Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het bericht 'Diplomaten uit de bocht'
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken over het bericht «Diplomaten uit de bocht» (ingezonden 6 augustus 2020).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid (ontvangen 3 september 2020).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Diplomaten uit de bocht»?1
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van het bericht. Het bevat geen informatie die mij nog niet bekend
was.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het uiterst onbevredigend is dat diplomaten zo vaak betrokken
zijn bij verkeersdelicten en andere strafbare feiten terwijl zij niet aangepakt kunnen
worden wegens hun immuniteit?
Antwoord 2
Wat betreft verkeersovertredingen heb ik in mijn brief aan uw Kamer (Kamerstuk 35 300 V, nr. 68, d.d. 10 juni jl.) verslag gedaan van de resultaten die het op 1 mei 2019 ingevoerde
systeem in het eerste jaar heeft opgeleverd. Zo is het totale aantal verkeersovertredingen
van voertuighouders met een bijzonder kenteken in de periode mei 2019 t/m april 2020
met 51,8% afgenomen ten opzichte van het aantal verkeersovertredingen in de periode
mei 2018 t/m april 2019.
Het aantal overige strafbare feiten, begaan door diplomaten (i.c. medewerkers van
ambassades, consulaten en internationale organisaties die over een vorm van immuniteit
beschikken) is laag, afgezet tegen de omvang van de populatie,
Dat betekent niet dat strafbare feiten gepleegd door diplomaten geen gevolgen zouden
moeten hebben; integendeel, juist vanwege de bijzondere positie van deze personen
zorgen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Openbaar Ministerie voor een goede
opvolging, zoals uiteengezet in mijn Kamerbrief van 20 maart 2018 (Kamerstuk 34 775 V).
Vraag 3
Waarom is slechts vier keer gevraagd om opheffing van de immuniteit? Wat houdt «een
laatste waarschuwing» in de praktijk precies in?
Antwoord 3
In principe heeft het mijn voorkeur om een strafbaar feit normaal te vervolgen. Het
is niet altijd eenvoudig vast te stellen of er op het moment dat een strafbaar feit
begaan wordt, sprake is van immuniteit. Het komt met enige regelmaat voor dat nader
onderzoek oplevert dat dit niet het geval was, waarna normaal vervolgd kan worden.
Waar wel sprake is van immuniteit, dient om opheffing van immuniteit gevraagd te worden.
Dit gebeurt altijd in overleg met het OM. Er zijn echter ook gevallen waarin het effectiever
kan zijn om niet om opheffing van de immuniteit te vragen, maar andere maatregelen
– zoals in de hierboven genoemde Kamerbrieven beschreven – te nemen. Het besluit hoe
naar aanleiding van een strafbaar feit te handelen hangt af van een aantal factoren,
waaronder de soort en zwaarte van het strafbare feit, de bewijsbaarheid van het strafbare
feit, de kans op opheffing van immuniteit en de ook bij normale burgers van toepassing
zijnde overwegingen van het OM met betrekking tot de opportuniteit van de vervolging.
Een laatste waarschuwing houdt in dat aan de ambassadeur van het betreffende land
wordt meegedeeld dat indien de betrokken diplomaat nog een keer een vergelijkbaar
strafbaar feit begaat, een verzoek om terugtrekking zal volgen.
Vraag 4
Is er eigenlijk geen sprake van klassenjustitie, als diplomaten niet aangepakt worden
voor gepleegde feiten waarvoor gewone mensen wel bestraft worden? Zo nee, waarom niet
volgens u? Hoe wordt deze onrechtvaardigheid, de internationale verdragen in acht
nemend, zoveel mogelijk voorkomen?
Antwoord 4
De afspraken over de immuniteit van diplomaten zijn internationaalrechtelijk vastgelegd
en waarborgen het onafhankelijk functioneren van diplomaten in het gastland. Dit is
voor Nederlandse diplomaten in het buitenland ook van belang. Zoals blijkt uit mijn
antwoorden op de vragen 2 en 3 is het niet zo dat diplomaten niet aangepakt worden
voor gepleegde feiten waarvoor gewone mensen wel bestraft worden. De in de hierboven
genoemde Kamerbrieven beschreven wijze van opvolging van strafbare feiten biedt voldoende
instrumenten hiervoor.
Vraag 5
Hoe wordt de verkeersveiligheid in de praktijk gewaarborgd, als diplomaten niet verplicht
kunnen worden mee te werken aan een blaastest?
Antwoord 5
Wanneer een opsporingsambtenaar een strafbaar feit constateert waarbij een persoon
betrokken is die zegt dat hij/zij immuniteit heeft, dan wordt gehandeld overeenkomstig
de Handleiding Immuniteit van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Indien de betrokkene
aangeeft niet mee te willen werken, wordt door de politie geen voorlopig ademonderzoek
afgenomen aangezien afdwingen mogelijk in strijd is met de toepasselijke verdragen.
Wel wordt wanneer er mogelijk sprake is van immuniteit proces-verbaal opgemaakt. Zeker
indien de politie vermoedt dat alcohol van invloed is geweest op het rijgedrag van
betrokkene, zal de kwestie op passende wijze door politie, het OM en het Ministerie
van Buitenlandse Zaken worden opgevolgd binnen de kaders van de verdragen, veelal
in samenspraak met de ambassade of internationale organisatie. Indien een diplomaat
op heterdaad wordt betrapt op het plegen van een strafbaar feit en/of een zeer gevaarlijke
situatie of acuut levensgevaar ontstaat, treedt de politie op om de situatie te beëindigen.
Als er bijvoorbeeld sprake is van rijden onder invloed belet de politie de diplomaat
om verder te rijden.
Vraag 6
Worden slachtoffers altijd gecompenseerd en wordt de schade altijd vergoed, door de
individuen of de landen/organisaties waardoor zij zijn uitgezonden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vragen van de heer Van Nispen, d.d. 26 september
2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 234), hebben buitenlandse diplomaten en medewerkers van internationale organisaties de
Nederlandse wet- en regelgeving te respecteren, inclusief de Wet Aansprakelijkheidsverzekering
Motorrijtuigen (WAM). Mocht een auto niet verzekerd zijn, dan kan het slachtoffer,
op grond van artikel 25, lid 1, sub b, WAM naar het Waarborgfonds Motorverkeer. Het
Waarborgfonds Motorverkeer zal de door deze auto veroorzaakte schade dan vergoeden.
Op grond van art. 27 lid 1, sub b, WAM, heeft het fonds vervolgens een recht van verhaal
op de bezitter of kentekenhouder van de auto. Indien er een probleem is rond de vergoeding
van schade met betrekking tot een door een diplomaat veroorzaakt ongeval, kan het
Ministerie van Buitenlandse Zaken de desbetreffende ambassade of internationale organisatie
hierop aanspreken. Mij zijn over de periode van het artikel echter geen gevallen bekend
waarbij het ministerie een verzoek heeft ontvangen om een ambassade of internationale
organisatie aan te spreken op het feit dat geen schadevergoeding betaald wordt.
Vraag 7
Hoe vaak wordt er na een zogeheten notificatiebrief vrijwillig betaald? Wat gebeurt
er als er niet tot betaling wordt overgegaan?
Antwoord 7
Graag verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer van 10 juni 2020 inzake dit onderwerp
(Kamerstuk 35 300 V).
Vraag 8
Waarom wordt niet meer vrijgegeven uit welke landen de diplomaten komen die de regels
hebben overtreden? Bent u bereid dat alsnog te doen en een overzicht te verstrekken
van de openstaande bedragen per ambassade of internationale organisatie? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Het vrijgeven uit welke landen de diplomaten komen die de regels hebben overtreden
moet een doel hebben. Een dergelijke prikkel kan zinvol zijn indien er sprake is van
structurele disproportionele aantallen overtredingen en de betreffende organisatie
niet op een andere manier aan te sporen is tot meewerken aan verbetering. «Naming
and shaming» kan dan mogelijk alsnog de betreffende organisatie aansporen om sterker
in te zetten op gedragsverbetering van de medewerkers. Voor de overtredingen die ter
kennis van mijn ministerie komen, zou dit met name het geval kunnen zijn bij verkeersovertredingen.
Het aantal andere strafrechtelijke incidenten is hiervoor te klein (zie mijn antwoord
op vraag2. Ten aanzien van verkeersovertredingen geldt dat, zoals uiteengezet in mijn brief
aan uw Kamer van 10 juni 2020 (Kamerstuk 35 300 V) de resultaten van het huidige systeem positief zijn, mede als gevolg van de medewerking
van ambassades en Internationale Organisaties. Een prikkel in de vorm van publicatie
van de namen van landen ligt derhalve op dit moment niet voor de hand en zou zelfs
tot verminderde medewerking kunnen leiden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.