Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Berg over onduidelijkheid rond de voorraad aan mondkapjes
Vragen van het lid Van den Berg (CDA) aan de Minister voor Medische Zorg over onduidelijkheid rond de voorraad aan mondkapjes (ingezonden 4 juni 2020).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 13 juli 2020).
Vraag 1 en 2
Kent u het onderzoek waaruit blijkt dat de helft van de mondkapjes die in verpleeghuizen
worden gebruikt ondeugdelijk zouden zijn?1, 2
Kunt u aan
geven of er volgens u wel of niet voldoende mondkapjes zijn voor zowel de intra- als
extramurale zorg, dus inclusief thuiszorg en mantelzorg? Klopt het dat er in principe
voldoende ingekocht is? Kunt u ook aangeven of mondkapjes in de praktijk door alle
zorgverleners voldoende worden gebruikt en worden toegepast? Kunt u dit nader onderbouwen?
Antwoord 1 en 2
Ja. Het betreft hier een onderzoek naar de kwaliteit van mondkapjes die door zorginstellingen
zelf zijn ingekocht. Op dit moment heeft LCH voldoende mondmaskers van goede kwaliteit
ingekocht om in de (huidige) vraag van de zorg te voorzien. Daarnaast legt het LCH
een voorraad aan om te kunnen voorzien in een eventuele tweede piek in de vraag. Zorginstellingen
en zorgprofessionals kunnen persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) aanvragen bij
het LCH. Het LCH regelt de distributie van de ingekochte middelen naar alle zorgsectoren,
bijvoorbeeld naar ziekenhuizen, verpleeghuizen, huisartsen en GGZ-instellingen. Het
bestellen van PBM voor zorgverleners van pgb-houders, mantelzorgers of vrijwilligers
in de palliatieve zorg gebeurt op recept, via de apotheek, en conform de richtlijn
persoonlijke beschermingsmiddelen voor mantelzorgers, PGB-gefinancierde zorgverleners
en vrijwilligers in palliatieve zorg.
Zorginstellingen zijn primair zelf verantwoordelijk voor het gepast gebruik van beschermingsmiddelen
conform de RIVM-richtlijnen. Indien een werknemer zonder, of met onvoldoende bescherming
zorg moet verlenen, kan hiervan melding worden gemaakt bij de IGJ.
Vraag 3
Hoe verhouden de berichten over onvoldoende mondkapjes voor de zorg zich tot het bericht
dat er eind deze maand (juni) voldoende voorraad is voor een tweede golf?3
Antwoord 3
De distributie van PBM én de aansluiting van bepaalde zorgsectoren op het LCH is in
de afgelopen periode verder verbeterd. Inmiddels zijn ruim 5.000 zorginstellingen
aangesloten op de bestelportals van het LCH. Daarnaast zijn de afgelopen weken, en
worden in de komende weken, grote partijen mondmaskers geleverd aan het LCH. Deze
producten worden getest door het RIVM op kwaliteit en er zijn inmiddels voldoende
partijen vrijgegeven zodat er voorraad is, om in de vraag vanuit de zorg te voorzien.
Daarnaast zie ik dat reguliere kanalen van zorginstellingen voor de aanschaf van PBM
weer op gang beginnen te komen.
Vraag 4
Op welke wijze wordt in dit licht de Kamerbreed aangenomen motie-Marijnissen c.s.
uitgevoerd, waarin de regering verzocht wordt om meer ruimte te geven aan de professionele
inschatting van zorgverleners?4
Antwoord 4
In de motie van het lid Marijnissen c.s. is gevraagd meer ruimte te geven aan de professionele
inschatting van zorgverleners bij het gebruiken van PBM. Deze wens was ook aanwezig
bij de zorgverleners in het veld en heeft er in overleg tussen RIVM en veldpartijen
toe geleid dat dit vanaf 1 mei expliciet is opgenomen in de uitgangspunten van het
RIVM voor het gebruik van PBM buiten het ziekenhuis, en op 6 mei jl. in de uitgangspunten
voor Wmo ondersteuning. Dit betekent dat zorgmedewerkers op basis van hun professionele inzichten en ervaring beredeneerd kunnen afwijken van de uitgangspunten als
de specifieke situatie daarom vraagt. Door V&VN en door de vakbonden zijn de algemene
uitgangspunten van het RIVM vertaald in een handreiking voor het gebruik in concrete
situaties in de dagelijkse praktijk om te beoordelen wanneer beredeneerd kan worden
afgeweken van de norm. Het LCH heeft aangegeven dat indien de geboden ruimte leidt
tot een toenemende en/of veranderende vraag naar PBM vanuit de zorgverleners, hieraan
kan worden voldaan.
Vraag 5
Hoe wordt geborgd dat ook mantelzorgers toegang hebben tot mondkapjes? Hoe zit dat
met werkenden in uitvaartondernemingen?
Antwoord 5
Voor de continuïteit van de zorg is het van cruciaal belang dat ook mantelzorgers,
wanneer dit nodig is, toegang hebben tot PBM. Hiervoor is de richtlijn «Beschermingsmiddelen
voor mantelzorgers, PGB gefinancierde zorgverleners, en vrijwilligers in palliatieve
zorg» opgesteld, die sinds 18 mei van kracht is. Daarin staat beschreven dat wanneer
een cliënt klachten heeft, diegene getest wordt door de huisarts of GGD. De huisarts
of de infectie arts van de GGD geeft een «recept» voor een «korte termijnpakket PBM»
voor de mantelzorger. Dit korte termijnpakket is ter overbrugging van de testperiode
en kan worden opgehaald bij de apotheek. Wanneer de uitslag positief is, meldt de
huisarts of GGD arts dat via het systeem aan de apotheek waarna een «lange termijnpakket»
wordt verstrekt. Vooralsnog worden deze PBM aan deze doelgroepen door VWS gefinancierd.
Over de beschikbaarheid van PBM voor werkenden in uitvaartondernemingen verwijs ik
u naar de beantwoording van schriftelijke Kamervragen aan de Minister van BZK d.d.
2 juni met kenmerk 2020Z06376.
Vraag 6
Klopt het dat een traject is gestart van enkele landen, waaronder Frankrijk, Spanje
en België, om minimum normen te stellen aan mondkapjes maar dat Nederland daar niet
bij is aangesloten? Wat is de reden dat we niet zijn aangesloten? Klopt het dat Nederland
daarmee het enige land in de Europese Unie is zonder minimum kwaliteitsnorm voor mondkapjes
voor burgers en dat Nederland daardoor het «laagste punt« is waar alles verkocht en
doorgevoerd mag worden?
Antwoord 6
Nee, dit klopt niet. Samen met 9 andere EU-landen heeft het (onafhankelijk) Koninklijk
Nederlands Normeringsinstituut (NEN) in de European Committee for Standardization
(CEN), een CEN workshop Agreement (CWA) opgesteld. Alleen normeringsinstituten van
landen die een normeringsdocument in enige vorm hadden, waren uitgenodigd om deel
te nemen aan de totstandkoming. Ook in andere landen is er alleen door niet-overheden
gewerkt aan het CWA document. De stelling dat Nederland het enige land is in de Europese
Unie dat geen kwaliteitsnorm voor mondkapjes voor burgers hanteert, herken ik niet.
Vraag 7
Hoeveel aanbiedingen van mondkapjes van Nederlandse bedrijven ontvangt het Landelijk
Consortium Hulpmiddelen (LCH) nu dagelijks dan wel van bedrijven die de stof kunnen
maken c.q. die mondkapjes kunnen maken als ze materiaal hebben? Binnen welke termijn
worden deze aanbiedingen momenteel afgehandeld? Is het opzetten van een keten waarbij
zowel de grondstof als de mondkapjes in Nederland worden geproduceerd niet veel betrouwbaarder
en goedkoper dan afhankelijk te blijven van landen in Azië?
Antwoord 7
Het LCH heeft de afgelopen maanden tientallen aanbiedingen ontvangen van bedrijven
en/of organisaties die de stof c.q. mondkapjes kunnen maken als ze materiaal hebben.
Met zes van deze bedrijven zijn tot op heden contracten afgesloten, mede om de afhankelijkheid
van landen in Azië te verminderen. Tevens worden gesprekken gevoerd met enkele bedrijven
rondom het produceren van grondstoffen voor mondkapjes in Nederland. De overige ontvangen
aanbiedingen zijn grotendeels afgehandeld, een aantal aanbiedingen zijn aangehouden.
Vraag 8
Wordt gekeken naar de mogelijkheden van een verdere opschaling van productie van mondkapjes
in Nederland en/of Europa? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zowel in Nederland als Europa wordt momenteel overleg gevoerd over de mogelijkheden
rondom de verdere opschaling van de productie van mondkapjes. Daarnaast is de productie
van FFP-2 mondmaskers in Nederland momenteel gaande. Drie fabrikanten zijn inmiddels
FFP2-mondmaskers aan het produceren of starten de productie van FFP2-mondmaskers op
zeer korte termijn op. Ik ben met alle drie de bedrijven in gesprek om de productie
gedurende 12 maanden verder op te schalen tot gemiddeld 2 mln. stuks per week. Met
drie andere fabrikanten zijn contracten gesloten voor onder meer de afname van chirurgische
mondmaskers. Hiervan verwacht ik dat er het komende jaar gemiddeld 3 mln. chirurgische
mondmaskers per week gemaakt worden.
Vraag 9
Klopt het dat de zogenaamde type I en II mondneusmaskers, die een betere bescherming
bieden tegen COVID-besmetting dan de «community masks», vooralsnog tot medisch mondmasker
zijn verklaard, terwijl deze niet worden ingekocht door het LCH dat voor de zorg inkoopt?
Zo ja, wat is daarvan de reden?
Antwoord 9
Chirurgische mondmaskers zijn onder te verdelen in verschillende typen: type I, type II
en type IIR. Alle chirurgische mondmaskers zijn een medisch hulpmiddel en moeten voldoen
aan de relevante Europese en nationale wet- en regelgeving.
LCH is ingericht voor de inkoop van aanvullende PBM, waar een hogere vraag naar is
als gevolg van de coronacrisis. Het LCH heeft voorraden van alle type mondmaskers
beschikbaar. De LCI-richtlijn van het RIVM schrijft specifiek het gebruik voor van
chirurgische mondmasker type IIR voor het verlenen van Covid-19 zorg, vanwege de spatbestendigheid.
Als gevolg daarvan heeft het LCH van specifiek het type IIR de hoogste voorraden beschikbaar.
Vraag 10
In hoeverre wordt gekeken naar het nut van het gebruik van gezichtsmaskers, waarover
onder andere het medisch wetenschappelijke tijdschrift The Lancet geschreven heeft?5
Antwoord 10
Nieuwe wetenschappelijke inzichten worden door het RIVM en OMT meegenomen bij hun
advisering. In het door u genoemde onderzoek wordt geconcludeerd dat overdracht van
virus lager is bij een afstand van meer dan 1 meter en lager wordt bij een grotere
afstand. Dit is een nadere onderbouwing van ons beleid, gericht op een afstand van
1,5 meter. Het onderzoek kijkt naar het gebruik van mondkapjes in zowel de zorg als
daarbuiten. De algemene conclusie daarbij is dat het gebruik van gezichtsmaskers overdracht
kan verlagen, evenals oogbescherming. Dit ondersteunt ons beleid van het gebruik van
medische mondkapjes en andere beschermingsmiddelen in de zorg en het gebruik van mondkapjes
buiten de zorg, daar waar de 1,5 meter moeilijk aangehouden kan worden.
Vraag 11
Kunt u uiteenzetten wat nu feitelijk het onderscheid is tussen medische en niet-medische
mondmaskers? Wat zijn de minimumeisen waaraan niet-medische mondkapjes moeten voldoen?
Antwoord 11
Medische mondmaskers, zowel van het type FFP als alle typen chirurgische mondmaskers,
zijn voorzien van een CE-markering. Voor FFP-maskers geldt dat de CE-markering is
aangebracht op het masker zelf, bij chirurgische mondmaskers is deze markering op
de doos terug te vinden. De CE-markering betekent dat het mondmasker voldoet aan de
relevante Europese en nationale wet- en regelgeving. In het geval van FFP-maskers
gaat het om specifieke wet- en regelgeving op het gebied van beschermingsmiddelen,
en bij chirurgische mondmaskers betreft het de wet- en regelgeving voor medische hulpmiddelen.
Niet-medische mondmaskers zijn niet voorzien van een CE-markering, en vallen onder
de Warenwet. Zij dienen te voldoen aan algemene productveiligheidsvereisten voor consumentenproducten.
Vraag 12
Vindt u dat het ook voor burgers die bijvoorbeeld mondkapjes voor gebruik in het openbaar
vervoer moeten kopen, duidelijk zou moeten zijn wat de kwaliteit daarvan is en welke
bescherming ze bieden?
Antwoord 12
Ik ben een voorstander van kwalitatief goede mondkapjes met een goed beschermingsniveau.
Ik vind echter dat het ontwikkelen van kwaliteits- en beschermingsnormen voor deze
producten in Europees verband zou moeten plaatsvinden, een traject dat nu in gang
is gezet. Ik zal de Europese discussie nauwgezet volgen en Nederland zal hierin participeren
zodra lidstaten hiertoe door de Europese Commissie worden uitgenodigd.
Vraag 13
Hoe wordt omgegaan met het weggooien van gebruikte mondkapjes in het OV? Worden daar
speciale bakken voor geplaatst? Kan er meer duidelijkheid komen over hoe gebruikte
mondkapjes op een veilige manier kunnen worden weggegooid?
Antwoord 13
Wegwerp mondkapjes zijn restafval en dienen daarom direct na gebruik in de grijze
prullenbakken te worden gegooid. Herbruikbare mondkapjes dienen na gebruik in een
afgesloten zakje te worden bewaard.
Vraag 14
Wie houdt toezicht op niet-medische mondmaskers en daarmee dus ook op productveiligheid?
Antwoord 14
Niet-medische mondmaskers vallen onder de Warenwet en dienen te voldoen aan algemene
productveiligheidsvereisten voor consumentenproducten. Het is de taak van de NVWA
om hier toezicht te houden.
Vraag 15
Waarom heeft Nederland geen testapparatuur in China, gezien er nu enkele miljoenen
mondkapjes zijn afgeschreven omdat ze niet voldoen voor de zorg? Waarom worden deze
mondkapjes bijvoorbeeld niet aan burgers uitgedeeld als zij net niet goed genoeg zijn
voor de zorg?
Antwoord 15
Er zijn op dit moment voldoende niet-medische mondkapjes beschikbaar zijn voor het
algemeen publiek via retailers. Op dit moment wordt onderzocht of en hoe de afgekeurde
maskers van het LCH veilig en verantwoord op andere wijze kunnen worden ingezet. Daarbij
is het van belang dat duidelijk is dat deze maskers ongeschikt zijn voor de zorg en
niet alsnog via een andere weg in de zorg terecht komen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.