Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over het bericht ‘Kankerverwekkende stof ontdekt in partijen paracetamol’
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht «Kankerverwekkende stof ontdekt in partijen paracetamol» (ingezonden 13 juli 2020).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 27 augustus 2020).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Kankerverwekkende stof ontdekt in partijen paracetamol»?1
Antwoord 1
Iedereen heeft wel een doosje paracetamol in zijn medicijnkastje liggen. Ik begrijp
dan ook dat een bericht met een dergelijke kop tot onrust leidt. Ik waardeer dan ook
dat het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) in overleg met de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) is nagegaan of er aanwijzingen zijn dat er batches
paracetamol in Nederland zijn verkocht waarvan de toegestane limieten van onzuiverheden
zijn overschreden.
Vraag 2
Hoe is het mogelijk dat de European Medicines Agency (EMA) en de European Food Safety
Authority (EFSA) de risico’s zo verschillend inschatten en zij verschillende toegestane
hoeveelheden veilig achten?
Antwoord 2
Het verschil tussen de als veilig toegestane hoeveelheden wordt in dit specifieke
geval bepaald door het hanteren van het criterium van genotoxiciteit (het vermogen
om DNA aan te tasten) door para-chlooraniline (PCA) en door de gebruikte rekenmethode.
In de bij deze vragen meegestuurde «Rapportage paracetamol & PCA»2 gaan het CBG en de IGJ nader in op de achtergrond.
Vraag 3
Waarom ziet het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen geen rol voor zichzelf
om de vervuilde partijen op te sporen of onderzoek te doen?
Antwoord 3
Het CBG is in overleg met de IGJ en het Europees directoraat voor de kwaliteit van
geneesmiddelen en de gezondheidszorg (EDQM) nagegaan of er aanwijzingen zijn dat er
batches paracetamol in Nederland zijn verkocht die de PCA-limiet overschrijden. Ook
heeft het CBG haar collega-autoriteiten uit de andere EU-lidstaten geïnformeerd over
de bevindingen.
Vraag 4
Vindt u niet dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) hier vanuit het voorzorgsprincipe
een actievere rol dient te spelen, zeker ook gezien het massale gebruik van paracetamol?3
Antwoord 4
De «Rapportage paracetamol & PCA» schetst nog eens welke rol de IGJ heeft bij de handhaving
van de kwaliteitsvereisten die aan geneesmiddelen gesteld worden. Daarbij wordt ook
nader ingegaan op het handelen van de IGJ in het kader van de ontstane onrust rondom
paracetamol.
Vraag 5
Wat is uw reactie op het feit dat Nederlandse autoriteiten de EMA-norm hanteren maar
veel experts zich aansluiten bij de strengere EFSA-norm?
Antwoord 5
Het Europees Geneesmiddelen Agentschap, de geneesmiddelautoriteiten van de Europese
lidstaten, de Verenigde Staten, Canada, Japan en China, maar ook de WHO en de European
Chemicals Agency ECHA) hanteren dezelfde normen zoals afgesproken in de International
Council for Harmonisation of Technical Requirements for Pharmaceuticals for Human
Use (ICH). Zoals het CBG en de IGJ hebben aangegeven in de «Rapportage paracetamol
& PCA», zijn de door de ICH gehanteerde normen streng en veilig.
Vraag 6 en 7
Hoe groot is de kans dat de vervuilde partijen in Nederland terecht zijn gekomen?
Hoe groot is de kans dat de vervuilde pillen niet beperkt zijn tot de onderzochte
partijen en er dus nog meer in omloop zijn?
Antwoord 6 en 7
Ook het onderzoek door NRC/Zembla (1) heeft laten zien dat de grondstofbatches geproduceerd
bij Anqiu Lu’an Pharmaceuticals de veilige ICH limiet wat betreft het gehalte PCA
niet hebben overschreden. Ik meen dat het hierdoor niet relevant is of deze batches
gebruikt zijn bij de productie van paracetamoltabletten die in Nederland in de handel
zijn gebracht. Het CBG en de IGJ hebben ook geen aanwijzingen dat er andere batches
in de handel zijn gebracht, waarin de hoeveelheid PCA limieten heeft overschreden.
Vraag 8
Zijn de risico’s op vervuiling groter nu de vraag naar deze grondstoffen zo sterk
is toegenomen vanwege de coronacrisis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
Via het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten dienen handelsvergunninghouders
geconstateerde afwijkingen van de vereisten in het registratiedossier te melden. Sinds
de coronacrisis zijn er geen meldingen waarin afwijkingen van geneesmiddelen met paracetamol
worden gemeld.
Vraag 9
Hoe is het mogelijk dat als NRC en Zembla het Duitse laboratorium niet de opdracht
hadden gegeven de partijen te onderzoeken, dit dan niet naar buiten was gekomen? Hoe
kan het dat Europese toezichthouders de vervuiling niet ontdekt hebben? Wat kan daaraan
gedaan worden?
Antwoord 9
Onzuiverheden zoals PCA kunnen ontstaan tijdens de synthese. Dat is reeds bekend.
In een beschrijving van het productieproces (monografie) worden limieten opgenomen
voor onzuiverheden die gelden bij vrijgifte van de grondstof. De in het Duitse laboratorium
aangetroffen hoeveelheid PCA ligt onder de limiet die voor deze in de monografie vermelde
onzuiverheid is gesteld. Daarmee is er geen sprake van een kwaliteitsdefect waarover
de toezichthouders geïnformeerd hoeven te worden.
Vraag 10
Kan van de partijen die NRC en Zembla aanleverde voor het onderzoek aangetoond worden
waar zij vandaan komen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Uit de gegevens die de journalisten van NRC/Zembla hebben overlegd (1) blijkt dat
de grondstofbatches afkomstig zouden zijn van Anqiu Lu’an Pharmaceutical.
Vraag 11
Hoe komt het dat de pillen vervuild zijn geraakt in fabrieken in China, India en Mexico?
Hoe kan het dat dit wel is aan te tonen?
Antwoord 11
Het onderzoek door NRC/Zembla (1) heeft laten zien dat de geteste grondstofbatches
de veilige ICH-limiet wat betreft het gehalte PCA niet hebben overschreden. Uit het
artikel van de NRC (1) kan ik dan ook niet opmaken dat er sprake is van een vervuiling
van paracetamolpillen. Het CBG en IGJ hebben verder ook geen aanwijzingen dat hier
sprake van zou zijn.
Vraag 12
Hoe is het mogelijk dat de Nederlandse toezichthouder met een beroep op EU-wetgeving
en bedrijfsgeheim claimt niet te kunnen delen wie de grondstofleverancier van Apotex
is, terwijl dit in Italië gewoon openbare informatie is?
Antwoord 12
Het CBG verstrekt geen gegevens op basis van gezamenlijke afspraken. Het is aan de
fabrikant zelf om deze gegevens openbaar te maken. Het CBG heeft dit beleid uitgewerkt
in haar WOB beleid:
WOB en uitzonderingen
Zaken die met openbaarheid te maken hebben, worden op basis van nationale wetgeving
uitgevoerd. De Nederlandse bevoegde autoriteit – het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
(CBG) – baseert zich om die reden bij de uitvoering van openbaarheidsvraagstukken
op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Uitgangspunt van de WOB is dat alle documenten
die het CBG onder zich heeft en betrekking hebben op een bestuurlijke aangelegenheid
die het CBG aangaat, openbaar zijn. Informatie moet alleen vertrouwelijk worden gehouden
wanneer deze vallen onder één van de in de artikel 10 en 11 van de WOB genoemde uitzonderingen,
zoals nu het geval is.
Richtsnoer EMA/HMA over openbaarheid commercieel vertrouwelijke informatie
Bij de beoordeling of een uitzonderingsgrond van toepassing is gebruikt het CBG onder
meer een richtsnoer waarvan de inhoud is afgestemd tussen de Europese medicijnautoriteit EMA en het Europese
samenwerkingsorgaan van nationale bevoegde autoriteiten (HMA). In dit richtsnoer is
aangegeven dat fabrikant(en) van de werkzame stof(en) en de plaats(en) waar deze stoffen
worden gefabriceerd commercieel vertrouwelijke informatie is. Dit betekent dat deze
informatie in de regel niet kan worden vrijgegeven. Voor de toepassing van dit richtsnoer
wordt onder «commerciële vertrouwelijke informatie» verstaan alle informatie die niet
in het publieke domein of openbaar beschikbaar is en wanneer openbaarmaking het economisch
belang of de concurrentiepositie van de eigenaar van de informatie kan ondermijnen.
Uitwerking richtsnoer op nationaal niveau
In het werkdocument van het CBG waarin basisafspraken betreffende de invulling van de uitzonderingsgronden
zijn uitgewerkt, is op basis van de Europese richtsnoer bepaald dat in het kader van
artikel 10, eerste lid, aanhef en sub c van WOB als vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens
de namen van fabrikanten of leveranciers van werkzame stoffen en hulpstoffen en oplosmiddelen
niet vrij worden gegeven.
Tot op heden heeft het CBG binnen het hierboven geschetste uitvoeringskader geen informatie
openbaar gemaakt over grondstoffabrikanten wanneer die informatie gerelateerd is aan
een specifiek geneesmiddel. Wel maakt het CBG bekend wie de fabrikant vrijgifte is.
Dit is de fabrikant die verantwoordelijk is voor vrijgifte van een batch van het geneesmiddel.
Gegevens betreffende deze fabrikant zijn vermeld in de bijsluiter van het geneesmiddel
en kunnen in de Geneesmiddeleninformatiebank van het CBG worden geraadpleegd. Hierdoor kunnen in geval van een veiligheidsprobleem
snel maatregelen worden genomen indien dit uit oogpunt van volksgezondheidsbescherming
nodig mocht zijn. Ook deze werkwijze is Europees afgestemd.
Dat een andere lidstaat, in dit geval Italië, voor de nationale situatie een grondstofleverancier
wel bekend maakt lijkt het gevolg van de beleidsvrijheid van lidstaten binnen de Europese
Unie als het gaat over openbaarheidsvraagstukken. Hierdoor kunnen lidstaten ten aanzien
van dezelfde vraagstukken verschillende uitkomsten genereren. Zoals hiervoor is aangegeven,
heeft de Nederlandse bevoegde autoriteit CBG deze beleidsvrijheid ingevuld door aansluiting
te vinden bij binnen de Europese Unie afgestemde richtsnoeren.
De informatie aan welke firma’s Anqiu Luán grondstoffen levert, hoeft niet openbaar
gemaakt te worden, omdat er volgens het CBG geen sprake is van een uitzonderlijke
situatie zoals in de WOB vermeld.
Vraag 13
Hoe staat het met het vertrek van Apotex uit Nederland en hoe schat u de impact hiervan
op eventuele toenames van medicijnvervuilingen vanwege de kwetsbaardere keten?
Antwoord 13
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en ik hebben uw Kamer op 6 augustus
jl. geïnformeerd over het plan een lening met voorwaarden te verstrekken aan InnoGenerics
B.V. om de geneesmiddelenfabrikant Apotex van het Indiase moederbedrijf Aurobindo
over te nemen. Overigens maakt Apotex zelf geen actieve werkzame stoffen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.