Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 391 (R2144) Goedkeuring van het op 4 april 2014 te Montreal tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 2019, 140 en Trb. 2020, 3)
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 9 juli 2020
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de Vaste Commissie voor
Infrastructuur en Waterstaat inzake het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van
het op 4 april 2014 in Montreal tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag
inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen
(Trb. 2019, nr. 140 en Trb. 2020, nr. 3) (hierna: «het Protocol van Montreal» of «het Protocol»). Hierbij beantwoord ik mede
namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Justitie en Veiligheid
de door de leden van de vaste commissie gestelde vragen en verzoeken om toelichtingen.
Daarbij wordt zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden.
– De leden van de VVD-fractie vragen om een gerichte aanpak van vlieghufters waarbij
onder meer bij het niet opvolgen van aanwijzingen, het zich misdragen of het in gevaar
brengen van andere passagiers hard moet (kunnen) worden ingegrepen.
Met de leden van de VVD-fractie ben ik van mening dat daadkrachtig moet worden opgetreden
tegen misdragingen aan boord van luchtvaartuigen. Het onderhavige Protocol van Montreal
levert hieraan een belangrijke bijdrage.
Voor wat betreft Nederland, zijn naar huidig Nederlands recht veel misdragingen aan
boord van luchtvaartuigen reeds strafbaar op grond van het Wetboek van Strafrecht
en het Wetboek van Strafrecht BES. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het
bedreigen van of het plegen van geweld tegen bemanningsleden of medepassagiers. Naast
dergelijke strafbare feiten, levert ook het niet-voldoen aan door of namens de gezagvoerder
gegeven aanwijzingen een strafbaar feit op (artikel 96, vierde lid, Regeling Toezicht
Luchtvaart). Op grond van het voorgaande kan het openbaar ministerie dan ook strafrechtelijk
optreden tegen misdragingen aan boord van luchtvaartuigen.
Het Protocol van Montreal bevat zelf geen nieuwe strafbaarstellingen, maar biedt een
juridische grondslag die het maken van tussenlandingen voor luchtvaartuigen vergemakkelijkt,
om zo overlast gevende personen uit het luchtvaartuig te verwijderen en hen over te
dragen aan de bevoegde (strafrechtelijke) autoriteiten. Het Protocol van Montreal
creëert daarmee betere randvoorwaarden voor een effectieve aanpak van overlastgevers
en draagt daarmee bij aan het verbeteren van de veiligheid en de goede orde aan boord
van luchtvaartuigen wereldwijd.
– De leden van de D66-fractie willen weten op welke wijze de implementatie van het
verdrag na ratificatie van het verdrag op een internationaal en nationaal niveau zal
worden gestimuleerd.
In internationaal verband zal Nederland in de daarvoor aangewezen overlegstructuren,
van met name de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart (ICAO) en de European
Civil Aviation Conference (ECAC), het belang van ratificatie van dit Protocol blijven
benadrukken en onderstrepen. Nationaal zullen de desbetreffende instanties op de hoogte
worden gebracht van wijzigingen in de wetgeving, zodat zij deze kunnen betrekken in
hun beleid en procedures die zien op het optreden tegen orde verstorende passagiers.
– De leden van de D66-fractie vragen of en hoe na ratificatie van de wijzigingen wordt
toegewerkt naar een vereenvoudigd aangiftesysteem, zoals een elektronisch systeem,
voor vliegtuigpersoneel en op welke wijze zal worden toegewerkt naar het versimpelen
van de verdere aangifteprocedure.
In Nederland worden zaken gerelateerd aan orde verstorende passagiers besproken in
het overleg Platform unruly passengers (PUP). Dit betreft een periodiek overleg dat
georganiseerd wordt door de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen. Het overleg bestaat
uit deelnemers van de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen, Nederlandse luchthavens,
het Openbaar Ministerie, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de Koninklijke
Marechaussee en vakbonden. In dit overleg worden op dit moment de mogelijkheden van
een digitale aangifte verkend. Er worden pilots uitgevoerd waarbij cabine- en cockpitpersoneel
in de gelegenheid wordt gesteld om reeds tijdens de vlucht aangifte te doen via hun
iPad. Daarnaast worden in dit overleg ook andere opties besproken om tot een verdere
vereenvoudiging van de aangifteprocedure te komen voor orde verstorende passagiers.
– De leden van de D66-fractie willen verder weten of en hoe door de regering bij luchtvaartmaatschappijen
zal worden aangedrongen op voorlichting aan cabine- en cockpitpersoneel inzake de
wijzigingen in het Verdrag en de gevolgen daarvan, de correcte vorm van getuigenverklaringen
en de correcte wijze van aangifte doen.
Het onderwerp orde verstorende passagiers is een onderwerp dat integraal onderdeel
uitmaakt van de verplichte periodieke inflight securitytrainingen voor cabine- en
cockpitpersoneel zoals opgenomen in voorschriften van de European Union Aviation Safety
Agency (EASA) zoals opgenomen in AMC1.ORO.GEN.110 (a) Operator responsibilities1. Cabine- en cockpitpersoneel wordt onder andere door middel van deze trainingen geïnformeerd
over alle relevante nationale en internationale regelgeving, waaronder ook de bepalingen
ter uitvoering van het Protocol van Montreal. Ook wordt in deze trainingen aandacht
geschonken aan de wijze waarop een aangifte moet plaatsvinden. De Inspectie Leefomgeving
en Transport houdt toezicht op de inhoud van deze trainingen.
– De leden van de D66-fractie vragen of bij luchtvaartmaatschappijen en/of vliegvelden
zal worden aangedrongen op voorlichtingscampagnes voor passagiers, opdat ongewild
gedrag ook effectiever voorkomen kan worden. Deze leden vragen de regering bovendien
uiteen te zetten of zij andere preventiemaatregelen voorziet die kunnen bijdragen
aan een verbetering in de naleving van het Verdrag, en wanneer deze eventueel geïmplementeerd
zouden worden. Gezien het belang van ratificatie door zoveel mogelijk landen, vragen
deze leden de regering of zij in internationaal verband ook zal pleiten voor ratificatie
van het Verdrag en de bijkomende wijzigingen.
Het eerdere genoemde Platform unruly passengers (PUP) volgt de ontwikkelingen op dit
terrein actief. Concrete initiatieven voor de inzet van aanvullende preventieve maatregelen
die kunnen bijdragen aan het voorkomen van orde verstorende passagiers, zoals voor
het organiseren van voorlichtingscampagnes, zijn op de korte termijn niet voorzien.
Indien de actuele ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven, kunnen er door het PUP
passende en aanvullende preventieve maatregelen worden voorgesteld.
In internationaal verband zal Nederland in de daarvoor aangewezen gremia van met name
de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart (ICAO) en de European Civil
Aviation Conference (ECAC) het belang van ratificatie van het Protocol blijven benadrukken
en onderstrepen.
– De leden van de VVD-fractie informeren naar de haalbaarheid van richtsnoeren voor
gemeenschappelijk geformuleerde strafbare feiten en andere niet-toelaatbare gedragingen.
In 2019 zijn in ICAO-verband richtsnoeren voor gemeenschappelijk geformuleerde strafbare
feiten en andere niet-toelaatbare gedragingen opgesteld. Deze zijn neergelegd in ICAO
Doc 10117 «Manual on the legal aspects of unruly and disruptive passengers». Dit ICAO-document
betreft een actualisering van de eerder vastgestelde richtsnoeren in de ICAO Circular
288 (Guidance Material on the legal aspects of unruly/disruptive passengers). Mogelijke
verdere aanpassingen van deze richtsnoeren zullen eveneens in ICAO-verband plaatsvinden.
– De leden van de VVD-fractie vragen welke middelen extra ter beschikking moeten komen,
bijvoorbeeld in het strafrecht en/of het opstellen van een landelijke zwarte lijst
om personen die zich hebben misdragen aan boord permanent te kunnen weren in vliegtuigen
van alle maatschappijen ook als zij niet op de zwarte lijst van de specifieke maatschappij
staan.
De uitvoering van het Protocol van Montreal moet voor wat betreft Nederland in eerste
instantie plaatsvinden door in het voorgaande bedoelde voorzieningen en door voorgenomen
wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht BES, het Besluit internationale verplichtingen
extraterritoriale rechtsmacht en het Besluit toezicht luchtvaart BES.
Met betrekking tot het gebruik van zogeheten «zwarte lijsten» merk ik op dat deze
niet wettelijk zijn voorgeschreven. Hierdoor zijn de luchtvaartmaatschappijen zelf
primair verantwoordelijk voor het aanleggen van dergelijke lijsten. Het al dan niet
mogen delen van deze lijsten/informatie is in Nederland onderworpen aan wettelijke
voorwaarden in verband met de privacybescherming. Nederlandse luchtvaartmaatschappijen
onderzoeken nu op nationaal niveau of zij hun intern aangelegde zwarte lijsten van
orde verstorende passagiers onderling kunnen delen. De luchtvaartmaatschappijen moeten
daarvoor eerst een aanvraag indienen bij de Nederlandse Autoriteit Persoonsgegevens.
De aanvraag bij de Nederlandse Autoriteit Persoonsgegevens is een eerste noodzakelijke
stap alvorens internationaal actie kan worden ondernomen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat