Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Geurts over waterplantenproblematiek op de Randmeren en Zuidelijk IJsselmeergebied
Vragen van het lid Geurts (CDA) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over waterplantenproblematiek op de Randmeren en het Zuidelijk IJsselmeergebied (ingezonden 1 juli 2020).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 6 augustus
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3581.
Vraag 1
Bent u bekend met de waterplanten problematiek op de Randmeren en het zuidelijk IJsselmeergebied,
waardoor grote gebieden in het vaarseizoen (april t/m september) in toenemende mate
onbevaarbaar zijn voor de recreatievaart en de zwemwaterfunctie van het gebied steeds
meer beperkt wordt?
Antwoord 1
Het is mij bekend dat de recreatievaart op de Randmeren en het zuidelijk IJsselmeergebied
buiten de vaargeul hinder ondervindt van waterplanten. In ondiepe delen van het Markermeer
is er nog sprake van een toename van waterplanten, in de Randmeren stagneert de groei.
Vraag 2 en 3
Deelt u de mening dat er een goede balans moet zijn tussen een gezond watersysteem
en het menselijk gebruik ervan zoals bijvoorbeeld waterrecreatie?
Deelt u de mening dat het gehele IJsselmeergebied, met inbegrip van de Randmeren,
een belangrijke maatschappelijke functie vervult middels en voor de waterrecreatie?
Antwoord 2 en 3
Ja, beide meningen deel ik. Bij een gezond watersysteem horen waterplanten. Dit draagt
bij aan een goede ecologische waterkwaliteit, gaat algenvorming tegen en is onmisbaar
als voedsel voor watervogels. Daarmee kunnen we ook voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn
Water (KRW) en Vogel- en Habitatrichtlijnen (Natura2000). Een gezond watersysteem
betekent ook betere zwemwaterkwaliteit (minder algen, meer doorzicht) en meer ruimtelijke
kwaliteit voor de waterrecreatie.
Vraag 4 en 5
Welke relatie bestaat er tussen de overmatige groei van (water)planten in deze gebieden
en de door rijksoverheid in de afgelopen 10 jaar genomen waterbeheermaatregelen?
Heeft de rijksoverheid in het verleden waterbeheermaatregelen genomen om de waterplantengroei
in rijkswateren rondom het IJsselmeer te bevorderen? Zo ja, welke?
Antwoord 4 en 5
Waterplanten groeien en verspreiden zich vooral als gevolg van natuurlijke processen
en groeien daar waar de omstandigheden zich ervoor lenen. Rijkswaterstaat heeft, net
als andere waterbeheerders, maatregelen uitgevoerd om te kunnen voldoen aan de doelen
van de Kaderrichtlijn Water en Vogel- en Habitatrichtlijnen (Natura2000). Met die
maatregelen zijn gunstige omstandigheden gecreëerd voor de groei van waterplanten.
Rijkswaterstaat heeft dit bijvoorbeeld gedaan door ondieptes en natuurlijkere inrichting
van oeverzones aan te leggen in het IJsselmeergebied en andere Rijkswateren, zoals
in de IJsseldelta.
Vraag 6, 7, 8, 9 en 10
Deelt u de mening dat de rijksoverheid door in het verleden maatregelen te nemen die
waterplantengroei bevorderen, daarmee ook verantwoordelijkheid heeft voor het terugdringen
van overlast die waterplanten momenteel veroorzaken in dit gebied?
Op basis waarvan neemt rijkswaterstaat de stelling in dat zij alleen de vaargeul van
de Rijkswaterwegen en de specifiek voor de recreatievaart aangewezen vaargeulen vrijhoudt
van waterplanten, voor zover deze hinder veroorzaken? Deelt u deze stellingname?
Deelt u de mening dat de Waterwet geen grondslag biedt om de maaiactiviteiten van
rijkswaterstaat te beperken tot alleen de vaargeul? Zo nee, waarom niet?
Behoren de gebieden buiten de vaargeul, waterbeheer technisch ook tot de verantwoordelijkheid
van rijkswaterstaat?
Deelt de mening dat de rijksoverheid, indien bovenstaande vraag bevestigend is beantwoord,
dan ook buiten de vaargeul publiek verantwoordelijk is voor maatschappelijk ongewenste
en onveilige situaties zoals het niet toegankelijk zijn van vaargebieden voor de recreatievaart
door overmatige groei van waterplanten?
Antwoord 6, 7, 8, 9 en 10
Het verminderen van overlast door waterplanten is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van alle betrokken partijen. De verantwoordelijkheden en taken van Rijkswaterstaat
zijn wettelijk vastgelegd in het Waterbesluit en Waterregeling onder de Waterwet.
Op basis daarvan is Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het verminderen van overlast
door waterplanten voor zover het de vaargeul van de rijksvaarwegen en bepaalde voor
de recreatietoervaart aangewezen vaargeulen betreft. Het gaat daar dan uitsluitend
om het beperken van de hinder voor het scheepvaartverkeer. De verantwoordelijkheid
voor het maaien op andere locaties en/of om andere redenen ligt bij regionale overheden
en de recreatiesector. De Handreiking waterplanten maaibeheer dient daarbij als uitgangspunt.
Voor het maaien van waterplanten in Natura 2000 gebieden is een vergunning Wet natuurbescherming
nodig.
Vraag 11 en 12
Welke onderbouwing ligt ten grondslag aan het in de Handreiking Waterplanten Maaibeheer
genoemde maximaal te maaien maaiareaal van 10% van het totaal areaal waterplanten
in een bepaald gebied? Impliceert dit dat een waterplantenbedekking van 90% gewenst
is? Is uitbreiding van de maximaal 10% maaiareaal regel mogelijk?
Kunt u aangeven welk ecologisch optimum qua waterplantenbedekking wordt nagestreefd
in het kader van de aan de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 verbonden maatregelen?
Antwoord 11 en 12
De onderbouwing van de Handreiking is beschreven in een rapport uit 20121. Het genoemde maximaal te maaien percentage moet schommelingen in de waterplantenbedekking
voorkomen. Dergelijke schommelingen kunnen zorgen voor een ongewenste omslag van helder
naar troebel water en verslechtering voor soorten en habitats. Er zijn geen normen
gedefinieerd voor een «gewenste» waterplantenbedekking.
Vraag 13
Is het juist dat oplossingen zoals verdiepen van het water en maaien bij de wortels
niet zijn toegestaan? Zo ja, op basis van welke wet- en regelgeving is dit het geval?
Welke mogelijkheden zijn er voor eventuele versoepeling van deze wet- en regelgeving?
Antwoord 13
Te laag boven de bodem of in de bodem maaien veroorzaakt vertroebeling van het water
en beschadigt de bodem en het bodemleven. Dat resulteert in niet toegestane verslechteringen
van de waterkwaliteit en significante, negatieve gevolgen voor de instandhouding van
soorten en habitats. De regels voor een correcte manier van maaien zijn beschreven
in de eerdergenoemde handreiking.
Het aanleggen van verdiepingen kan bijdragen aan de vermindering van de waterplantenproblematiek.
Versoepeling van de regels op dit vlak acht ik niet nodig; verdiepingen kunnen plaatsvinden,
onder andere bij projecten waarbij de winning van zand of grond in rijkswateren nodig
is. Daarvoor zijn wel vergunningen nodig in het kader van de Wet Natuurbescherming
en de Ontgrondingenwet.
Vraag 14 en 15
Kunt u inzichtelijk maken wat de voorlopige resultaten zijn van de samenwerking in
de landelijke werkgroep waarin organisaties en lokale overheden betrokken bij de waterrecreatie
in het zuidelijke IJsselmeergebied inclusief de Randmeren en het Rijk gezamenlijk
structurele oplossingen zoeken voor de waterplantenproblematiek?
Op welke termijn verwacht u middels deze samenwerking te kunnen komen tot een concreet
plan voor het aanpakken van de waterplantenproblematiek waarin de balans tussen natuur
en waterrecreatie geborgd wordt? Wat zijn bij het opstellen van dit plan de belangrijkste
knelpunten en kansen?
Antwoord 14 en 15
Vanuit een regionaal initiatief van overheden en brancheorganisaties is voor het zuidelijk
IJsselmeergebied een Samenwerkingsovereenkomst Waterplanten ondertekend op 6 december
2019. Vanuit het Rijk is de overeenkomst ondertekend door mijn ministerie.
De landelijke werkgroep waterplanten werkt aan structurele oplossingen voor de waterplantenproblematiek
in het zuidelijk IJsselmeergebied. De werkgroep initieert pilots die op verschillende
plekken in het gebied worden uitgevoerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om het plaatsen
van betonning door RWS langs een semivaargeul die door de gemeente Hoorn waterplantenvrij
wordt gehouden. En in het Eemmeer wordt een soortgelijke pilot uitgevoerd door de
Coöperatie Gastvrije Randmeren. Door de pilots wordt kennis opgedaan en ontstaan oplossingsmogelijkheden
voor de lange termijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.