Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over vervolgstappen wachttijden ggz (Kamerstuk 25424-545) en het rapport van de Algemene Rekenkamer van 25 juni 2020 ‘Geen plek voor grote problemen; Aanpak van wachttijden in de specialistische ggz’ (Kamerstuk 25424-534)
2020D31011 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 25 juni 2020 «Vervolgstappen wachttijden
ggz» (Kamerstuk 25 424, nr. 545) en het rapport van de Algemene Rekenkamer van 25 juni 2020 «Geen plek voor grote
problemen; Aanpak van wachttijden in de specialistische ggz» (Kamerstuk 25 424, nr. 534).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
a.
Inleiding
2
b.
Brief «Vervolgstappen wachttijden ggz»
0
c.
Rapport «Geen plek voor grote problemen; Aanpak van wachttijden in de specialistische
ggz»
0
d.
Overig
0
II.
Reactie van de Staatssecretaris
0
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
a. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport «Vervolgstappen wachttijden ggz» (Kamerstuk 25 424, nr. 545) en het rapport «Geen plek voor grote problemen; Aanpak van wachttijden in de specialistische
ggz» van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 25 424, nr. 534). Graag willen zij de Staatssecretaris een aantal vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie maken graag van de mogelijkheid gebruik om verduidelijkende en aanvullende vragen
te stellen over de brief van de Staatssecretaris en het rapport van de Algemene Rekenkamer
betreffende de wachtlijsten in de ggz.
De leden van de D66-fractie maken graag gebruik van de mogelijkheid tot inbreng voor het schriftelijk overleg
over de aanpak van de wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Deze leden
hebben kennisgenomen van het indrukwekkende rapport van de Rekenkamer van 25 juni
jongstleden.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich wederom grote zorgen over de geestelijke gezondheidszorg (ggz) naar aanleiding
van het rapport van de Algemene Rekenkamer «Geen plek voor grote problemen». Genoemde
leden zien dat de eigen bevindingen gestaafd worden door de conclusies van de Algemene
Rekenkamer. De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog vragen aan de Staatssecretaris
naar aanleiding van het rapport.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief en het rapport van de Algemene Rekenkamer over
wachttijden in de specialistische ggz en wachten de vervolgstappen met belangstelling
af. Deze leden hebben onderstaande opmerkingen en vragen.
De leden van de 50PLUS-fractie hebben enkele opmerkingen.
b. Brief «Vervolgstappen wachttijden ggz»
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris in zijn brief van 19 december 20191 aangeeft dat elke verzekeraar concrete, tijdgebonden afspraken met zorgaanbieders
zou moeten maken over het bereiken van verbeteringen in de aanpak van de wachttijden
en de voortgang hiervan goed moet monitoren. Uit de Monitor Contractering ggz van
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) blijkt dat een groot deel van het veld bij de
contractering voor 2020 nog (steeds) geen afspraken rondom wachttijdreductie heeft
gemaakt. Wat zijn hiervan de consequenties en hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor
dat deze afspraken wel bij de contractering voor 2021 gemaakt zijn, zo vragen genoemde
leden.
Alle zorgverzekeraars hebben in het eerste kwartaal van 2020 bij de NZa een verbeterplan
ingediend, waarin ze aangeven hoe ze de resterende verbeterpunten naar aanleiding
van de controlebezoeken van de NZa aanpakken, zo constateren de leden van de VVD-fractie.
Deze plannen worden beoordeeld door de NZa en de bevindingen worden in de zomer teruggekoppeld.
Genoemde leden vragen wat de stand van zaken hiervan is. Tevens vragen zij hoe de
NZa de vinger aan de pols houdt wanneer de verbeterplannen uitgewerkt worden door
de zorgverzekeraars.
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit het bestuurlijk overleg concrete aanknopingspunten
zijn voortgekomen die daadwerkelijk zouden kunnen resulteren in een doorbraak in de
aanpak van de wachttijden. Waarom is de Staatssecretaris nu van mening dat de aanknopingspunten
tot concrete resultaten zullen leiden en wat is daarin het verschil met de situatie
daaraan voorafgaand, toen dit nog niet het geval was, zo vragen deze leden. Wanneer
is volgens de Staatssecretaris sprake van een doorbraak?
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe de genoemde aanknopingspunten (een
sluitende keten van verwijzing en/of zorgbemiddeling, transparantie over het aantal
(uniek) wachtenden, extra inzet op de acht regio’s met de meest forse wachttijdproblematiek
via zogenoemde versnellers, focus op specifieke doelgroepen en op vormgeving van regionale
doorzettingsmacht voor mensen die tussen wal en schip vallen) een bijdrage leveren
aan het oplossen van de voornaamste knelpunten in de ggz zoals genoemd in het rapport
van de Algemene Rekenkamer. De in dit rapport genoemde knelpunten betreffen: verkeerde
financiële prikkels, te weinig capaciteit in instellingen en moeizame uitstroom uit
de ggz. Kan de Staatssecretaris nader toelichten hoe de aanknopingspunten ertoe bijdragen
om genoemde knelpunten op te lossen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris dat de NZa en
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de komende periode onder andere actief zijn
in de regio’s met hardnekkige wachttijdproblemen. Kan de Staatssecretaris toelichten
hoe genoemde leden deze bijdrage moeten zien in relatie tot de normale werkzaamheden
van NZa en IGJ? Zijn de NZa en IGJ op een andere manier actief in deze regio’s? Zo
ja, hoe dan? Zo nee, hoe moeten deze leden deze passage dan lezen? Tevens vragen deze
leden welke prestatieafspraken er door de Staatssecretaris zijn gemaakt en wat de
eventuele consequenties zijn bij het niet nakomen van deze afspraken.
De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat de coronacrisis van invloed
is op de aanpak van de wachttijden. Deze leden vragen daarom in hoeverre deze crisis
en de maatrelen daaromtrent effect hebben gehad op de wachtlijsten tot nu toe. Wat
heeft de coronacrisis met de vraag naar geestelijke gezondheidszorg gedaan? Is er
mogelijk sprake van een verdampte zorgvraag? Zo ja, kan de Staatssecretaris duiding
geven van de oorzaken van de verdamping en daarbij aangeven welke lessen hieruit getrokken
kunnen worden?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat alle ingezette initiatieven nog niet hebben geleid tot het terugdringen
van de wachttijden in de specialistische ggz. Genoemde leden betreuren deze conclusie.
Deze leden hopen dat het recent opgestelde Plan van aanpak toegankelijkheid en beschikbaarheid
hoogcomplexe ggz 2 alsnog het gewenste effect zal hebben. Mensen die zorg nodig hebben, moeten deze
zorg immers (zo snel mogelijk) krijgen. Het is goed dat hier direct actie op wordt
ondernomen. De leden van de SP-fractie hopen dat de conclusies en aanbevelingen uit
het rapport van de Algemene Rekenkamer een centrale plaats krijgen in de uiteindelijke
uitvoering van het plan van aanpak. Te lange wachtlijsten zorgen immers voor veel
leed, een verergering van problematiek en extra kosten.
De leden van de 50PLUS-fractie zijn van mening dat de brief van 25 juni jl. te weinig urgentie uitstraalt. Wanneer
kunnen de mensen die op de wachtlijsten staan concrete resultaten verwachten? Nu lijkt
het alsof er vooral veel gesprekken worden gevoerd, maar dat die nog weinig concreets
opleveren.
c. Rapport «Geen plek voor grote problemen; Aanpak van wachttijden in de specialistische
ggz»
De leden van de VVD-fractie lezen in het onderhavige rapport van de Algemene Rekenkamer dat de Staatssecretaris
het belang van gegevensuitwisseling tussen ggz, zorgverzekeraar en gemeente onderschrijft.
Kan de Staatssecretaris aangeven waar de knelpunten bij gegevensuitwisseling zitten?
Waarom kunnen de gegevens binnen de Jeugdwet wel worden uitgewisseld en binnen de
ggz niet, zo vragen deze leden.
De wachttijden beginnen opnieuw te lopen als na de intake van de patiënt blijkt dat
de zorgaanbieder voor deze patiënt geen geschikt aanbod heeft. Voor de patiënt begint
de wachttijd dan natuurlijk niet opnieuw: die komt elders en/of opnieuw op een wachtlijst
te staan en wacht alleen maar langer. De leden van de VVD-fractie vragen of bekend
is hoeveel van de ongeveer 11.000 patiënten (uit de momentopname van de specialistische
ggz) die langer dan de Treeknorm moesten wachten, ook nog eerst op een verkeerde wachtlijst
hebben gestaan. Wat vindt de Staatssecretaris van deze systematiek? Vindt hij dat
wachttijden op die manier goed inzichtelijk zijn? Daarbij vragen deze leden de Staatssecretaris
ervan vindt dat patiënten dus soms weken op een «verkeerde» wachtlijst staan. Is hij
voornemens hier iets aan te doen en zo ja, wat dan?
De Algemene Rekenkamer concludeert dat sprake is van een beperkte opbouw van de ambulante
zorg. Ook in andere onderzoeken (onder andere van het Trimbos-instituut) wordt op
dit probleem gewezen. De leden van de VVD-fractie vragen dan ook wat de Staatssecretaris
heeft gedaan om de ambulantisering van de ggz te laten slagen en in een juiste verhouding
te laten staan tot de afbouw van het aantal bedden. Kan de Staatssecretaris aangeven
of, en zo ja, hoeveel mensen tussen wal en schip zijn beland bij de afbouw van de
bedden en het onvoldoende inrichten van de ambulante zorg? Genoemde leden vragen wat
de Staatssecretaris doet om deze mogelijke groep mensen weer van de juiste zorg te
voorzien, waarbij hopelijk een lange wachttijd vermeden kan worden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het nog steeds onduidelijk wordt gevonden wat
wordt bedoeld met «regionale doorzettingsmacht», voor het geval dat maatregelen om
wachttijden terug te dringen niet blijken te werken. Kan de Staatssecretaris aangeven
wat zijn invulling is van het begrip «regionale doorzettingsmacht»? Kan hij daarbij
duidelijk schetsen waaruit deze doorzettingsmacht blijkt, welke afspraken hierover
gemaakt zijn, en hoe deze af te dwingen zijn? Kan hij daarbij tevens aangeven welke
consequenties het heeft indien deze afspraken niet worden nagekomen?
De Landelijke stuurgroep wachttijden ggz heeft een gespreksleidraad ontwikkeld die
verzekeraars en zorgaanbieders moest helpen om contractafspraken te maken over het
terugdringen van de wachttijden, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Uit de Monitor
contractering ggz van de NZa bleek dat deze leidraad nog niet bij alle verzekeraars
en zorgaanbieders bekend en gebruikt is. Genoemde leden vragen welke maatregelen genomen
worden om deze leidraad bij de volgende inkoopronde leidend te laten zijn bij de onderhandelingen
van elke zorgverzekeraar, mede in het licht van de gemaakte afspraken tussen partijen
en de consequenties van het niet nakomen van deze afspraken.
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport dat de Algemene Rekenkamer concludeert
dat het zeer onzeker is of de huidige aanpak van wachttijden in de specialistische
ggz voldoende remedie biedt voor de oplossing van de voornaamste knelpunten: verkeerde
financiële prikkels, te weinig capaciteit in instellingen en moeizame uitstroom uit
de specialistische ggz. Hoe reflecteert de Staatssecretaris op deze conclusie, zo
vragen zij tot slot.
De leden van de CDA-fractie vinden de uitkomsten van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer verontrustend.
Hoe beoordeelt de staatsecretaris dit? Deze leden vragen om een uitgebreide reactie
hierop.
De Staatssecretaris kwam in eerste instantie met een kleine groep van ongeveer 300
mensen die te lang op de wachtlijst staan. Nu stelt de Algemene Rekenkamer dat op
dit moment ongeveer 11.000 mensen bij de specialistische ggz op een wachtlijst staan.
Dit vinden de leden van de CDA-fractie een groot verschil. Kan de Staatssecretaris
dit nader duiden? Waarom kan de Algemene Rekenkamer dit aantal wel benoemen?
Het gaat – aldus de Algemene Rekenkamer – om patiënten met een ernstige psychische
aandoening, een combinatie van aandoeningen of een aandoening in combinatie met een
(lichte) verstandelijke beperking. De leden van de CDA-fractie vragen al jaren aandacht
voor het feit dat voor een aantal ernstige psychiatrische aandoeningen de normen voor
de wachtlijsten (Treeknormen) niet gehaald worden. Genoemde leden stellen daarom nogmaals
de vraag aan de Staatssecretaris: blijkt hier niet knip en klaar uit dat voor een
aantal ernstig psychiatrische aandoeningen te weinig aanbod is?
De Algemene Rekenkamer stelt immers als een van de oorzaken dat er een groot capaciteitsprobleem
is bij de geïntegreerde instellingen waarop deze patiënten zijn aangewezen. Dit komt
doordat bedden zijn geschrapt en doordat het voor professionals relatief onaantrekkelijk
is bij deze instellingen te werken. Deze leden kunnen dit niet anders lezen dan dat
het vorige bestuursakkoord voor de patiënten met een complexe zorgvraag nadelig heeft
uitgepakt, lees mensen zijn aan hun lot overgelaten. De bedden afbouw is te snel gegaan.
Voorts stellen de leden van de CDA-fractie een van de andere oorzaken van de geschetste
wachtlijstproblematiek in de ggz-sector aan de orde. De Algemene Rekenkamer stelt
dat door de in de bekostiging ingebouwde financiële prikkels gestimuleerd wordt dat
zorgaanbieders patiënten met een (relatief) lichte zorgvraag eerder helpen dan patiënten
met een zwaardere zorgvraag. Het is ook geen onbekende oorzaak dat financiële prikkels
in het huidige bekostigingssysteem gericht zijn op relatief lichtere zorgvragen. Genoemde
leden vragen wat zorgverzekeraars (zij kopen immers de zorg in) er precies aan doen
om meer complexe zorg in te kopen. Wat hebben zij de afgelopen jaren gedaan om het
zorgaanbod meer bij de zorgvraag te laten aansluiten? Hoe reageert de Staatssecretaris
op de stellingname dat de inzet van zorgverzekeraars er teveel op gericht is geweest
om lichtere zorgvragen in te kopen?
Betreffende het nieuwe bekostigingssysteem in de ggz stelt de Algemene Rekenkamer
dat het onzeker is of een voorgenomen nieuwe bekostigingssystematiek het aantrekkelijker
maakt complexere patiënten te helpen, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De verwachting
van de NZa is namelijk dat de gemiddelde behandelduur per patiënt zal dalen door de
nieuwe bekostigingssystematiek en dat de vrijgekomen tijd zal worden gebruikt voor
nieuwe patiënten. Deze leden vragen waar de argumentatie op gebaseerd is dat het noodzakelijk
en/of goed is om de behandelduur per patiënt te laten dalen. Deze leden zijn van mening
dat dat toch afhankelijk moet zijn van de complexiteit van de stoornis en van de vraag
of de zorgprofessionals de opvatting zijn toegedaan dat iemand met ambulante ondersteuning
of behandeling kan uitstromen. Deze leden vragen of er dan wel ambulante zorg voorhanden
is. Dat is namelijk nu (zie onderstaand) niet goed geregeld.
De leden van de CDA-fractie lezen in het rapport dat de Algemene Rekenkamer vervolgens
stelt dat de uitstroom van patiënten met complexe problematiek na hun behandeling
gebrekkig verloopt waardoor ze behandelplaatsen blijven innemen die vrij zouden moeten
komen voor nieuwe patiënten. Hoe reageert de Staatssecretaris hierop, want de nazorg
en/of geestelijke gezondheidszorg in de wijk is dus niet voldoende om patiënten terug
naar huis te laten gaan om begeleid dan wel zelfstandig te wonen? Op regionaal niveau
zijn er wel initiatieven om de uitstroom te verbeteren, maar de Algemene Rekenkamer
verwacht hier grote verschillen tussen gemeenten. Betreffende het verschil tussen
gemeenten vragen deze leden of de Staatssecretaris uiteen kan zetten hoe de middelen
die hiervoor beschikbaar gesteld zijn nu ingezet worden. Welke concrete verbeterpunten
zijn de laatste jaren gerealiseerd voor deze uitgestroomde groep patiënten?
Genoemde leden vragen of de Staatssecretaris hier een beeld van heeft. Vindt de Staatssecretaris
«grote verschillen in gemeenten» acceptabel? Voorkomen moet immers worden dat dit
een categorie «draaideur patiënten» wordt die in en uit de instelling gaat omdat te
weinig nazorg en/of ggz wijkzorg geboden wordt.
Voorts stelt de Algemene Rekenkamer dat het huidige akkoord ggz nog onvoldoende effect
sorteert. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Staatssecretaris hierop reageert.
Deelt hij het standpunt van de Algemene Rekenkamer? De wachttijdenaanpak wordt vormgegeven
in regionale taskforces die zijn opgericht. Deze taskforces bevinden zich nog voornamelijk
in de planfase en de positie van de Landelijke stuurgroep wachttijden ggz wordt als
onduidelijk ervaren. Herkent de Staatssecretaris dit beeld?
De leden van de CDA-fractie kunnen niet anders dan concluderen dat in de keten van
instroom, behandeling en uitstroom voor complexe ggz-problematiek een hoop moet verbeteren
en dat de geschetste problemen en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer dit duidelijk
onderstrepen. Denkt de Staatssecretaris dat de plannen die er nu liggen of nog met
het veld gemaakt worden voldoende zijn, als dit wordt beoordeeld vanuit de drie – door
de Algemene Rekenkamer – genoemde oorzaken, zo vragen deze leden tenslotte.
Huidige aanpak van de wachttijden
De leden van de D66-fractie lezen dat de Rekenkamer concludeert dat het zeer onzeker is of de huidige aanpak
van wachttijden in de specialistische ggz voldoende remedie biedt voor het oplossen
van de voornaamste knelpunten: verkeerde financiële prikkels, te weinig capaciteit
in instellingen en moeizame uitstroom uit de specialistische ggz. Wat is volgens de
Staatssecretaris de belangrijkste reden dat de afspraken in het bestuurlijk akkoord,
die hier soms aan raken, nog niet in praktijk zijn gebracht? Welke rol en verantwoordelijkheid
heeft de Staatssecretaris hierin?
De leden van de D66-fractie blijven het belang van preventie benadrukken, ook bij
het voorkomen dat complexe ggz nodig is. Tijdens het algemeen overleg GGZ, maatschappelijke
opvang, suïcidepreventie van 8 juni jl. 3 gaf de Staatssecretaris aan in het najaar terug te komen op het onderwerp «preventie
in de ggz», maar deze leden vragen wel al aan de Staatssecretaris wat het aangekondigde
plan van aanpak is van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voor complexe
casuïstiek. Dit plan van aanpak, waarin men voornemens was aan te sluiten bij de plannen
van Zorgverzekeraars Nederland en de Nederlandse ggz, zou uiterlijk 1 juli jl. worden
gepubliceerd. Indien dit plan nog niet gereed is, wanneer zal dit wel gereed zijn?
Inzichten in de wachttijden
De leden van de D66-fractie constateren uit het rapport van de Algemene Rekenkamer
dat het overgrote deel van de mensen binnen de ggz wel op tijd wordt geholpen, maar
dat nog ongeveer 11.000 mensen te lang op een wachtlijst staan bij de specialistische
ggz. Wat is het verschil tussen deze conclusie en de conclusie van de Staatssecretaris
dat 300 patiënten in de specialistische ggz te lang moeten wachten? Onderschrijft
de Staatssecretaris de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat de cijfers voor de
wachttijden in de ggz gebrekkig zijn? Voorts vragen deze leden of de Staatssecretaris
het met hen eens is dat goed inzicht in de cijfers over de wachttijden een randvoorwaarde
is, of eigenlijk de basis moet zijn, om goede coördinatie en spreiding van patiënten
te bewerkstelligen. Klopt het dat dit noodzakelijk is om goed inzicht te hebben hoe
groot het probleem écht is en waar specifieke knelpunten zitten? De leden van de D66-fractie
vragen hoe patiënten en zorgverzekeraars kunnen weten waar de patiënten met hun specifieke
situatie sneller geholpen kunnen worden als dit inzicht ontbreekt. Kan de Staatssecretaris
een overzicht geven bij hoeveel procent van de aanbieders op de website www.kiezenindeggz.nl de cijfers compleet zijn? Hoeveel procent van deze cijfers is incompleet, niet actueel
of ontbreekt volledig? Kan de Staatssecretaris hier een overzicht van geven? Kan de
Staatssecretaris toezeggen om samen met de partijen uit de landelijke stuurgroep een
separaat plan van aanpak te maken ten behoeve van betere inzichten in de wachttijden,
zodat een betere data-infrastructuur ontstaat en cijfers bruikbaar en actueel zijn?
Rol Nederlandse Zorgautoriteit
De leden van de D66-fractie constateren dat de NZa de taak heeft om toezicht te houden
op de toegankelijkheid van zorg, zowel richting zorgverzekeraars als zorgaanbieders.
In het schriftelijk overleg van 5 juni jl. geeft de Staatssecretaris op vragen van
deze leden aan dat «het aan de zorgaanbieders is om patiënten proactief te wijzen
op de mogelijkheden van zorgbemiddeling door de zorgverzekeraar» en dat «het bij een
lange wachttijd doorverwijzen van een patiënt naar een andere aanbieder is nog geen
staande praktijk is».4 Welke mogelijkheden heeft de NZa om hierop toe te zien? Wordt bij dit toezicht gebruik
gemaakt van goede praktijkvoorbeelden die daarmee richtinggevend kunnen zijn? De NZa
publiceert rapporten over de stand van zaken van de wachttijden maar welke (ultieme)
handhavingsmogelijkheden heeft de NZa richting zorgaanbieders en zorgverzekeraars
met betrekking tot de wachttijden in de zorg? Wordt hier gebruik van gemaakt?
Prikkels en goed werkgeverschap
De leden van de D66-fractie lezen in het rapport van de Algemene Rekenkamer dat er
zorgaanbieders zijn «die de krenten uit de pap» selecteren. Dit zijn vooral patiënten
met een lichte zorgvraag. Deze selectie is vooral zichtbaar bij vrijgevestigde professionals
in de ggz. Kan de Staatssecretaris deze stelling van de Algemene Rekenkamer kwantificeren?
Met andere woorden, hoeveel patiënten worden bijvoorbeeld geweigerd bij zorgaanbieders?
Hoeveel aanbieders halen «deze krenten uit de pap»? Hoeveel professionals, zowel psychologen
als psychiaters, werken momenteel in Nederland in loondienst bij een ggz-instelling
en hoeveel werken als vrijgevestigde? Welke maatregelen heeft de Staatssecretaris
tot nu toe ondernomen om het werken in een geïntegreerde instelling aantrekkelijker
te maken? Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie hoe de Staatssecretaris reageert
op de conclusie in het voorliggende rapport dat extra regeldruk een reden is voor
professionals om het werk in dergelijke instellingen te mijden. Tenslotte vragen deze
leden aan de Staatssecretaris te reageren op het feit dat de deelnemers aan de landelijke
stuurgroep stellen dat van de diverse initiatieven om de administratieve lasten terug
te dringen nog niets terechtgekomen is.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de conclusies van de Algemene Rekenkamer voor de Staatssecretaris aanleiding
zijn om nog in deze regeerperiode de nodige wettelijke aanpassingen voor te bereiden
om tot een stelsel te komen waarbij de regie meer komt te liggen bij de overheid.
De Algemene Rekenkamer concludeert dat sprake is van een groot capaciteitsprobleem
én dat akkoorden met partijen uit het veld niet de effecten sorteren zoals deze door
de Staatssecretaris zijn beoogd. Wat vindt de Staatssecretaris van de conclusie dat
het sluiten van akkoorden niet het gewenste resultaat oplevert? De Algemene Rekenkamer
concludeert eveneens dat de bekostigingssystematiek perverse prikkels in de hand werkt
en op de schop moet. Wanneer wordt een nieuwe bekostigingssystematiek geïntroduceerd?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris opheldering te geven
over het aantal «complexe» patiënten dat op een wachtlijst staat. Eerder stuurde de
Staatssecretaris een plan van aanpak5 naar de Kamer om de wachtlijsten van circa 300 complexe patiënten op te lossen, terwijl
de Algemene Rekenkamer concludeert dat deze groep veel groter is. Het zou gaan om
circa 11.000 patiënten. Waar is voornoemd getal van circa 300 patiënten op gebaseerd?
Waarom is een plan van aanpak gemaakt voor een dergelijke kleine groep terwijl de
problematiek veel grootschaliger is? Wat is de Staatssecretaris van plan te ondernemen
om alsnog te voorkomen dat schijnmaatregelen worden genomen en schijnbeleid ontstaat
waar de circa 11.000 patiënten niets aan hebben? Heeft de staatsecretaris eerder signalen
ontvangen dat de groep complexe patiënten groter is dan 300 personen en zo ja, waarom
is de Staatssecretaris toch akkoord gegaan met voornoemd plan?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Algemene Rekenkamer zeven aanbevelingen
geeft om de geestelijke gezondheidszorg weer op de rit te krijgen binnen het huidige
stelsel. Kan de Staatssecretaris in een brief aan de Kamer op alle zeven aanbevelingen
puntsgewijs uitgebreid ingaan?
De leden van de GroenLinks-fractie geven aan dat in het huidige stelsel de NZa er
als marktmeester verantwoordelijk voor is dat de juiste zorg geleverd wordt. De NZa
heeft een regulerende en toezichthoudende functie en verricht onderzoek. Is de Staatssecretaris
van mening dat de NZa haar taak voortreffelijk vervult, uitstekend het veld overziet
en tijdig intervenieert? Zo ja, hoe vaak heeft de NZa opgetreden bij conflicten tussen
zorgverzekeraars en zorgaanbieders in de ggz? Welke taak zou de NZa volgens de Staatssecretaris
moeten hebben wanneer zorgaanbieders voor het einde van het jaar hun «omzetplafonds»
hebben bereikt?
De leden van de GroenLinks-fractie horen van zorgverleners dat het huidige zorgstelsel
voor ggz-instellingen veel te ingewikkeld is geworden. Is de Staatssecretaris van
mening dat een volgend kabinet het complexe stelsel onder handen zou moeten nemen?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het zorgelijk dat de capaciteit van klinische
bedden in ggz-instellingen rap zijn afgebouwd, maar dat er geen ambulante zorg is
bijgekomen. Sterker, de Algemene Rekenkamer concludeert dat sprake is van een daling
van intensieve Diagnose-behandelcombinaties (DBC’s) «zonder verblijf». Hoe is dit
mogelijk? Hoeveel ging in 2012 naar ambulante zorg gerelateerd aan de ggz en hoeveel
was dat in 2019? Is de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat dit problematisch
is en dat de Kamer hier meer inzicht in moet krijgen?
De Algemene Rekenkamer concludeert dat de uitstroom te wensen overlaat bij «complexe»
patiënten. Dat zou mede veroorzaakt worden, zo stelt adviesbureau KPMG, doordat begeleiding
uit het sociaal domein ontbreekt. Hierdoor blijven «patiënten langer dan medisch noodzakelijk
in behandeling». Deelt de Staatssecretaris de opvatting van de GroenLinks-fractie
dat dit problematisch is? Wat gaat de Staatssecretaris concreet ondernemen om dit
beter op elkaar te laten aansluiten?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen, tot slot, dat er regionale taskforces zijn
ingesteld om de wachtlijsten terug te dringen. Dit blijkt geen onverminderd succes,
zo stelt de Algemene Rekenkamer. Regio’s waarover de taskforces gaan, sluiten bijvoorbeeld
dikwijls niet aan bij de regio’s waarin de betrokken partijen werkzaam zijn. Ook is
deelname vrijwillig, zijn deelnemers niet representatief voor de regio én ontbreekt
de overheid aan deze tafel. Is de Staatssecretaris van mening dat er een einde moet
komen aan deze vrijblijvendheid? Wat vindt de Staatssecretaris van het idee om een
afgevaardigde van het ministerie met doorzettingsmacht deel te laten nemen in alle
taskforces in het geval de zorgverzekeraars er niet uitkomen met de zorgaanbieders?
De leden van de SP-fractie menen dat de conclusies in het rapport van de Algemene Rekenkamer duidelijk zijn,
het gaat niet goed met de aanpak van wachtlijsten in de ggz. We moeten ons daarbij
blijven realiseren dat achter alle aantallen, individuen schuilgaan die deze geestelijke
gezondheidszorg dringend nodig hebben.
De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in het rapport «Geen plek voor grote problemen:
aanpak van wachttijden in de specialistische GGZ» worden meegenomen in het te maken
plan van aanpak. Dat vinden de leden van de SP-fractie zeer essentieel. De Algemene
Rekenkamer berekende immers dat 11.000 patiënten met ernstige psychische aandoeningen
vier maanden of langer wachten op een behandeling. Een schatting die 40 keer (!) hoger
ligt dan de eerdere inschatting van de Staatssecretaris. Hoe wordt dit grote verschil
verklaart, zo vragen genoemde leden. Wordt in het nieuwe plan van aanpak uitgegaan
van het aantal van 11.000 patiënten met ernstige psychische aandoeningen?
Een andere conclusie die de Algemene Rekenkamer trekt is dat hoe complexer de problematiek
is, hoe langer de wachttijd. Ook deze conclusie is voor de leden van de SP-fractie
geen verrassing. Deze leden betreuren het wel dat hier geen positieve ontwikkeling
te zien is. Welke aanvullende acties worden ondernomen om mensen met een complexere
problematiek een aantrekkelijkere doelgroep voor de geestelijke gezondheidszorg te
maken?
De coronacrisis heeft ook veel invloed gehad op de (wachtlijsten in de) ggz. De leden
van de SP-fractie achten het dan ook van belang dat inmiddels een akkoord is gesloten
tussen Zorgverzekeraars Nederland en ggz-instellingen. Wel vragen genoemde leden of
de Staatssecretaris een vergelijking kan geven tussen de getroffen regeling voor ggz-instellingen
met een opzet boven de 10 miljoen euro en de regeling die is getroffen voor kleinere
zorgverleners. De zorgverzekeraars proberen via de Regeling continuïteitsbijdrage
de wachtlijstaanpak te stimuleren. Ze willen dat ggz-instellingen zo snel mogelijk
weer op 100 procent capaciteit proberen te behandelen en stimuleren dat door bij meer
uitval dan die 3,5 procent, de uitgevallen behandelingen in de tweede helft van dit
jaar maar voor 85 procent te vergoeden in plaats van voor 94 procent. Genoemde leden
zijn er eveneens voorstander van dat uitval zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat
de wachtlijsten worden aangepakt, maar vragen wel waarom een financiële straf hiervoor
de oplossing zou zijn. Zou het niet beter werken om een financiële beloning te geven
als ze de doelstellingen halen?
2.3 Verschillen in het ggz-aanbod
In het voorliggende rapport wordt aangegeven dat het aantal patiënten in de specialistische
ggz met een zware zorgvraag sinds 2013 is afgenomen. De leden van de SP-fractie vragen
of kan worden toegelicht wat de oorzaak hiervan is. Is sprake van een daadwerkelijke
afname van de vraag naar specialistische ggz of is het aantal mensen dat dergelijke
zware zorg kreeg gedaald omdat het aanbod van deze zorg is afgenomen?
3.1 Doorstroming en «treeknorm»
De leden van de SP-fractie vragen of in het plan van aanpak waaraan gewerkt wordt
ook de groep meegenomen wordt die bij de intake door een zorginstelling is afgewezen
en die op zoek moet naar een andere zorginstelling. Hoe vaak komt dit voor? Waarom
begint de wachttijd opnieuw te lopen als na de intake blijkt dat de zorgaanbieder
voor de patiënt geen geschikt aanbod heeft? Vertekent dit niet het beeld van de wachttijden
in de ggz ontzettend?
4.1.1 Bekostigingssystematiek
De Algemene Rekenkamer concludeert dat er in de specialistische geestelijke gezondheidszorg
een aantal knelpunten bestaat, onder andere verkeerde financiële prikkels die zorgaanbieders
stimuleren patiënten met een (relatief) lichte zorgvraag eerder te helpen dan patiënten
met een zwaardere zorgvraag. De leden van de SP-fractie waarschuwen al jaren voor
deze effecten. Klopt de opmerking van de Algemene Rekenkamer dat het onzeker is of
de voorgenomen bekostigingssystematiek het aantrekkelijker maakt complexere patiënten
te helpen? Hoe kan het dat de NZa heeft gemeld dat deze voorgenomen bekostigingssystematiek
echt tot verbetering leidt terwijl de Algemene Rekenkamer hierover onzeker is? Waarom
zijn deze standpunten verschillend? Genoemde leden vragen of de opmerkingen van de
Algemene Rekenkamer aanleiding zijn om de voorgenomen bekostigingssystematiek te wijzigen.
Zo ja, hoe wordt deze bekostigingssystematiek gewijzigd? Hoe kan voorkomen worden
dat aanbieders de zogenaamde «krenten uit de pap» blijven halen, zo vragen de leden
van de SP-fractie.
4.1.2 Individuele omzetplafonds
De Algemene Rekenkamer benoemt als opvallend fenomeen in de ggz dat sprake is van
onderbesteding, ondanks dat er wachtlijsten zijn. De leden van de SP-fractie hebben
dit vreemde fenomeen al vele malen benoemd en vinden dit onwenselijk. Op welke wijze
wordt bevorderd dat hier zo snel mogelijk een einde aan komt? Hoe wordt ervoor gezorgd
dat iedereen de benodigde zorg krijgt? Kan uitgebreid ingegaan worden op de wenselijkheid
van het bestaan van omzetplafonds in de ggz überhaupt? Hoe kan worden voorkomen dat
de omzetplafonds bijdragen aan het feit dat het voor zorgaanbieders aantrekkelijker
is om patiënten met een lichte zorgvraag te helpen? Voorts vragen genoemde leden waarom
er niet voor wordt gekozen de omzetplafonds in de ggz te schrappen. Vindt de Staatssecretaris
het een logische keuze van de NZa om zich eerst te richten op een goede informatievoorziening
aan verzekerden over de consequenties van omzetplafonds bij de keuze voor een polis?
Wat is zijn reactie op de opmerking van de Algemene Rekenkamer dat «het hun raadzaam
lijkt dat het parlement beziet of de verwachting realistisch is dat verzekerden bij
het afsluiten van een polis rekening kunnen houden met deze budgetplafonds, en dat
zij zich daarom afvragen of deze inzet van de NZa wel betekenisvol bijdraagt aan het
wegnemen van het gesignaleerde knelpunt dat verzekerden niet tijdig de zorg krijgen
waar ze recht op hebben»? De leden van de SP-fractie verwachten een uitgebreide toelichting
op het bovenstaande.
4.2.1 Beperkte opbouw ambulante zorg
Een andere belangrijke oorzaak van de wachtlijsten is het feit dat er te weinig capaciteit
is in (geïntegreerde) ggz-instellingen. De afgelopen jaren is het aantal bedden in
klinische instellingen afgebouwd, tegelijkertijd is de ambulante zorg onvoldoende
toegenomen. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de afbouw van bedden veel
te snel is gegaan en dat het belang van de patiënt daarbij onvoldoende in ogenschouw
is genomen. Genoemde leden menen daarbij dat de waarschuwingen, die vele malen door
deze leden zijn geuit, in de wind zijn geslagen. Deelt de Staatssecretaris deze opvatting?
Hoe wordt ervoor gezorgd dat op korte termijn voldoende (en het juiste) aanbod beschikbaar
is? Uit het rapport van de Algemene Rekenkamer komt naar voren dat betrokkenen vraagtekens
zetten bij de ambulantisering van de specialistische ggz. De leden van de SP-fractie
vragen de Staatssecretaris of hij dit herkent en deelt. Zo ja, is een toename van
het aantal bedden en een zeer sterke intensivering van de ambulante zorg gepland?
Hoe kan het dat de opbouw van specialistische ggz buiten de muren van de instellingen
niet landelijk wordt opgepakt?
4.2.2 Personeelsgebrek
Het verbaast de leden van de SP-fractie niet dat sprake is van een braindrain uit grote ggz-instellingen, gezien de voordelen die het zzp’er-schap in de ggz momenteel
heeft. Toch willen deze leden hierbij nogmaals pleiten voor een stevige inzet op het
behoud en het werven van personeel in deze instellingen. Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd
over de afspraken die de partijen in het hoofdlijnenakkoord maken specifiek op het
punt om het personeelstekort in de specialistische ggz een halt toe te roepen? Welke
concrete verwachting heeft de Staatssecretaris ten aanzien van deze plannen? Hoe wordt
voorkomen dat extra personeel dat wordt geworven in de specialistische ggz er uiteindelijk
toch voor kiest om vrijgevestigd te gaan werken? Welke verwachting heeft de Staatssecretaris
inzake de personeelsbehoefte voor de komende jaren en hoe wordt eraan gewerkt om hieraan
tegemoet te komen?
4.3 Moeizame afschaling
De leden van de SP-fractie lezen voorts in het rapport dat de moeizame uitstroom uit
de ggz een ander knelpunt is dat bijdraagt aan de te lange wachtlijsten. Ook dit punt
is natuurlijk al langer bekend, maar daarmee niet minder ernstig. Wat is de reactie
van de Staatssecretaris op de huiver bij professionals voor het afschalen van zorg,
omdat het door de wachtlijsten moeilijk blijkt te zijn de zorg weer op het oude niveau
te krijgen wanneer klachten bij patiënten terugkeren? Kan de Staatssecretaris aangeven
hoe vaak het voorkomt dat iemand opnieuw zorg nodig heeft door het terugkeren van
de problemen, maar dat de persoon dan weer op de wachtlijst terechtkomt? Hoe wordt
dit voorkomen, zo vragen de leden van de SP-fractie. Dit leidt er immers toe dat zorg
niet afgeschaald wordt en dat problemen erger worden? Het leidt immers ook tot hogere
kosten, zo merken genoemde leden op. Hoe kan een meer langetermijndenken hierbij gestimuleerd
worden, waarbij deze leden zich realiseren dat dit geen eenvoudige opdracht is?
De leden van de SP-fractie pleiten ervoor dat eindelijk een einde komt aan het hokjes
denken in de geestelijke gezondheidszorg. Hoe kan dit voor eens en voor altijd gestopt
worden? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat budgetten uit verschillende domeinen samengevoegd
worden? Hoe kan dit gestimuleerd worden?
5.1 Algemeen beleid
De afspraak was dat uiterlijk op 1 juli 2018 alle wachttijden binnen de ggz binnen
de Treeknormen zouden vallen. De leden van de SP-fractie constateren dat het op dit
moment, twee jaar later, duidelijk is dat dit nog steeds niet het geval is. Volgens
de Staatssecretaris ligt de oplossing «in de regio» en zou een regionale doorzettingsmacht
ingevoerd moeten worden. Wat houdt deze «regionale doorzettingsmacht» nu precies in,
zo vragen deze leden. Hoe kan het dat hier al een aantal jaar over wordt gesproken,
maar dat het nog steeds niet duidelijk is wat hier precies onder verstaan wordt?
5.2 Regionale taskforces en 5.3 Landelijke stuurgroep
De Algemene Rekenkamer concludeert dat de regionale taskforces die zijn opgericht
zich voornamelijk nog in de planfase bevinden en dat de positie van de Landelijke
stuurgroep wachttijden ggz als onduidelijk wordt ervaren. De leden van de SP-fractie
vragen om een reactie op deze conclusies. Wat is de planning met betrekking tot de
rol van de regionale taskforces? Hoe wordt de rol van de landelijke stuurgroep verduidelijkt?
Daarnaast vragen deze leden of de conclusies van de Algemene Rekenkamer aanleiding
zijn voor een verandering bij (een van) beide groepen.
De leden van de SP-fractie lezen in het rapport dat een van de problemen hierbij is
dat de taskforces geografisch niet overeenkomen met de regio’s waarin betrokken partijen
werkzaam zijn. Genoemde leden vragen waarom hiervoor is gekozen. Zij vragen of hiervoor
een oplossing voorzien is. Hoe wordt bevorderd dat alle belanghebbenden hierbij betrokken
worden, dat huisartsen in staat worden gesteld om bij de taskforces aan te sluiten
en dat betrokken zorgverzekeraars namens alle zorgverzekeraars kunnen spreken?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat de optie van de gemeenschappelijke wachtlijst
meegenomen wordt in de verkenning van de landelijke stuurgroep die aan het einde van
dit jaar afgerond moet zijn. Op welke wijze wordt de Autoriteit Persoonsgegevens betrokken
bij de analyse van concurrentieoverwegingen, die al dan niet in de weg staan bij het
voeren van een gezamenlijke wachtlijst? Is de Staatssecretaris bereid de Autoriteit
Persoonsgegevens opdracht te geven om op dit punt met een duidelijk standpunt te komen?
Daarnaast ontvangen deze leden graag een duidelijke analyse met betrekking tot de
privacywetgeving. In hoeverre en in welke situatie mogen ggz-instellingen en gemeenten
(welke) patiëntgegevens uitwisselen? De leden van de SP-fractie vragen om een uitgebreide
reflectie op de invloed ter zake van de mededingingswetgeving en de privacywetgeving.
De leden van de SP-fractie vragen of de oproep van de stuurgroep om te komen met landelijke
voorwaarden die nodig zijn om wachtlijsten op te lossen gehoor krijgt. Zo nee, waarom
niet?
5.4.1 Landelijke aanpak
Binnenkort verschijnt de contourennota. De leden van de SP-fractie willen de garantie
dat in deze nota ook aandacht is voor de (lange) wachttijden in de zorg.
De leden van de SP-fractie achten het antwoord van de Staatssecretaris heeft gegeven
op het onderhavige rapport, namelijk dat de NZa toeziet op de naleving van de zorgplicht
inzake de problemen met omzetplafonds in dit kader onvoldoende als het gaat om deze
belangrijke kwestie. Waarom is het niet duidelijk in hoeverre de toezichthouder de
zorgplicht juridisch kan afdwingen met een opgelegde verhoging van een omzetplafond?
Betekent dit dat geen enkele partij dit kan afdwingen?
5.7 Effecten van de aanpak
De leden van de SP-fractie kunnen bij deze paragraaf enkel concluderen dat het gesloten
bestuurlijk akkoord nog niet veel heeft opgeleverd. Genoemde leden vragen dan ook
op welke wijze hier een slinger aan gegeven kan worden. Deelt de Staatssecretaris
de conclusie van deze leden dat het concept van zorgbemiddeling voor deze specifieke
doelgroep eigenlijk geen toegevoegde waarde heeft?
6.2 Aanbevelingen
De Algemene Rekenkamer doet in haar rapport een aantal aanbevelingen. De leden van
de SP-fractie vragen de Staatssecretaris om per aanbeveling aan te geven of deze wordt
overgenomen (en zo ja, hoe) of niet, met daarbij een onderbouwing van de gemaakte
keuzes. In het rapport wordt aangegeven dat er verschillende wetgevingsinitiatieven
zijn die betrekking hebben op de uitwisseling van gegevens. Tenslotte ontvangen deze
leden graag een volledig overzicht van deze initiatieven met daarbij aangegeven wat
de stand van zaken van de wetgevingstrajecten is en daarbij tevens aangegeven wanneer
de wetsvoorstellen naar verwachting bij de Kamer worden ingediend.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om per januari 2021 de bekostiging van de
ggz aan te pakken, zodat het aantrekkelijker wordt voor zorgaanbieders ook hulp te
bieden aan mensen die hoogcomplexe zorg nodig hebben. Genoemde leden vragen of het
een mogelijkheid is om geld te oormerken voor het behandelen van mensen die hoogcomplexe
zorg nodig hebben. Zo nee, waarom niet?
d. Overig
Psychodiagnostisch werkenden
De leden van de VVD-fractie hebben (herhaalde malen) aandacht gevraagd voor de psychodiagnostisch werkenden (PDW).
Er heeft terugkoppeling plaatsgevonden van het gesprek op 10 juni jl. met de Vereniging
van Psychodiagnostisch Werkenden (VVP) richting de Kamer.6 Deze leden danken de Staatssecretaris hiervoor. Deze terugkoppeling geeft een positieve
indruk om de PDW daadwerkelijk op de goede plek, zelfstandig en passend binnen de
kostensystematiek, in de keten in te zetten om goede diagnoses te stellen. Genoemde
leden zijn benieuwd naar een tussenstand van zaken ten aanzien van dit dossier, teneinde
verder tegemoet te komen aan «de juiste zorg, op de juiste plek», voor een beroepsgroep
die in staat is een bijdrage te leveren aan het terugdringen van de wachttijden. Voorts
vragen de leden van de VVD-fractie of, na beantwoording van dit schriftelijk overleg,
de Kamer voorafgaand aan het algemeen overleg over de GGZ dat in het najaar zal worden
gepland, de Kamer door middel van een brief van de Staatssecretaris op de hoogte gesteld
kan worden van de voortgang.
De leden van de VVD-fractie vragen of er al helderheid is over de uitkomsten van de
veldafspraak voor het Zorgprestatiemodel 2022. Als daar inderdaad uit komt dat de
PDW een tijdschrijvend beroep moet worden omdat diagnostiek van groot belang is voor
het leveren van de juiste zorg, is de Staatssecretaris dan bereid deze veldnorm over
te nemen en zo spoedig mogelijk om te zetten in beleid?
In genoemde brief van 1 juli jl. staat dat de VVP aangeeft dat instellingen geen gebruik
maken van het experiment voor beroepen die nu geen tijd kunnen schrijven, maar die
wel kunnen bijdragen aan het verkorten van wachttijden in de ggz. De leden van de
VVD-fractie vragen of de andere beroepsgroepen waarvoor het experiment bedoeld was
(onder andere hbo-psychologen) dezelfde ervaringen hebben met het experiment. Hoe
beoordeelt de Staatssecretaris de effectiviteit van het experiment? Wanneer ontvangt
de Kamer de uitkomsten van de evaluatie die in de brief van 1 juli wordt aangekondigd?
Physician assistants
Vervolgens vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor de positie van de physician
assistants in de ggz. Physician assistants (PA’s) zijn ruim 15 jaar geleden door de
toenmalige Minister van VWS (mevrouw Borst) geïntroduceerd in Nederland om de zorg
toegankelijker en doelmatiger te maken. PA’s worden opgeleid en ingezet in het kader
van taakherschikking. De opname van het beroep in de Wet op de Beroepen in de Individuele
Gezondheidszorg (Wet BIG) is een goede ontwikkeling in de verankering en positionering
van het beroep in Nederland. Helaas blijft de verankering van de positie van de PA
als zelfstandige behandelaar in de ggz daarop achter, ondanks herhaaldelijk aandringen,
onder andere in debatten.
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris naar de stand van zaken, naar
aanleiding van de vragen in een debat in 2018 naar de praktische oplossingen die bedacht
zouden worden om PA’s snel en effectief in te kunnen zetten om onder andere de veel
te lange wachttijden tegen te gaan.
Destijds heeft de Staatssecretaris aangegeven dat dat via experimenteerruimte kan.
Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat de ggz-sector
bol staat van de experimenten, maar dat maar weinig experimenten omgezet worden in
structureel beleid en uitvoering, teneinde definitieve oplossingen te bieden voor
de problematiek van onder andere de wachtlijsten?
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij tegemoet wil komen aan de wil van de beroepsgroep
van de PA’s om van meerwaarde te kunnen zijn, ook voor de ggz-sector, daar waar zij
dit al veelvuldig bewezen hebben in de curatieve sector? De leden van de VVD-fractie
vragen voorts of de Staatssecretaris hun mening deelt dat de wachttijdenproblematiek
nu vraagt om snelle en praktische oplossingen, die met het inzetten van PA’s in de
sector bereikt kan worden. Is de Staatssecretaris bereid het overleg op te pakken
met de Nederlandse Associatie Psysician Assistants (NAPA), de beroepsorganisatie achter
de PA’s, en deze mogelijkheid (de inzet van PA’s in de ggz) te verzilveren?
Actualiteit
De leden van de VVD-fractie geven aan dat recent in het nieuws een bericht is verschenen
dat de wachttijden in de ggz verdampen, door een aanpak die zorgverzekeraar VGZ heeft
ingezet. Kan de Staatssecretaris aangeven wat het verschil is tussen deze aanpak,
waarbij de wachttijden verdampen, en de eerdere aanpak waar dat niet lukte, zo vragen
genoemde leden. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zijn visie is op de aanpak van
VGZ? Kan de Staatssecretaris aangeven wat hij zal doen om dit experiment breed in
de sector structureel in te bedden, indien dit tot tevredenheid leidt in de totale
aanpak van de wachttijden? Tenslotte vragen deze leden welke concrete stappen de Staatssecretaris
neemt om andere zorgverzekeraars hier ook toe aan te zetten, teneinde de patiënten
in de ggz eindelijk een behandeling te laten krijgen die past binnen de afgesproken
Treeknormen.
Psychodiagnostisch werkenden
De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van een schriftelijk overleg over de Psychodiagnostisch werkenden
(PDW) dat er nog geen aanvragen zijn ingediend voor deelname aan het experiment waarin
de PDW de mogelijkheid wordt geboden om declarabele uren te laten schrijven.7 Dat is erg teleurstellend. Welke stappen gaat de Staatssecretaris actief ondernemen
om het aantal deelnemers te doen stijgen? Wat is de voornaamste reden dat er nog geen
gebruik van wordt gemaakt? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat het
juist nu van belang is dit experiment uit te voeren? Tenslotte vragen deze leden wat
het resultaat is van de gesprekken die de Staatssecretaris deze zomer met partijen
heeft gevoerd over dit bekostigingsexperiment.
De leden van de 50PLUS-fractie attenderen erop dat in het algemeen overleg GGZ, maatschappelijke opvang, suïcidepreventie
van 8 juni jl.8 onder andere het lid van deze fractie het onderzoek van GGNet betreffende herdiagnostisering
bij patiënten aan de orde heeft gesteld. De Staatssecretaris gaf in dat overleg aan
dat hij de sector aanspoort om een voorbeeld te nemen aan GGNet. Deze leden vragen
hoe de Staatssecretaris er in de toekomst voor zorgt dat dit initiatief en andere
goede initiatieven goed worden verspreid onder aanbieders en dat die dit ook oppakken.
Welke rol ziet hij hierbij voor de toezichthouders in de probleemregio’s?
II. Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.