Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over het keihard liegen door de Belastingdienst/toeslagen
Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane over het keihard liegen door de Belastingdienst/toeslagen (ingezonden 24 juli 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën – Toeslagen en Douane) (ontvangen
18 augustus 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Belastingdienst in juli 2017 glashard loog
tegen de Autoriteit Persoonsgegevens door te verklaren dat de Belastingdienst geen
gegevens heeft over de dubbele nationaliteit van Nederlandse aanvragers van kinderopvangtoeslag?
Heeft u er ook kennis van genomen dat de Belastingdienst destijds heeft verklaard
dat nationaliteit niet werd gebruikt als selectiecriterium om juist bij deze aanvragers
van kinderopvangtoeslag (extra) toezicht uit te voeren? 1
Antwoord 1
De op onderdelen onjuiste informatieverstrekking in 2017 aan de AP is al eerder aan
uw Kamer gemeld. Ik verwijs onder meer naar de kabinetsreactie van 17 juli jl op het
rapport van de AP en de daarin genoemde eerdere brief van 11 juni 2019 van mijn ambtsvoorganger.
In de brief van 17 juli jl. heb ik beschreven dat de AP aangegeven heeft dat zij in
2017 na signalering dat nationaliteit bij de kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen
verkeerd gebruikt werd, vragen stelde aan Belastingdienst/Toeslagen en dat naar aanleiding
daarvan namens Belastingdienst/Toeslagen is verklaard dat hij geen gegevens met betrekking
tot tweede nationaliteit had.
De medewerkers die betrokken waren bij de voorbereiding van het heropende onderzoek
van de AP in 2019 zijn zich op dat moment bewust geworden van het feit dat de AP destijds
inderdaad onjuist en onvolledig was geïnformeerd op de volgende punten:
De Belastingdienst/Toeslagen legt niet de afkomst van toeslaggerechtigden vast. Wel
krijgt Belastingdienst/Toeslagen de actuele gegevens over de nationaliteit uit de
Basisregistratie personen (Brp). Hierin wordt de tweede nationaliteit niet opgenomen,
dus die informatie heeft de Belastingdienst/Toeslagen niet.
De nationaliteit wordt uiteraard niet gebruikt als selectiecriterium om juist bij
deze aanvragers van kinderopvangtoeslag (extra) toezicht uit te voeren.
Deze informatie is onjuist gebleken. Uit de voorbereiding van de reactie aan de AP
in juli 2017 komt het beeld naar voren dat door de betrokken medewerkers niet is stilgestaan
bij de mogelijkheid dat de (dubbele) nationaliteit uit de GBA geregistreerd is gebleven
in het systeem van Belastingdienst/Toeslagen (TVS genaamd) na de overgang naar de
Brp. Ook zijn geen opmerkingen terug te vinden over de indicator Nederlanderschap
ja/nee in het risicoclassificatiemodel, die sinds de invoering van het model in 2013
daarin was opgenomen. Wel werd een relatie gelegd met het een CAF 11-onderzoek, waarbij
onder meer werd opgemerkt dat Belastingdienst/Toeslagen hierbij niet selecteerde op
nationaliteit, maar dat alle gegevens van de betrokken ouders wel zichtbaar werden
gemaakt. De betrokken medewerkers wisselden onderling opmerkingen uit over de vraag
of het nodig was de nationaliteit in dit kader op te nemen en of Belastingdienst/Toeslagen
die bevoegdheid wel had. Daarop werd aangegeven dat de registratie van nationaliteit
in het kader van het CAF 11-onderzoek niet nodig leek en dat registratie van nationaliteit
op grond van artikel 18 Wbp onder meer slechts mag plaatsvinden met het oog op de
identificatie van de betrokkene en voor zover dit voor het doel onvermijdelijk is.
In zijn algemeenheid werd genoemd dat de informatie wel nodig kan zijn voor het bepalen
van het recht op een toeslag, omdat daarvoor nodig is te kunnen bepalen of iemand
de Nederlandse nationaliteit heeft en zo nee, of de vreemdeling wel of niet rechtmatig
verblijf in Nederland heeft. In de reactie aan de AP is in juli 2017 vervolgens alleen
deze laatste algemene bepaling opgenomen onder verwijzing naar de artikelen 8 en 11
Vreemdelingenwet en artikel 9 Awir. Helaas is destijds geen opvolging gegeven aan
de opmerkingen over de bevoegdheid van de registratie van nationaliteit door Belastingdienst/Toeslagen
in het kader van het CAF-11 onderzoek.
De Directeur van Toeslagen heeft in het interview met de AP op 25 april 2019 de twee
vorengenoemde punten in de reactie aan de AP in 2017 gerectificeerd. Zij heeft aangegeven
dat de Belastingdienst/Toeslagen gegevens uit de Brp overneemt. Voorheen (tot 2014)
gebeurde dit uit de GBA. Vanuit de GBA werd de dubbele nationaliteit overgenomen.
In de gevallen dat de dubbele nationaliteit in de GBA aanwezig was, is deze geregistreerd
gebleven in het systeem van Belastingdienst/Toeslagen na de overgang naar de Brp.
Op dit punt is de reactie aan de AP in 2017 dus onjuist. Tevens heeft zij aangegeven
dat in het risicoclassificatiemodel het criterium (tweede) nationaliteit niet werd
gebruikt, maar dat het criterium wel/geen Nederlanderschap wel werd gebruikt. Voor
de kinderopvangtoeslag is deze indicator in oktober 2018 uit het model gehaald. Voor
de huurtoeslag is dit in april 2019 gebeurd. Dit is onder meer in de kamerbrief van
11 juni 2019 ook met uw Kamer gedeeld. Daarin is ook aangegeven dat in het geval,
bij een dubbele nationaliteit, een van beide nationaliteiten de Nederlandse was, de
burger in het risicoclassificatiemodel met Nederlanderschap werd geclassificeerd.
Gedurende het onderzoek van de AP is verder vanuit Belastingdienst/Toeslagen aangegeven
dat in het kader van CAF-onderzoeken bij Belastingdienst/Toeslagen queryverzoeken
werden gedaan om gegevens uit de systemen te kunnen combineren en dat onder meer gegevens
over (eerste en tweede) nationaliteit hier onderdeel van uitmaakten. Dit is onder
meer verwoord in de brief aan de AP van 20 september 2019, die ik als bijlage bij
de Kamerbrief van 17 juli jl. heb gevoegd.
Uit het vorenstaande komt naar voren dat in 2017 weliswaar sprake was van een onjuiste
voorstelling van zaken, maar dat niet valt te concluderen dat dit willens en wetens
gebeurde. Wel wil ik benadrukken dat het betreurenswaardig is dat destijds niet grondiger
is gekeken naar dit vraagstuk.
Ten slotte wil ik voor de volledigheid vermelden dat momenteel wordt gewerkt aan de
afhandeling van een WOB-verzoek over etnisch profileren waarin ook documenten aan
de orde zijn of nog kunnen komen die betrekking hebben op of samenhangen met de onderhavige
vraag. Waar nodig kom ik hier op terug.
Vraag 2
Klopt het dat door het liegen van de Belastingdienst/toeslagen, die van meer dan een
miljoen gezinnen wel de dubbele nationaliteit bijhield en het wel gebruikte voor automatische
risicoselectie, het onderzoek gefrustreerd is en jaren duurde en dat het na te zijn
afgesloten in 2017 later moest worden heropend?
Antwoord 2
Uiteraard betreur ik de in het antwoord op vraag 1 beschreven onjuiste voorstelling
van zaken in 2017 en de mogelijke gevolgen die deze heeft gehad voor het onderzoek
van de AP. Zoals ook aangegeven bij vraag 1 heb ik echter geen concrete aanwijzingen
dat dit met opzet gebeurde. De uit de vasthoudendheid van een aantal ouders, hun vertegenwoordigers
en diverse leden van de Tweede Kamer voorvloeiende (externe) signalen zijn voor de
AP aanleiding geweest het onderzoek alsnog te hervatten met een informatieverzoek
van 28 november 2018 en vervolgens met een onderzoek ter plaatse op 25 april 2019.
In dat stadium zijn extra checks en balances aangebracht om de juistheid en de volledigheid
van de beantwoording aan de AP te waarborgen. Hierdoor heeft de beantwoording toen
op momenten helaas langer geduurd dan wenselijk was. De AP heeft hierbij meerdere
keren gewezen op de gevolgen van niet-meewerken, zoals een last onder dwangsom of
boete. Ook kwam regelmatig nieuwe informatie naar boven die tussentijds met de AP
werd gedeeld. Het onderzoek heeft ook daardoor tot mijn spijt te lang geduurd. Wel
wil ik hierbij benadrukken dat de voorzitter van de AP tijdens de presentatie van
het rapport ook heeft aangegeven dat de situatie recentelijk merkbaar is verbeterd.
Gezien de bevindingen van de AP acht ik het van belang om het gehele traject gezamenlijk
te evalueren om daar lessen uit te trekken voor de toekomst. Zoals aangegeven in de
kabinetsreactie op het rapport van de AP ga ik verder graag breder in gesprek over
de effecten die de bevindingen van de AP op ouders hebben gehad of mogelijk nog steeds
hebben.
Vraag 3
Klopt het dat het al in 2017 intern bij de Belastingdienst bekend was dat er duidelijk
gelogen was tegen de Autoriteit Persoonsgegevens, maar dat de Belastingdienst ervoor
koos dit niet aan de Autoriteit Persoonsgegevens te vertellen?
Antwoord 3
Hier zijn voor zover mij bekend geen aanwijzingen voor; zie mijn antwoord op vraag
1.
Vraag 4
Herinnert u zich dat de Nationale ombudsman in de Kamer ook aangaf dat de Belastingdienst
niet de waarheid verteld had bij het dossier op de kinderopvangtoeslag?
Antwoord 4
Ja, dat herinner ik mij. Mijn ambtsvoorganger heeft onder meer in de Kamerbrief van
11 juni 2019 hierover aangegeven dat in het proces vanaf 2014 fouten zijn gemaakt,
ook richting de NO. Dit is natuurlijk zeer ongewenst en ook hier moeten we kijken
wat er kan worden geleerd. Als er onverhoopt toch – naar later blijkt – onjuiste informatie
wordt verstrekt, is het zaak dit zo snel mogelijk recht te zetten.
Vraag 5
Herinnert u zich dat uw ambtsvoorganger heeft toegegeven dat stukken achtergehouden
zijn in rechtszaken? 2
Antwoord 5
Ik ben bekend met de gegeven antwoorden op de Kamervragen waar in deze vraag naar
wordt verwezen.
Vraag 6
Wat voor een straf krijgt een burger die of een bedrijf dat willens en weten liegt
tegen de Belastingdienst? Kunnen zij aangemerkt worden als fraudeur en een boete krijgen?
Antwoord 6
De gevolgen van het door een burger of bedrijf willens en wetens liegen tegen de Belastingdienst
hangen af van de context en de omstandigheden van het geval. Dit zal in elk geval
consequenties (kunnen) hebben voor de belastingheffing of de toeslagtoekenning zelf
als bijvoorbeeld is gelogen over een aftrekpost of over de voorwaarden voor een toeslag.
Hierbij kan de Belastingdienst in het algemeen een vergrijpboete opleggen in de gevallen
dat grofschuldig of opzettelijk onjuiste inlichtingen zijn verstrekt en daardoor te
weinig belasting is geheven. De vergrijpboete bedraagt 25% (grove schuld) of 50% (opzet)
van de te weinig geheven belasting. Ook in de toeslagsfeer is het alsdan opleggen
van een boete mogelijk. Een burger die verplicht is tot het verstrekken van inlichtingen
en dat niet, onjuist of onvolledig doet begaat verder een overtreding welke kan worden
bestraft met hechtenis van maximaal zes maanden of een geldboete van de derde categorie.
Doet een burger dit opzettelijk met het doel dat te weinig belasting wordt geheven
dan is de gevangenisstraf ten hoogste vier jaren, een geldboete van de vierde categorie,
of ten hoogste éénmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting. Deze strafrechtelijke
weg wordt overigens alleen in uitzonderlijke gevallen gevolgd (zie onder meer het
Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van
Douane en toeslagen (Stcrt. 2015, 17 271) en het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst).
Vraag 7
Wat zijn de gevolgen wanneer de Belastingdienst liegt tegen een Hoog College van Staat,
een rechtbank of een toezichthouder?
Antwoord 7
Voor het functioneren van de rechtstaat acht ik het van groot belang dat Hoge Colleges
van Staat, rechtbanken en toezichthouders over de juiste informatie beschikken die
zij nodig achten voor hun onderzoek. Het met opzet delen van onjuistheden aan deze
instanties staat hieraan in de weg en is dan ook niet acceptabel. In zijn algemeenheid
zullen de hiervoor genoemde instanties het overheidsorgaan (publiekelijk) aanspreken
indien zij onjuistheden hebben verkondigd in de procedure. De specifieke gevolgen
zijn afhankelijk van de procedure waarin deze onjuistheden zouden zijn gedeeld. Zo
kan de rechter het feit dat onjuistheden zijn verkondigd meewegen bij de inhoudelijke
beoordeling van de zaak. Een toezichthouder kan hier bovenop een boete opleggen voor
het niet meewerken aan het onderzoek.
Vraag 8
Herinnert u zich dat u in de Kamer gezegd heeft dat u excuses zou aanbieden als de
Belastingdienst gelogen heeft?
Antwoord 8
Ja.3
Vraag 9
Kunt u aangeven wanneer en op welke wijze de Belastingdienst excuses gemaakt heeft
richting de Autoriteit Persoonsgegevens, de Nationale ombudsman, de rechtspraak in
Nederland en de ouder die deze zaak had aangespannen?
Antwoord 9
Met de AP en de NO heeft de Directeur Toeslagen persoonlijk gesprekken gevoerd over
de onjuiste en onvolledig verstrekte informatie. Aan de NO is dit in een brief bevestigd.
In een aantal rechtszaken is gebleken dat de Belastingdienst/Toeslagen een te beperkte
selectie had gemaakt van de «op de zaak betrekking hebbende» stukken. Mijn ambtsvoorganger
heeft in zijn brief van 11 oktober 2018 aangegeven dat de Belastingdienst/Toeslagen
de op de zaak betrekking hebbende stukken ruimhartig zal overleggen. Daar waar stukken
naar nader inzicht «op de zaak betrekking hebbend» waren, zijn zij daarna alsnog en
ruimhartig verstrekt. Dit heeft ertoe geleid dat daarna in (lopende) beroepszaken
meer stukken zijn verstrekt.
Vraag 10
Kunt u eventuele excuusbrieven aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 10
De brief aan de NO van 3 februari 2020 is eerder met uw Kamer gedeeld als bijlage
bij Kamerstuk 31 066 nr. 596 en tevens te raadplegen op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/02/04/bijlage….
Vraag 11
Begrijpt u dat een ouder geen schijn van kans heeft wanneer de Belastingdienst stukken
achterhoudt of geen open kaart speelt?
Antwoord 11
Ik vind het van groot belang dat ouders in bezwaar- en beroepsprocedures de beschikking
hebben over «alle op de zaak betrekking hebbende stukken». Ik meen dat de gelijkheid
der procespartijen een groot goed is dat moet worden gerespecteerd. Mijn ambtsvoorganger
heeft hier reeds actie op ondernomen. In lopende rechtszaken zijn vanaf eind 2018
aanvullende stukken in procedures alsnog ingediend, waarbij ruimhartig is gekeken
of sprake was van een op de zaak betrekking hebbend stuk. Dat neemt overigens niet
weg dat er verschil van mening kan bestaan over de vraag of een stuk «op de zaak betrekking
heeft». Die vraag is dan onderdeel van het geschil waarover de rechter oordeelt. Ook
kunnen er redenen zijn dat de Belastingdienst van mening is dat het belang om een
stuk niet geheel ongelakt te verstrekken zwaarder weegt dan het belang van een ouder
bij het ontvangen van het (ongelakte) stuk. Dat is bijvoorbeeld het geval als uit
het stuk de controlestrategie van de Belastingdienst blijkt. Aan de belanghebbende
en de rechter wordt dan gemeld dat de Belastingdienst een stuk niet geheel ongelakt
aan de belanghebbende wil verstrekken. De rechter ontvangt dan wel het ongelakte stuk
en beslist op grond van artikel 8:29 Awb of deze weigering gerechtvaardigd is.
In het kader van de hersteloperatie Toeslagen wordt ruimhartig omgegaan met het verstrekken
van stukken aan ouders. Dit geldt voor alle verzoeken van de ouders in het kader van
de compensatieregeling, de hardheidstegemoetkoming, de OGS-tegemoetkoming en de verzoeken
om dossierinzage.
Vraag 12
Wanneer en hoe vaak heeft de Belastingdienst gelogen in de rechtbank (inclusief Hoge
Raad en Raad van State) en stukken voor ouders achtergehouden?
Antwoord 12
Vooropgesteld zij dat de Belastingdienst er altijd naar streeft om juiste en volledige
inlichtingen te verstrekken, niet alleen in gerechtelijke procedures, maar ook daarbuiten.
De Belastingdienst is daarbij gebonden aan wet- en regelgeving, die het verstrekken
van inlichtingen onder bepaalde omstandigheden niet toestaat vanwege de verplichting
tot geheimhouding die de Belastingdienst heeft. De reden daarvoor is dat burgers erop
moeten kunnen vertrouwen dat de gegevens en inlichtingen die zij aan de Belastingdienst
verstrekken, niet in de openbaarheid komen. Daarnaast heeft de Belastingdienst ook
rekening te houden met belangen zoals het belang dat de controlestrategie niet bekend
wordt, zodat burgers daarop kunnen anticiperen en de Belastingdienst zijn toezichtstaak
niet meer naar behoren kan uitoefenen.
Het voorgaande neemt niet weg, dat binnen de Belastingdienst ook fouten worden gemaakt.
Hoe vaak dat gebeurt, valt niet in zijn algemeenheid te zeggen. Naar aanleiding van
de toezegging van mijn ambtsvoorganger van 11 oktober 2018 zijn in enige destijds
lopende rechtszaken een aantal stukken nagezonden. Evenmin hebben we een beeld van
situaties waarin door een medewerker bewust wordt gelogen in een rechtbank; als dit
zich voordoet is dat natuurlijk absoluut niet acceptabel.
Vraag 13
Op welke wijze gaat u de ouders tegemoet komen wanneer de Belastingdienst stukken
(zoals telefoonnotities) voor hen achtergehouden heeft?
Antwoord 13
In het kader van de hersteloperatie kunnen ouders een verzoek indienen tot herbeoordeling
van hun zaak. Bij de beoordeling of een ouder in aanmerking komt voor een herstelregeling
zullen alle op de zaak betrekking hebbende stukken moeten worden meegewogen. Bij de
beoordeling van dossiers door de hersteloperatie Toeslagen zal daarom – waar gewenst
samen met de ouder – ook aandacht worden besteed aan de volledigheid van de dossiers.
Zodat de herbeoordeling plaatsvindt aan de hand van alle relevante stukken en zoveel
mogelijk recht kan worden gedaan aan de ouder.
Vraag 14
Hoe vaak heeft de Belastingdienst gelogen in de rechtszaken over de kinderopvangtoeslag
en hoe vaak heeft zij stukken achter gehouden?
Antwoord 14
Zie het antwoord op vraag 12.
Vraag 15
Hoe vaak heeft de Belastingdienst dit achteraf recht gezet en excuses aangeboden?
Antwoord 15
Zie het antwoord op de vragen 9 en 12.
Vraag 16
Deelt u de mening dat de Belastingdienst de rechtsstaat ernstig schaadt wanneer hij
(willens en wetens) liegt tegen een Hoog College van Staat, een toezichthouder en/of
in een rechtszaak?
Antwoord 16
Ja, die mening deel ik. Ik herken mij echter niet in het beeld dat de Belastingdienst
willens en wetens liegt tegen een Hoog College van Staat, een toezichthouder en/of
in een rechtszaak. Wel worden er, helaas, fouten gemaakt. Dat moet uiteraard beter.
De praktijk waarbij niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken werden overgelegd,
is zoals hiervoor aangegeven, na de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw kamer van
11 oktober 2018 aangepast.
Vraag 17
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Antwoord 17
Het is niet gelukt om de vragen binnen twee weken te beantwoorden, in verband met
de samenhang wordt in de beantwoording van de vragen 3, 9, 12 en 14 verwezen naar
andere antwoorden die zijn opgenomen in deze beantwoording.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.