Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Moorlag over vechthonden uit dierenasielen
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over vechthonden uit dierenasielen (ingezonden 22 juni 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 17 juli
            2020)
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Dierenasiels sluizen gevaarlijke vechthonden naar nieuwe eigenaren»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Is het waar dat meer dan de helft van de hondenpopulatie in asiels een vechthond of
               hoogrisicohond is? Zo nee, hoeveel van deze honden zitten dan wel in asielen?
            
Antwoord 2
            
Een hond is pas een vechthond als hij specifiek voor hondengevechten is getraind.
               Een hond wordt niet als vechthond geboren. Een hond is pas een hoogrisicohond als
               hij kan worden gedefinieerd als een hond die een hoog risico vormt op het veroorzaken
               van een bijtincident in alledaagse situaties waarvan normaal niet verwacht wordt dat
               ze een probleem vormen. De oorzaak waardoor de hond een hoog risico vormt, wordt beïnvloed
               door een veelheid van factoren en dient per individuele hond te worden beoordeeld.
            
Op het moment dat een hond in een asiel terecht komt is niet bekend of het dier voor
               hondengevechten is getraind en daarmee een vechthond is geworden en/of een hond een
               hoogrisicohond is.
            
Vraag 3
            
Deelt u de mening dat als de oorspronkelijke eigenaar van een vecht- of hoogrisicohond
               deze naar een asiel brengt, dat ten minste een indicatie moet zijn dat die honden
               in potentie gevaarlijk zijn? Zo ja, worden de nieuwe eigenaren daar expliciet van
               op de hoogte gesteld? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
Nee. Zonder een gedegen onderzoek van een individuele hond is zonder duidelijke gedragsaanwijzingen
               niet op uiterlijk vast te stellen dat het gaat om een vecht- of hoog risicohond. De
               redenen waarom afstand wordt gedaan van een hond zijn zeer veelzijdig. Zo wordt afstand
               gedaan vanwege een allergie, het niet meer kunnen verzorgen van de hond, scheiding,
               andere baan, kinderen, vakantie of ongewenst gedrag van de hond, waaronder agressie.
            
In potentie kan daarnaast elke hond gevaarlijk zijn vanwege de veelheid aan dier-,
               eigenaar- en situationele gerelateerde factoren die hierbij een rol spelen. Dit maakt
               dat niet elk dier waarvan afstand wordt gedaan ook daadwerkelijk een hoog risico vormt
               en daarmee een hoog risicohond is. Dit is mede afhankelijk van de mentale toestand
               van het individuele dier. Het is dan ook noodzakelijk dat eerst door een deskundige
               de dier gerelateerde factoren moeten worden beoordeeld waarna het risico op gevaarlijk
               gedrag en het daarmee samenhangende risico op ernstig letsel objectief kan worden
               vastgesteld.
            
Ik heb geen inzicht bij hoeveel honden in een asiel aan de hand van een deskundige
               beoordeling een hoog risico op gevaarlijk gedrag en ernstig letsel is vastgesteld.
               Ik verwijs tevens naar mijn antwoorden op de vragen 4 en 5 van het lid Weverling.
            
Vraag 4, 5
            
Deelt u de mening dat het grote aantal vecht- en hoogrisicohonden in asielen een reden
               is om strengere regels aan het fokken, verhandelen en houden van dit soort honden
               te gaan stellen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
            
Deelt u de mening dat mensen geen vecht- of hoogrisicohonden meer zouden moeten houden,
               daar er genoeg hondenrassen zijn die veel minder gevaarlijk zijn? Zo ja, wanneer wordt
               het fokken van vecht- of hoogrisicohonden verboden? Zo nee, waarom niet en welke reden
               ziet u dan voor het fokken, verhandelen en houden van dergelijke honden?
            
Antwoord 4, 5
            
Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 3 en in mijn brief van 9 november 2018
               (Kamerstuk 28 286, nr. 1003) is ingevolge artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren het verboden te fokken
               met gezelschapsdieren op een wijze waarop het welzijn en de gezondheid van ouderdieren
               en nakomelingen wordt benadeeld. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gefokt wordt
               op een eigenschap als agressiviteit. Met een gevalideerde risicobeoordelingstest kunnen
               ouderdieren met gedragingen, waarvan het ongewenst is dat deze worden doorgegeven
               op objectieve gronden worden onderscheiden en uitgesloten van de fokkerij. Deze test
               is nu in ontwikkeling.
            
Ook heb ik eerder aangegeven daarbij te bekijken of dan aanvullend een castratie of
               sterilisatieplicht kan worden opgelegd. Daarnaast vindt onderzoek plaats naar de juiste
               wijze van socialisatie ter verdere verduidelijking van de artikelen 1.6 en 3.22 van
               het Besluit houders van dieren. Op basis van de resultaten zal ik bezien of aanvullende
               regelgeving noodzakelijk is. Het in ontwikkeling zijnde zelfstandig houdverbod is
               eveneens een voorbeeld van strengere regels aan het fokken, verhandelen en houden
               van honden.
            
Vraag 6, 7
            
Weten asielen als zij een hond opnemen of die hond een verleden met bijtincidenten
               kent? Zo ja, hoe weten zij dat? Zo nee, zouden zij dat dan niet moeten weten en hoe
               gaat dit bewerkstelligd worden?
            
Weten nieuwe eigenaren van een hond of die in het verleden mensen of andere dieren
               heeft gebeten? Zo ja, hoe komen zij dat te weten en hoe worden zij voorgelicht over
               de omgang met dergelijke honden? Zo nee, zouden zij dan niet op de hoogte moeten worden
               gebracht en hoe gaat u dit bewerkstelligen?
            
Antwoord 6, 7
            
Alleen indien een hond betrokken is geweest bij een bijtincident en als gevolg daarvan
               bij een opslaghouder of een asiel terecht is gekomen is dit bekend. In alle andere
               gevallen is dit niet bekend. Vanwege de vele oorzaken die ten grondslag kunnen liggen
               aan een bijtincident, zegt een bijtincident uit het verleden als zodanig niet veel.
               Het is veel meer van belang dat van een dier op dat moment een gedegen objectieve
               welzijnsassessment en risicobeoordeling kan worden uitgevoerd. Op dat moment wordt
               inzichtelijk wat het risico op gevaarlijk gedrag is en waardoor dit gedrag wordt beïnvloed.
               Het welzijnsassessment is beschikbaar en de risicobeoordelingstest is in ontwikkeling.
            
Verder verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 4 en 5 van het lid Weverling (VVD).
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.