-uitwisseling
te bezien en in dat kader heb ik onder andere het COA verzocht om in overleg te treden
met de gemeente Bernheze en andere betrokken partijen om de uitkomsten van het rapport
te bespreken en te kijken waar eventueel nog ruimte is voor verbetering. Daarnaast
vindt, als het gaat om de samenwerking en de informatie-uitwisseling (incl. TVS) binnen
het proces van huisvesting, drie à vier keer per jaar een overleg plaats tussen het
COA, enkele gemeenten en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Vraag 5
Deelt u de mening dat gemeenten als zij wel op de hoogte zijn van sociaal-medische
problematiek bij een statushouder en die gemeente niet voldoende toegerust is om die
problematiek te laten behandelen, die gemeente dan om plaatsing in een andere gemeente
moet kunnen vragen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo), een wet in het kader van hulp en ondersteuning aan burgers, ook voor nieuwe
burgers als statushouders, zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven
wonen en deel kunnen nemen aan de maatschappij.
Een gemeente kan zelf, indien zij meent dat in een andere gemeente betere zorgfaciliteiten
zijn, het initiatief nemen om met een andere (buur)gemeente afspraken te maken om
een statushouder over te nemen. Als beide gemeenten daar overeenstemming over hebben,
dan zal COA de statushouder «omkoppelen» naar de andere gemeente. De door u gevraagde
optie is derhalve reeds een mogelijkheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.